De vorst, die tot op hoge leeftijd regeerde, stuurde de veelbelovende twintiger die later zijn biograaf zou worden, naar zijn eigen ‘paleisschool’, een hofacademie bestaande uit een groep intellectuelen uit heel West-Europa, die onderwijs voor een elite van ambtenaren en clerici verzorgde. De jongeman stootte snel door tot de kring van intimi rond de koning. Twintig jaar na diens dood beschreef hij de levensloop van zijn heer, vol lofprijzingen.
Zeven kinderen van de vorst stierven terwijl hun vader nog leefde. De elf andere nakomelingen was een langer leven beschoren. Vier zonen en drie dochters werden uit een van zijn vijf bijzitten geboren. Slechts één zoon uit een van de drie wettige huwelijken van de vorst was nog in leven toen de vader stierf; hij werd de troonopvolger. Maar zoals in die tijd gebruikelijk bekleedden ook de bastaardzonen binnen het rijk eervolle functies; zo werd een van hen aartsbisschop.
In het testament van de heerser werden, zoals dat hoorde, de bastaards opgenomen. De 21 steden van het rijk kregen twee delen van de erfenis, die bestond uit ‘al zijn roerende goederen en huisraad in de vorm van goud, zilver, edelstenen en koninklijke gewaden die in de schatkamer aangetroffen worden’, zoals in de oudste levensbeschrijving van de vorst geschreven staat.
Van het derde deel, waaraan nog vaatwerk, zadels, wapens, kleding en tapijten werden toegevoegd, ging een deel ‘naar zijn zonen en dochters en de zonen en dochters van zijn zonen’. En ‘een vierde deel’, aldus het testament, ‘moet verdeeld worden in de vorm van een pensioen, als aalmoes, onder de knechten en meiden die in het paleis werkzaam zijn’.
De vraag is: wie was de kinderrijke heerser?
a) Hendrik VIII
b) Karel de Grote
c) Lodewijk XIV
d) Willem van Oranje.
De oplossing uit het vorige nummer is: Marie-Antoine Carême (1784-1833), die eens 1200 gasten van Lodewijk XVIII verraste met een nieuw dessert: de charlotte russe. Brillat-Savarin (1755-1826) introduceerde aan het hof de petits soupers voor de koning waarbij – een noviteit ! – champagne werd geschonken. Escoffier (1847-1935) was tijdens de Frans-Duitse oorlog chef-kok in het hoofdkwartier van het Rijnleger in Metz. Vatel, ten slotte, werkte voor Le Grand Condé, neef van Lodewijk XIV, en stortte zich in 1671 op zijn zwaard toen er voor een diner te weinig vis leek te zijn geleverd.
Winnaar van de vorige prijsvraag is J.L. van den Broek uit Groningen. Weet u de oplossing van deze maand? Inzendingen graag voor 30 januari naar de redactie van Historisch Nieuwsblad, Postbus 256, 1110 AG Diemen, of redactiehn@vug.nl. Onder de juiste inzenders verloten wij Kaddisj voor Isaac Roet. Twee familiegeschiedenissen uit de twintigste eeuw door P.W. Klein.
Dit artikel is exclusief voor abonnees