De aanslag van de wederdopers op het stadhuis van Amsterdam in 1535 maakte van Amsterdam een strikte en intolerante stad. Dit had tot gevolg dat Amsterdam zich als laatste Hollandse stad aansloot bij de Opstand. Dat stelt historicus Jan Burgers, die recent een bron over deze aanslag, Nieuwe Maren – Amsterdam 1534-1535, publiceeerde. De uitgave maakt deze bron over een belangrijke en merkwaardige periode in de Amsterdamse geschiedenis toegankelijk voor een breder publiek.
Wat wordt er precies beschreven in de Nieuwe Maren?
‘Deze bron beschrijft de gebeurtenissen in Amsterdam in de jaren 1534-1535. “Nieuwe Maren” betekent niets anders dan “nieuwe berichten”; het is een soort dagboek. Toen de auteur, Joost Buyck, begon met het schrijven van zijn notities begonnen de wederdopers zich te roeren door middel van hun rare en gewelddadige gedrag. De wederdopers verwachtten dat Christus zeer binnenkort weer op aarde zou komen en een nieuw Jeruzalem zou stichten, waardoor zij niet nadachten over de directe gevolgen van hun daden. Dit leidde in 1535 tot de bekende, mislukte aanslag op het stadhuis van Amsterdam. De wederdopers probeerden via een bezetting de macht in de stad over te nemen, waarbij een flink aantal doden viel.’
‘Na de aanslag van de wederdopers werd deze religieuze groep op gruwelijke wijze onderdrukt’
‘De mislukte aanslag had tot gevolg dat deze religieuze groep hierna gewelddadig en op gruwelijke manieren onderdrukt werd. Ook veranderde het in religieus opzicht het eerst tamelijk tolerante Amsterdamse bestuur in een intolerante en strikte stad. Het voornaamste gevolg hiervan is dat Amsterdam tijdens de Opstand de laatste Hollandse stad was die zich aansloot bij de opstandelingen.’
Wat is er zo bijzonder aan deze bron?
‘De bron is een bericht uit eerste hand van de periode voor de aanslag, de aanslag zelf en de periode erna. De schrijver ervan, Joost Buyck, was uiterst goed geïnformeerd omdat hij deel uitmaakte van het stadsbestuur. De bron is heel betrouwbaar omdat Buyck alles spontaan heeft opgeschreven en geen tijd heeft gehad om goed na te denken over wat hij wel of niet zou vermelden.’
‘Een nadeel van Nieuw Maren is echter dat sommige zaken op het moment zelf nog niet helemaal duidelijk waren, en dit weerspiegeld wordt in de bron.’
‘Het is opvallend dat er nog zoveel edities over zijn van Nieuwe Maren. De interesse in deze periode was dus groot’
U schrijft dat Nieuwe Maren in vijftien edities is overgeleverd. Als de aanslag zo belangrijk is geweest voor de ondergang van de wederdopersbeweging en de bron zo waardevol is, is het dan niet gek dat er meer exemplaren van over zijn?
‘Nee, er zijn juist relatief veel exemplaren van over. Dat is opvallend. Vijftien klinkt misschien als een klein aantal, maar de eerste elf komen allemaal uit de zestiende eeuw. Daarnaast zijn ze allemaal handgeschreven. Handgeschreven teksten gaan veel sneller verloren dan gedrukte bronnen. Ook kun je uit de verschillen tussen de versies opmaken dat er vroeger nog veel meer versies moeten zijn geweest, maar die zijn helaas verloren gegaan. Er was dus heel veel belangstelling voor.’
‘Nieuwe Maren is nooit in gedrukte vorm uitgegeven omdat dergelijke kleine teksten over het algemeen niet werden gedrukt. Toen de boekdrukkunst werd ontdekt is men niet direct gestopt met handgeschreven kopieën, men is hier juist nog heel lang mee door gegaan.’
De Nederlandse geschiedschrijver en humanist Lambertus Hortensius (ca. 1500-1574) heeft een paar decennia later ook een verslag geschreven over de aanslag, dat is gebaseerd op Nieuwe Maren. Toch is Hortenisus’ uitgave bekender geworden. Hoe kan dit?
‘Dit komt doordat Hortensius, in tegenstelling tot Nieuwe Maren, wel gedrukt is. Bovendien is er in de zeventiende eeuw een wijd verspreide Nederlandse vertaling van Hortensius’ Latijnse tekst verschenen. Hierdoor is dat de standaard bron geworden voor mensen die iets wilden leren over de wederdopers. De bron van Hortensius is eigenlijk een aangevulde versie van Nieuwe Maren: Hortensius geeft een heel volledig beeld van de acties van de wederdopers en de gevolgen hiervan.’
‘Tot voor kort zou niemand op het idee zijn gekomen om de aanslag van 1535 te vergelijken met hedendaags terrorisme, maar opeens dringen de parallellen zich op’
U bent mediëvist, maar deze bron gaat over de zestiende eeuw. Wat waren uw persoonlijke beweegredenen om een boek aan deze bron te wijden en hoe bent u met deze bron in aanraking gekomen?
‘Het is min of meer toevallig zo gelopen. In mijn studietijd ben ik ooit op het boek van Lambertus Hortensius gestuit, en daar heb ik toen ook onderzoek naar gedaan. Via Hortensius en de wederdopers kwam ik vanzelf bij Nieuwe Maren terecht. Maar de beste editie toentertijd was volstrekt ontoereikend, omdat ze anderhalve eeuw oud en heel slecht toegankelijk was. Toevallig gaven UvA-historicus Paul Knevel en ik een paar jaar geleden een werkgroep voor studenten Middeleeuwen en Vroegmoderne Geschiedenis waarin we Nieuwe Maren hebben gebruikt. Zo is het balletje gaan rollen.’
Ziet u parallellen tussen de aanslag die in Nieuwe Maren wordt beschreven en hedendaags terrorisme?
‘Tot voor kort zou niemand op het idee zijn gekomen, maar opeens dringen de parallellen zich op. We zien in beide gevallen mensen die een bepaald geloof aanhangen en op basis van een heel extremistische versie hiervan overgaan tot geweld met het doel om Gods rijk op aarde te stichten. De wederdopers en bijvoorbeeld Islamitische Staat lijken op dit vlak heel erg veel op elkaar.’
‘Toch zijn er ook verschillen. Een moderne terroristische aanslag is erop gericht angst en paniek te zaaien, en om de samenleving te destabiliseren. De wederdopers hadden dat doel niet, zij wilden enkel een maatschappij – ingericht volgens hun goddelijke wetten – tot stand te brengen. Een ander belangrijk verschil is dat huidig terroristisch geweld impliciet willekeurig is, terwijl de wederdopers een heel duidelijk doel hadden: het bezetten van het Amsterdamse stadhuis en zo de macht overnemen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees