Home Ja mijn beste, zo zijn politici

Ja mijn beste, zo zijn politici

  • Gepubliceerd op: 27 augustus 2008
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Hans Renders

‘Ja mijn beste, zo zijn politici’

Dries van Agt, geboren in 1931 in Geldrop, is nu 77 jaar, maar het boek Tour de force gaat over twaalf jaar van zijn leven, namelijk van 1971 tot 1983. Johan van Merriënboer, Peter Bootsma en Peter van Griensven maken daar ook geen geheim van. Hoe voorbeeldig ook, het werk heeft weinig met een biografie te maken. Dat het boek op de titelpagina zo wordt omschreven, lijkt me uitgeversspeculatie.

Dit is niets meer of minder dan een informatieve studie over het politieke bedrijf in de jaren zeventig, met in de hoofdrol de minister van Justitie en latere premier Van Agt. Met gebruikmaking van zijn persoonlijk archief en dankzij vele gesprekken met Van Agt zelf hebben Van Merriënboer c.s. kwesties als de voorgenomen sluiting van abortuskliniek Bloemenhove, de Drie van Breda, de val van Aantjes en natuurlijk de deconfiture van Den Uyl op indringende wijze beschreven.

Het leven voorafgaand aan Van Agts politieke carrière wordt door de auteurs snel verteld. Geboren als zoon van een fabrikant uit het Brabantse Geldrop, ging hij naar het gymnasium van de augustijnen. Hij voelde zich als ‘een bloem die zich toe buigt naar de zon’ in die katholieke omgeving – heel anders dan zijn klasgenoot Hans Gruijters uit Helmond, zijn latere collega-minister in het kabinet-Den Uyl, die te rationeel was ingesteld om zich de zegeningen van het wijwater te laten welgevallen.

Van Agt ging rechten studeren en werd ambtenaar. Al op 37-jarige leeftijd, in 1968, werd hij in Nijmegen hoogleraar. Drie jaar later deed de KVP een beroep op hem: Van Agt was de nieuwe minister van Justitie in het kabinet-Biesheuvel. Vanaf 1973 bekleedde hij diezelfde functie in het roemruchte kabinet-Den Uyl.

Over dat kabinet, en vooral over de onhandige wijze waarop Den Uyl vier jaar later – na een overwinning van de PvdA – de formatiebesprekingen voerde en niet tot een tweede termijn kwam, is veel geschreven. Over de rol van Van Agt in dit kabinet en zijn functioneren als minister-president van 1977 tot 1983 veel minder, en dat wordt in Tour de force ruimschoots goed gemaakt.

Meesterstrateeg
Aan de reputatie van Dries van Agt heeft altijd iets lacherigs gezeten. Hij domineerde dan wel twaalf jaar de Nederlandse politiek, evenzogoed was hij de gehaktbal die zich overal voor leende of een kabinetsformatiebespreking liet lopen omdat hij een dagje naar de Tour de France wilde. Hoewel alle teksten van dit boek vooraf aan Van Agt zijn voorgelegd, durven de auteurs ook kritisch te zijn.

Ze noemen de naïviteit van Van Agt, toen deze als kersverse minister van Justitie met een groepje journalisten sprak over zijn twijfel om de Drie van Breda nog in het gevang te houden. In een halfbesloten vriendschappelijke sfeer zei hij dat het voor hem ‘als ariër’ moeilijker was om deze oorlogsmisdadigers over de grens te zetten dan het voor zijn Joodse voorgangers Samkalden en Polak zou zijn geweest. Herrie in de tent natuurlijk. Maar was het wel zo’n beginnersfout van de minister, of moeten we uitgaan van een peilloos dedain voor de werking van de publieke opinie? En voorzag hij dat dit een uitstekende manier was om in één klap een bekend politicus te worden?

Op dezelfde wijze blijft het ook na lezing van dit boek en de vele interviews die Van Agt erover gegeven heeft voorlopig een mysterie of het gewoon geluk was dat er in 1977 een kabinet-Van Agt kwam, of dat hier een meesterstrateeg aan het werk is geweest. Aan Van Merriënboer c.s. zal het niet liggen. Zij hebben er alles aan gedaan om klaarheid in deze zaak te brengen en die poging is misschien ook wel boeiender dan een spijkerhard antwoord. Tour de force is dan wel geen volwaardige biografie, maar de auteurs komen dankzij biografisch onderzoek wel tot mooie politieke geschiedschrijving.

Een voorbeeld zijn de controverses tussen Den Uyl en Van Agt, zeg maar rustig twee kometen die lichtjaren van elkaar verwijderd lagen. Den Uyl, consciëntieus en zwaar op de hand, tegenover Van Agt, die het lange vergaderen tot diep in de nacht kotsbeu was: ‘De Schepper heeft de nacht voor iets anders bestemd dan om te vergaderen in het Catshuis.’ Bij de Molukse gijzelingsacties wilde Den Uyl ‘tot sint-juttemis’ wachten om de gijzelaars te bevrijden. Van Agt was wel geroerd door de tranen van de premier – vanwege het risico van dodelijke slachtoffers –, maar hij nam toch de verantwoordelijkheid om het leger een bevrijdingsactie te laten uitvoeren.

Afhankelijkheidsrelatie
Wat Tour de force ook interessant maakt, zijn de inkijkjes in de dagelijkse politiek. Dat Van Agt in Roemenië zat toen de affaire-Menten uitbrak, is niet zo opmerkelijk. Wel zijn toelichting op die reis dertig jaar later. Wat deed hij daar in Roemenië, vroegen de biografen hem. ‘Ik wilde ook weleens een reisje maken.’ Onder het mom van een mogelijke ‘juridisch-wetenschappelijke’ samenwerking met het regime liet de minister zich langs kloosters en musea rijden. Het parlement legde hem vervolgens het vuur na aan de schenen omdat in zijn afwezigheid en onder zijn verantwoordelijkheid de oorlogsmisdadiger Menten het land had kunnen ontvluchten.

De CDA-fractie wilde haar handen van Van Agt aftrekken, maar de kiezer vond hem geweldig. Van publiciteit had de politicus echt verstand. Bij een van de treinkapingen vloog Van Agt per helikopter naar het crisiscentrum in Assen. Het was twee dagen voor de verkiezingen. Een paar jaar geleden gaf Van Agt toe dat het reisje overbodig was, maar hem wel nuttig leek voor de bühne. ‘Ja, mijn beste, zo zijn politici.’

Zo cultiveerde Van Agt ook het beeld van zichzelf als de man die het rode gevaar had bedwongen. De rechtse media steunden hem hierin en de linkse journalisten nog meer, door zo negatief over hem te schrijven dat de ‘mensen in het land’ (Wiegel) met hem te doen kregen.
Het eerste kabinet-Van Agt maakte vier jaar vol. Het tweede, ‘een der grootste mislukkingen uit de parlementaire geschiedenis’, samen met PvdA en D66, kwakkelde van 1981 tot 1983, totdat het doek viel. De auteurs besteden nog wel wat aandacht aan Van Agts leven na die tijd, maar dat gebeurt op impressionistische wijze.

Laat ik vooropstellen dat ik deze studie met groot plezier heb gelezen. Dat Van Agt van alles gevraagd kon worden, lijkt me een voordeel, maar er ontstaat wel een afhankelijkheidsrelatie. Niet opzettelijk, daarvoor zijn Van Merriënboer c.s. te professioneel. Maar heeft de altijd sluwe Van Agt echt zijn hele archief opengesteld? Die vraag, zo blijkt uit de inleiding van Tour de force, heeft ook de auteurs beziggehouden. Het antwoord zullen we ooit lezen in Van Agts definitieve biografie.

Hans Renders is hoogleraar geschiedenis en theorie van de biografie aan het Biografie Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.