Verkiezingstijd: politici rennen af en aan, de zeepkist wordt afgestoft, de rozen uitgedeeld. Terwijl de politieke kopstukken elkaar verdringen in televisiestudio’s verzetten duizenden vrijwilligers het echte werk. Maar niets is nieuw tijdens deze verkiezingen. Zelfs het potlood niet.
Hoewel de eerste stemmachines uit de negentiende eeuw stammen, maakt Nederland pas in 1966 kennis met het fenomeen. Tijdens de Provinciale Staten-verkiezingen probeert de gemeente Maasdriel als eerste de uit Amerika overgevlogen machines uit.
Onder het toeziend oog van Amerikaanse vertegenwoordigers leren de stemmers hoe het moet: hendel overhalen, gordijntje dicht, schuiven met latten en dan de druk op de knop. De proef mislukt faliekant. Meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen wordt ongeldig verklaard, vijf van de zes machines blijken defect te zijn.
Ook de nieuwste generaties stemmachines leggen het af tegen het potlood. In 2007 besluit Staatssecretaris Ank Bijleveld dat de stemcomputers niet te vertrouwen zijn en dat Nederland weer met potlood moet stemmen.
Dat stempotlood is geen gewoon potlood. De kern meet 4,5 millimeter, waardoor de punt niet snel breekt en minder geslepen hoeft te worden. De kleur rood voorkomt dat de uitslag gemakkelijk uitgegumd kan worden. Sinds 1922 zijn de rode potloden in gebruik. Het was namelijk een hels karwei voor de stemmentellers om tussen de meer dan tweehonderd minuscule vakjes op het stembiljet het ene zwart gemaakte vakje te vinden. Even is een paars potlood overwogen, maar de keuze viel op helder rood.
9 juni liggen de potloden klaar. Zuinige ambtenaren hebben oude stempotloden bewaard en slijpen er gewoon weer een nieuw puntje aan. Niets is nieuw bij deze verkiezingen.
Dit is de tekst bij het Beeldverhaal in nummer 5, 2010.
Dit artikel is exclusief voor abonnees