In Essen, midden in het Roergebied, staat het Folkwang Museum, dat in 1932 door een van de oprichters van het beroemde New Yorkse Museum for Modern Art (MoMa) werd betiteld als ‘het mooiste museum ter wereld’. Kort daarna ging het helemaal mis – met Duitsland en met het museum.
Het Folkwang werd geopend in 1902. Bijzonder aan het in eerste instantie regionale museum was het moderne aankoopbeleid dat van grote ruimdenkendheid getuigde. Met name de Franse schilderkunst sloeg eind negentiende en begin twintigste eeuw met het impressionisme en het kubisme nieuwe wegen in, en het Folkwang kocht als geen ander werk van die modernisten. Ook werd al vroeg moderne Duitse kunst verworven, bijvoorbeeld van Paula Modersohn-Becker en van de expressionisten van kunstenaarsgroep Die Brücke.
Ter vergelijking: het MoMa zelf, gespecialiseerd in twintigste-eeuwse kunst, stamt uit 1929; het Nederlandse Kröller-Müllermuseum, waarin de eveneens zeer vooruitstrevende collectie van Hélène Kröller-Müller werd ondergebracht, opende zijn deuren in 1938. Het Folkwang bezat al voor de Eerste Wereldoorlog schilderijen van Cézanne, Van Gogh en Gauguin.
De interesse van de laatste voor niet-Europese culturen werd gedeeld door de directeur van het museum, wat erin resulteerde dat het museum ook een excellente verzameling niet-westerse gebruiksvoorwerpen opbouwde. Tijdens de Republiek van Weimar, tussen 1919 en 1933, bood het Folkwang contemporaine Duitse kunstenaars gelegenheid te exposeren. Oskar Schlemmer en Ernst Ludwig Kirchner werden uitgenodigd wandschilderingen te vervaardigen voor enkele zalen in het gebouw.
Dat werk moest na de machtsovername van Hitler voortijdig worden beëindigd. Al in 1927 had de reactionaire pers bezwaar gemaakt tegen de aankoop van een Manet: het was een schandaal zoveel geld te besteden aan buitenlandse kunst. Dergelijke bezwaren kregen na 1933 alle ruimte. In 1936 deed de nieuwe, door de nazi’s aangestelde directeur een schilderij van Kandinsky als ‘Fremdkörper’ van de hand naar de Verenigde Staten. In 1937 werden 1450 kunstwerken door het Propagandaministerie ‘ontaard’ verklaard of als ‘Kunst des Bolsjewismus’ bestempeld, in beslag genomen en verkocht of vernietigd.
Revenge is a dish best eaten cold.
Dit jaar werd een nieuwe vleugel van het Folkwang geopend – een ruim, licht, uit glas opgetrokken gebouw dat op zich al een feest is. Maar het allerfeestelijkst is de expositie die voor die gelegenheid werd samengesteld – natuurlijk onder de titel Das schönste Museum der Welt.
Gepoogd is uit particuliere collecties en musea van over de hele wereld alle werken op te sporen en tijdelijk terug te halen die door de nazi’s waren verwijderd, maar niet vernietigd. Dat bleken er gelukkig nog heel wat. Zodoende kunnen wij tot 25 juli in Essen genieten van veelal onbekend werk van onder meer Derain, Kokoschka, Marc, Matisse en Nolde.
Al dat moois wordt afgewisseld met zalen vol lakwerk, weefsels, glaswerk, mozaïek, keramiek, en houten figuren die in Oceanië werden gebruikt bij dodenceremonies. Wij weten uit de kunstgeschiedenis hoezeer de kennismaking met niet-westerse culturen eind negentiende eeuw de West-Europese kunst inspireerde en vernieuwde, maar het is verhelderend om zelf door deze opstelling te ondergaan hoezeer die ontmoeting de burgerlijk-benepen Europese blik moet hebben opengebroken.
Dankzij zorgvuldig historisch onderzoek is de expositie bovendien een vorm van Vergangenheitsbewältigung. In een vitrine zien we een brochure waarmee een veilinghuis in Luzern in 1938 werk uit het museum aanbood. Aan het eind van de tentoonstelling passeer je een wand waarop de namen staan van alle kunstenaars wier werk indertijd is verwijderd, onder wie Piet Mondriaan en Jacoba van Heemskerck.
Die lijst ontroert; de zorgvuldige, ruime en lichte presentatie van de indertijd verstoten kinderen stemt vrolijk. Onverwachter dan die ontroering en die vrolijkheid was dat ik mijzelf al kijkend betrapte op een onmiskenbaar gevoel van triomf. Die hangen er toch maar weer!
Dit artikel is exclusief voor abonnees