Home Jan Peter Balkenende werd gevormd aan de Vrije Universiteit

Jan Peter Balkenende werd gevormd aan de Vrije Universiteit

  • Gepubliceerd op: 10 oktober 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jan Dirk Snel

Hij genoot van een goed glas wijn, maar werd zelden echt dronken. In de universiteitspolitiek voerde hij actie voor het recht op warme maaltijden. Zijn scriptie ging over de protestantse zuil en de Nederlandse industrialisatie. De basis voor de denkbeelden van de huidige president werd gelegd tijdens zijn studie geschiedenis aan de Vrije Universiteit.

Mr.dr. Jan Peter Balkenende verzwijgt iets. De nieuwe Nederlandse minister-president is een gepromoveerd jurist. Als juristen promoveren, zetten ze hun doctorstitel gewoon achter hun juridische titel. Maar Balkenende zou nog een titeltje voor zijn naam mogen zetten: mr.dr.drs. J.P. Balkenende. Hij is immers ook nog doctorandus in de geschiedenis. Voordat hij in 1992 promoveerde, ging hij dan ook door het leven als mr.drs. J.P. Balkenende, maar sindsdien laat hij de herinnering aan zijn afgeronde geschiedenisstudie weg.
        Toen Jan Peter Balkenende (Kapelle-Biezelinge, 7 mei 1956) in 1974 het eindexamen athenaeum haalde aan het Christelijk Lyceum voor Zeeland te Goes, was het bijna vanzelfsprekend dat hij zou gaan studeren aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Hij kwam uit een gereformeerd, maatschappelijk actief ondernemersgezin. De VU werd weliswaar in rap tempo minder gereformeerd, maar gereformeerden stuurden hun zonen en dochters nog wel in groten getale naar de VU. Telde de universiteit rond 1960 nog maar zo’n drieduizend studenten, van wie meer dan tweederde gereformeerd was, in de jaren zeventig steeg het studentental snel boven de tienduizend, en daarvan was nog maar ongeveer een kwart van gereformeerden huize.
        
De VU had enkele jaren ervoor de nieuwe campus in Buitenveldert betrokken. Het vijftien verdiepingen tellende betonnen hoofdgebouw was sinds 1970 in gebruik. De eerste bezettingen, met een actieve rol voor ene Pim Fortuyn, waren op het moment dat Jan Peter – de doopnaam is overigens Jan Pieter – arriveerde, inmiddels achter de rug. Maar ook tijdens zijn studiejaren volgden nog talloze kleinere en grotere acties. Zo werd de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken in het laatste kabinet-Kok Dick Benschop, een geschiedenisstudent die twee jaar later aankwam, nog wel eens met een megafoon gesignaleerd. De rector magnificus in die jaren, de jurist professor I.A. Diepenhorst, maakte zich vooral zorgen om de wijze waarop leden van de CPN (Communistische Partij Nederland) zich manifesteerden.
 

Rooie Nelis

Jan Peter Balkenende ging geschiedenis studeren. Het waren vette jaren. Destijds waren er zo’n zeventig of tachtig eerstejaarsstudenten geschiedenis aan de VU. Onder zijn jaargenoten waren onder meer Maria Henneman, die later furore zou maken als journaliste, en Bob de Graaff, tegenwoordig historicus aan de Rijksuniversiteit Utrecht en bekend om zijn naspeuringen naar inlichtingendiensten. De helft van het kandidaatsprogramma had betrekking op de laatste honderd of tweehonderd jaar. Geschiedenis studeren betekende vooral bezig zijn met de achtergronden van actuele problematiek.
        
Het linkse actiewezen tierde welig op de subfaculteit geschiedenis. De studentenvereniging Merlijn had het politieke vakbondsconcept ontdekt en zette een polariserende stempel op de sfeer in de collegezalen rond de negende verdieping van het VU-hoofdgebouw.
        
Als je aan zijn medestudenten vraagt of ze nog herinneringen aan Balkenende hebben, levert dat niet veel op. Ja, de meesten herinneren zich hem nog wel. Ze moeten ook wel eens presentaties van hem op werkcolleges hebben bijgewoond, maar dat is het dan. Het was een brave Zeeuwse jongen, die kennelijk hard studeerde, maar verder niet van zich liet horen. Eén ding weten ze nog wel: Balkenende zag er toen net zo uit als nu. Of, zoals iemand het uitdrukte: bij de meeste mensen spreek je bij het ouder worden over continuïteit, maar bij Balkenende gaat het gewoon om identiteit.

Om meer over Jan Peter Balkenende te weten te komen, moet je in andere richting zoeken: onder zijn toenmalige vrienden in het studentenleven. Ook die melden trouwens unaniem dat de persoon die ze tegenwoordig op de televisie zien nog als twee druppels water lijkt op de student die ze kenden. Jan Peter Balkenende werd lid van het dispuut Pascal. Pascal was opgericht in 1946 als een dispuut dat niet alleen losstond van het Studentencorps van de VU, maar zich ook kritisch opstelde tegenover de daar heersende sfeer. Het was lange tijd onderdeel van de studentenvereniging Liber – die naam zegt genoeg. Maar het ging niet zo goed met Liber, en in 1976 sloot Pascal zich aan bij de voormalige vijand. Die was inmiddels trouwens ook van karakter veranderd. Het corps heette nu Institutio Amicitiae Nostrae, kortweg IAN. De naam was gekozen nadat het corps in 1970 was samengegaan met de Vereniging van Vrouwelijke Studenten aan de VU. De eerste preses na de fusie heette J.P.H. Donner – jawel: de huidige minister van Justititie.
        
Binnen Pascal vond Jan Peter Balkenende een omgeving waar hij zich thuis voelde. Elke dinsdagavond om een uur of elf troffen de leden van het dispuut elkaar in café Rooie Nelis aan de Laurierstraat in de Jordaan. De sfeer was ouderwets Jordanees. De pascalieten debatteerden graag geanimeerd met elkaar, maar het viel barvrouw Rooie Sien op dat ze meestal niet echt dronken werden. Om een uur of halfeen ging de tocht vaak naar LANX, de societeit van IAN, aan de Herengracht (384). Jan Peter Balkenende wist zich in het algemeen goed in de hand te houden, maar er is toch ook het ongeautoriseerde verhaal hoe hij op een avond ladderzat door zijn vrienden werd neergezet in de Leidsestraat met de punt van de paraplu in de tramrails en het advies kreeg die te volgen, zodat hij tenminste weer thuis zou komen.
 

Die jongen Blknnd

Eén keer per maand waren er de officiële bijeenkomsten. Daar leerden de studenten het echte vergaderen, het omgaan met agenda’s, wat een `prealabele’ vraag was en zo meer. Het bestuur verscheen net weer in pak. In zijn vierde jaar werd Jan Peter Balkende preses van Pascal. Aan zijn optreden bestaan alleen maar lovende herinneringen. Dat hij altijd zo vriendelijk en goedgemutst was, bijvoorbeeld; of dat hij als lid van de groencommissie feuten zo humaan en humoristisch behandelde dat ook zij plezier hadden in het spel.
        
Pascal bestond uit een mengeling van ongelovigen – inmiddels in de meerderheid – en christenen. De grondslag was van origine christelijk. Als iemand afgaf op `al die christelijke onzin’, ging Balkenende daartegen in. Jaap Lammers, nu werkzaam bij de Rabobank, destijds `dispuutszoon’ van Balkenende (hij spreekt hem soms nog aan met `vader’): `Bij zulke gelegenheden wist Jan Peter zijn gereformeerde afkomst tot mythische proporties op te blazen. Op een komisch-retorische wijze hanteerde hij dan de tale Kanaäns. Hij meende wat hij zei, maar tegelijk bracht hij zijn standpunten zo humoristisch dat het ook een spel was.’
        
In de Studentenalmanak van 1979-1980 werd `die jongen Blknnd’ beschreven als een geschikte opvolger voor `de oude, vertrouwde sociëtietsclowns’, maar, zo luidde de klacht, hij liet zich te weinig zien. De rubriek Varia omschreef `Jn Ptr Blknnd’ – `Ik heb een stem en wil gehoord worden’ – als iemand `wiens geluid een neus met een knijpertje voor de geest roept…’

In de universitaire politiek was de rol van Jan Peter Balkenende bescheidener. Hij werd lid van de VUSO, de VU Studentenorganisatie, de gematigde tegenhanger van de Progressieve Kiesvereniging (PKV), die nogal wat CPN-aanhangers onder zijn gelederen telde. De VUSO beperkte zich tot praktische universitaire aangelegenheden en stond welwillend tegenover de christelijke doelstelling van de VU. De PKV haalde bij verkiezingen voor de universiteitsraad meestal zo’n acht zetels; de VUSO schopte het niet verder dan de overige drie van de totaal elf studentenzetels.
        
Maar terwijl een generatiegenoot als Robin Linschoten algauw lid werd van de universiteitsraad, fungeerde Balkenendes naam eerder als ondersteuning op de stembiljetten. Hij werd lid en later voorzitter van de VUSO-beleidsraad, het orgaan dat de universiteitsraadsfractie adviseerde en ondersteunde. Hein Klemann, tegenwoordig historicus aan de Rijksuniversiteit Utrecht, maakte hem mee: `Jan Peter kon goed luisteren. Als zes mensen allemaal hun onderling verschillende mening hadden gegeven, wist hij vaak een standpunt te formuleren waarin allen zich vinden konden. En dan ging het niet om een compromis, om een gemiddelde van wat de anderen naar voren hadden gebracht, maar om een eigen originele kijk op het probleem.’
        
Toen op een gegeven moment de mensa van de VU moest worden verbouwd en er maandenlang geen warme maaltijden zouden worden geserveerd, voerde Balkenende daartegen actie met de leus `Niet bij brood alleen’ – behalve een bijbeltekst ook de titel van het CDA-verkiezingsprogramma uit 1977. Ook werd hij actief studentenlid van VU en Samenleving (VUSA), de organisatie die de presentatie van de VU in den lande, vooral in de vorm van lezingen, ter hand nam.
 

Systeemdenker

Hoewel Jan Peter Balkenende van gezelligheid hield, was hij volgens intimi `een echt studiebeest’. Zijn kamer op Uilenstede – zijn broer Roland woonde vlakbij – zag er ordelijk uit. Kennissen herinneren zich opvallende geometrische figuren. Met vrienden mocht hij ’s avonds laat graag praten over maatschappelijke en politieke problemen. Peter Rhebergen, tegenwoordig topambtenaar bij de gemeente Zwolle: `Jan Peter was absoluut een denker, een intellectueel. Hij had de gave van de analyse. Hij was een systeemdenker. En zo manifesteerde hij zich ook.’
        
Bij al dat bomen tot diep in de nacht schonk Jan Peter graag een goed glas wijn. Het was duidelijk dat hij zich prettig voelde bij de traditie waarin hij was opgegroeid: het christelijk-sociale en het christen-democratische denken hield hem destijds al bezig. Vrienden denken niet dat hij ’s zondags de deur van de kerk plat liep, maar hij bleef wel trouw aan de gereformeerde traditie. De band met zijn ouders was goed. Hij ging graag naar Zeeland. Diverse vrienden melden zijn ouders op Uilenstede gesignaleerd te hebben. Elke zomer ging hij met hen op vakantie.

In de doctoraalfase koos Balkenende economische en sociale geschiedenis als afstudeerrichting. In 1980 studeerde hij af bij professor Wiert Jan Wieringa (1912-1993), een man uit de oude VU-traditie. Balkenendes scriptie telde precies honderd bladzijden en was getiteld: Enige aspecten van de Nederlandse industrialisatie 1914-1955. De invloed van Taylor, Mayo en Fayol op het Nederlandse productieproces en Protestants-Christelijke reacties daarop.
        
Het eerste deel behandelt een drietal managementtheorieën en de wijzigingen die zich in de eerste helft van de twintigste eeuw voordeden in het Nederlandse productieproces. De aangehaalde literatuur maakt duidelijk dat Balkenende heel wat aandacht aan bijvakken economie besteed moet hebben. Maar het echte werk zat in het tweede deel, over de protestants-christelijke zuil in Nederland. De literatuurlijst bevat zo’n 125 titels. Hoewel niet geheel duidelijk wordt hoe hij zijn bronnen verzameld heeft, heeft Balkenende heel wat geschriften van economen, sociologen, filosofen, psychologen en theologen doorgespit.
        
Hoe dachten protestantse denkers over de plaats van de mens in het industriële productieproces? Antwoord: men was bezorgd. Werd de arbeider niet tot een verlengstuk van de machine, tot een speelbal van het management gemaakt? Maar alternatieven zag men eigenlijk ook niet. Hoe konden mensen nog vreugde in hun arbeid houden? Het Taylor-stelsel, waarbij alles in het teken van de efficiency werd gesteld, werd in het algemeen afgewezen. Na de Tweede Wereldoorlog gingen protestants-christelijke voorlieden overigens veel positiever denken over de industrialisatie, maar toen begon de automatisering een uitweg te bieden voor de meest geestdodende verrichtingen.
        
Balkenendes werkstuk is een systematische inventarisatie van de meningsvorming gedurende een halve eeuw. Aan alles merk je dat hij geen geschiedenis om de geschiedenis bedreef, maar een basis legde voor eigen denken. De vraag hoe de mens zich in zijn arbeid zo volledig mogelijk als mens kan ontplooien, was volgens hem ook in 1980 nog steeds actueel.
        
Dat de protestantse zuil ondertussen afstand had genomen van een starre, dogmatische manier van denken, kon hij waarderen, maar verder was hij geen voorstander van ontzuiling. Wel concludeerde hij dat de protestantse zuil nooit een eensgezinde visie ontwikkeld had. De christelijke werkgevers kwamen volgens Balkenende vaak niet verder dan meelopen met liberale visies. Zijn sympathie lag expliciet bij het Christelijk Nationaal Vakverbond, dat wel had geprobeerd eigen standpunten te ontwikkelen.

Kleine coup
Balkenende was ondertussen begonnen aan een tweede studie: rechten. Natuurlijk was de arbeidsmarkt voor historici destijds niet zo rooskleurig, maar volgens vrienden lag daarin toch niet de verklaring. Zij geloven ook niet dat Jan Peter Balkenende zich van de geschiedenis afwendde – nee, de studie had hem, de jongen van de Zeeuws eilanden, de ogen geopend voor wat er in de wereld gaande was. Zij zien vooral continuïteit. Peter Rhebergen: `Jan Peter had een eigen kijk op de maatschappij ontwikkeld en hij had duidelijk de behoefte gekregen om een actieve bijdrage te leveren. Hij wilde iets doen met wat hij geleerd had. De overstap naar rechten was een logische ontwikkeling.’ Twee jaar later studeerde Jan Peter Balkenende opnieuw af, nu met staats- en bestuursrecht als specialisatie. Ook tijdens zijn rechtenstudie richtte hij zijn aandacht nadrukkelijk op de achtergronden: rechtsfilosofie, rechtsgeschiedenis en internationaal recht, dat soort vakken.
        
Wie de ongeveer tweehonderd publicaties bekijkt die Balkenende sinds de jaren tachtig, vooral als medewerker van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA, produceerde, ziet daar eigenlijk geen historische verhandeling tussen staan. Toch beperkte hij zich er niet toe de actuele politiek op de voet te volgen. Veel verhandelingen gaan juist over de principiële achtergrondvragen van de politiek; daarnaast leverde hij ook meer technisch-juridische bijdragen. Wat gebleven is uit de geschiedenisscriptie, is de aandacht voor de menselijke verhoudingen in het economisch proces. Als Balkenende het over economie heeft, vallen er algauw woorden als `vertrouwen’ en `verantwoordelijkheid’.
        
In 1993, een jaar nadat hij gepromoveerd was op Overheidsregelgeving en maatschappelijke organisaties, werd Balkenende bijzonder hoogleraar `christelijk-sociaal denken over economie en maatschappij’ aan de faculteit economie van de VU. De basis voor zijn kennis had hij al gelegd tijdens zijn historische studie. De leerstoel werd mede ondersteund door het CNV. Voor een typische christen-democraat als Balkenende is politiek weliswaar belangrijk, maar ook bepaald niet alles. Essentieel is voor hem het onderscheid tussen staat en maatschappij. De staat moet de maatschappij vooral niet voor de voeten lopen. Mensen kunnen met elkaar heel veel zelf. Christelijk-sociaal denken is dan ook meer gericht op de samenleving dan op de politiek.

In 1982, het jaar van Balkenendes afstuderen, waren er juist gemeenteraadsverkiezingen. Jan Peter zette zijn zinnen op de gemeenteraad van Amstelveen. Rhebergen: `Jan Peter is iemand die zijn stappen heel bewust zet. Het was puur ratio. Zo van: als ik iets wil in de maatschappij, dan begin ik klein en dicht bij huis.’ Maar de drive was puur idealistisch, menen ooggetuigen. Balkenende was volgens hen geen carrièrejager; hij zou zich alleen inzetten voor instituties en organisaties waar hij zich bij thuis voelde.
        
Om zijn politieke betrokkenheid te kunnen uitleven, moest Balkenende wel een kleine coup regisseren. Op de beslissende vergadering waarop de kieslijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen werden vastgesteld, verschenen ineens heel wat studenten van Uilenstede, veelal leden van het dispuut Pascal. Het studentencomplex lag net binnen de rand van de gemeente. Sommigen, zoals hijzelf, vertelt de Utrechtse historicus Arend Jan Boekestijn, sinds jaar en dag partijloos, waren speciaal voor de gelegenheid en voor eventjes lid geworden van het CDA. Zij zetten hun vriend hoog op de lijst. Zo kon de politieke carrière beginnen, die twee decennia later uitmondde in het minister-presidentschap.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.