Home Is totalitarisme totale onzin?

Is totalitarisme totale onzin?

  • Gepubliceerd op: 17 oktober 2011
  • Laatste update 25 mei 2023
  • Auteur:
    R.J.M. Otten
  • 6 minuten leestijd

In de geschiedschrijving van en uit de twintigste eeuw heeft het begrip totalitarisme vaak centraal gestaan in combinatie met een analyse van het nazisme en het communisme. Achter dit begrip schuilen echter constateringen en vergelijkingen waardoor een analyse van het begrip een verfrissende uitwerking kan hebben. Wat is totalitarisme? Kan het nazisme met het communisme worden vergeleken aan de hand van dit begrip? Wat zijn hiervan de problemen?  Totalitarisme betekent “totale staatsoverheersing”, hierbij werd specifiek gekeken naar het nazisme en het communisme. Rond dit begrip zijn in de loop van de tijd diverse theorieën gebouwd. Een van de bekendste is die van Carl Friedrich. Zijn theorie over het totalitarisme bestaat uit zes delen: één partij, één ideologie, één leider, een monopolie op geweld, terreur en een gecentraliseerde economie. Niet iedereen ging akkoord met dit model. De historicus Karl Dietrich Bracher ontwikkelde een theorie die bestaat uit vier delen: totale aanspraak op heerschappij, leidersprincipe, een exclusieve ideologie en de verzonnen identiteit van machthebber en onderdaan. Deze exemplarische theorieën verhulden echter niet het feit dat het begrip totalitarisme moeilijkheden kent.  Ten eerste, in [i]The Nazi Dictatorship [/i]legt Ian Kershaw terecht uit dat vergelijkingen tussen het nazisme en het communisme “often highly superficial” zijn. Totalitarisme behandelde in zijn ogen alleen machtstechnieken, dit werkte generalisering en oppervlakkigheid in de hand. Treffend voorbeeld was dat het totalitarisme niet kan omgaan met veranderingen in het communistisch systeem. De breuk met het stalinisme zorgde voor een karakterverandering van de Sovjet-Unie terwijl het begrip de gehele periode van het communisme aldaar, 1917-1991, beslaat.  Daarnaast is een belangrijk nadeel dat het begrip niks zegt over sociaal-economische omstandigheden en politieke doelen. Het nazisme streefde naar een raciale welzijnsstaat. In zo’n staat stond het ras boven de staat waardoor het eigenlijk per definitie al geen totalitaire staat kon zijn. Immers, hoe konden de nazi’s totale staatsoverheersing behalen als de staat niet het hoogste doel was? In de leer van het communisme wordt er al helemaal geen waarde gehecht aan de staat, het streefde naar een klassenloze maatschappij waarbij uiteindelijk de staat zou afsterven. De realiteit in de Sovjet-Unie zorgde er echter voor dat de staat hard nodig was om het communisme in stand te houden.  Ten derde was totale staatsoverheersing door de staat onmogelijk. Althans, dat stelt John Lukacs in het boek [i]Hitler en de historic[/i]i. Volgens hem waren er, ook in Nazi-Duitsland, altijd groepen die onaangetast bleven. Frits Boterman geeft in zijn boek [i]Moderne geschiedenis van Duitsland [/i]de industriëlen als voorbeeld aan: “Op geen enkel ander gebied ging Hitler zo voorzichtig en soepel te werk als bij de industrie”. Volgens Lukacs lijkt het begrip totalitarisme alleen van toepassing als het de uitdrukkelijke bedoeling is van de tiran om totale controle over de inwoners van een staat uit te oefenen. Lukacs stelt dat Hitler dat niet wilde. Ter argumentatie geeft hij terecht aan dat Hitler wilde regeren met een actieve instemming van een meerderheid van de bevolking. De democratie werd weliswaar afgebroken in de jaren daarna, maar Hitler bleef zeer gevoelig voor de publieke opinie. Ook gaf Hitler aan in[i] Mein Kampf[/i]: “De staat is slechts een middel tot het doel. Zijn doel is gelegen in de handhaving en veredeling van een gemeenschap die (…) overeenkomst vertonen. Deze handhaving bedoelt in de eerste plaats de raszuiverheid te bewaren, en maakt daardoor de vrije ontwikkeling van alle, in dit ras aanwezige, krachten mogelijk.” De staat was niet het hoogste ideaal, wat ons opnieuw terugbrengt op de gedachte dat totale staatsoverheersing behalen onmogelijk was als de nazi’s hogere prioriteiten hadden.  In het artikel [i]Comparative history [/i]van Stefan Berger worden zowel voordelen als valkuilen van historische vergelijkingen op een rijtje gezet. Een van de grootste valkuilen ziet Berger in taal: “All qualitative analysis is based on texts and language; and language is a veritable minefield for comparative historians. Words that seem similar may carry different meanings in different languages.” Zowel Friedrich als Bracher geven in hun theorieën over totalitarisme een centrale plek aan de leider. Wat onder andere Friedrich en Bracher over het hoofd zagen was dat de betekenis en inhoud van ‘leider’ zijn verschilde tussen het nazisme en het communisme. De eerder genoemde historicus Ian Kershaw legt in het artikel [i]Hitler and the Uniqueness of Nazism [/i]uit dat Hitler een fundamenteel andere positie had in het nazisme dan Stalin en andere leiders in het communisme. Volgens Kershaw is Hitler het snijpunt in de ideologie van de nazi’s die de unieke politieke cultuur van Nazi-Duitsland van die tijd tot stand bracht. Daarnaast is Hitler niet alleen het organiserend steunpunt van de beweging, maar ook de enige bron voor de doctrine. Hij bracht dus het Leiderschap en het Idee samen. De Hitlercultus was onvervangbaar in de motor van de nazi’s. In het communisme zie ik Lenin als de ideologische bron, hij bracht zijn versie op het marxisme: het marxisme-leninisme. Dit zou volgens mij kunnen betekenen dat in vergelijking met de latere leiders van de Sovjet-Unie er geen enkele leider zo’n ideologisch steunpunt was als Lenin, ook Stalin niet. De Stalincultus was volgens Kershaw terecht een toevoeging aan de positie van Stalin zodat hij zichzelf kon presenteren als de erfgenaam van Lenin.  Kan het nazisme met het communisme worden vergeleken aan de hand van het begrip totalitarisme? Het begrip heeft beperkte waarde voor de geschiedschrijving over het nazisme en het communisme. Het richt zich alleen op machtstechnieken terwijl beide ideologieën zoveel meer waren dan dat. Daarnaast was totale staatsoverheersing onmogelijk, iets wat Hitler bovendien niet wilde. Volgens hem was raszuiverheid het hoogste ideaal dat via de staat kon worden bereikt. Ten slotte verschilde de positie van de leider in Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie. Hitler was een uniek snijpunt die het Leiderschap en het Idee samenbracht, iets wat de leiders in de Sovjet-Unie niet konden bereiken. Helemaal onzinnig is het totalitarisme niet, maar het heeft een zeer beperkte waarde in het beschrijven van onderdrukking en dehumanisering in het Derde Rijk en de Sovjet-Unie. Rick Otten Student Geschiedenis – Universiteit van Amsterdam Literatuurlijst: • Berger, Stefan, ‘Comparative history’ in: Berger, Stefan en Heiko Feldner ed., [i]Writing History: Theory and Practice [/i](London 2003) 161-180. • Boterman, Frits, [i]Moderne geschiedenis van Duitsland [/i](2e ed.; Amsterdam en Antwerpen 2005). • Boterman, Frits, Hoorcollege Modern Europa (Amsterdam; 23 september 2011). • Kershaw, Ian, [i]The Nazi Dictatorship: problems and perspectives of interpretation [/i](Londen 1985). • Kershaw, Ian, ‘Hitler and the Uniqueness of Nazism’ in: [i]Journal of Contemporary History[/i], vol 39 (Londen 2004) 239-254. • Lukacs, John,

[i]Hitler en de historici. De plaats van Adolf Hitler in de 20ste eeuw [/i]

(Amsterdam 2008).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.