Home Hugo de Groot (1583-1645)

Hugo de Groot (1583-1645)

  • Gepubliceerd op: 8 oktober 2009
  • Laatste update 04 apr 2023
  • Auteur:
    Luc Panhuysen
  • 15 minuten leestijd
Hugo de Groot (1583-1645)

De gelovige en geleerde Hugo de Groot wilde de Republiek en de universele rechtvaardigheid dienen. Maar in conflict met Maurits moest hij zijn land verlaten, om er nooit meer terug te keren. Grotius’ werken over het internationaal recht waren echter baanbrekend en cruciaal.

Hugo de Groot was achttien toen zijn eerste tragedie, Adamus Exul, het licht zag. Het stuk ging over de verdrijving van Adam en Eva uit het paradijs. In den beginne had het mensenpaar alles wat zijn hart begeerde. Slechts één ding had de Heer hun ontzegd: blijf met jullie vingers van het fruit van die boom af, want dat is de boom van de kennis van goed en kwaad.

Paradise Lost

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dramatische actie had het toneelstuk nauwelijks. De hoofdpersonen staken ellenlange monologen af, waarin Adam, Eva en de Slang met opvallende kundigheid wetenswaardigheden uit de wetenschap, de theologie en de klassieken verweefden – uiteraard in rijm. De tragedie behoort tot een van de vele vergeten werken van Hugo de Groot. Later zou de blinde dichter John Milton zich erdoor laten inspireren en het beroemde Paradise Lost schrijven.

Adamus Exul is een matig toneelstuk, dat veel zegt over zijn auteur. Allereerst dat Hugo de Groot een zeer gelovig mens was – het onderwerp lag hem na aan het hart. Ten tweede laat het zien dat hij zo geleerd was dat hij de eerste mens vanzelfsprekend de conversatie meegaf van een omgevallen boekenkast. Maar het interessantst is de plaats van handeling: het paradijs. De Hof van Eden was voor Grotius een universeel vaderland, en naarmate hij ouder werd steeds meer een toevluchtsoord. Adam en hij waren idealisten. Beiden koesterden een idylle, een situatie waarin de mens veilig was en gelukkig kon zijn.

Maar Adam was het slachtoffer van God, het opperwezen waartegen niemand op kon en wiens wegen ondoorgrondelijk zijn. De mens wikt, wist ook Grotius, maar God beschikt. Grotius realiseerde zich echter ook dat veel leed in de wereld werd veroorzaakt door mensen. Zijn grootste verdienste is geweest dat hij inzag hoe het tranendal leefbaarder kon worden gemaakt door de ellende van menselijke makelij terug te dringen. Het geniale van het systeem dat hij bouwde was dat het zich onttrok aan religieuze waarheidsclaims. Zo leverde hij een cruciale bijdrage aan de ontwikkeling van het tegenwoordige internationale recht.

Wereldburger

Hugo’s jeugd had aanvankelijk wel iets van een paradijs: God en de mensen waren hem welgezind. Hij kwam in 1583 ter wereld in een goed nest; vader Jan de Groot was een belangrijke regent in Delft, die het tot burgemeester schopte. Bovendien telde zijn vriendenkring vele geleerden. Bovenal was de hele wereld blij met de kleine Hugo. Hij werd met liefdevolle verbazing omringd.

Geconcentreerd bladerde hij door dikke boeken, waarbij het niets uitmaakte of die in het Latijn waren of niet. Klassieke grootheden als Dante en Homerus, kerkvaders als Tertullianus en Augustinus, dichters als Horatius en Ovidius – hij schrokte alles naar binnen en sloeg het op in zijn onmetelijke geheugen. Binnen de kortste keren was hij in staat tot reproduceren.

Betoverd luisterden Hugo’s ouders, en spoedig ook hun vrienden, kennissen en iedereen die de verhalen niet geloofde, naar de achtjarige snotneus, die zonder haperen de moeilijkste hindernisbanen vol Latijnse hexameters en onmogelijke vervoegingen aflegde. Men kon hem ook gewoon vragen stellen – en het risico lopen dat men het antwoord niet begreep.

Voordat Hugo de baard in de keel had, was hij dus al een wereldburger in het verleden

Voordat Hugo de baard in de keel had, was hij dus al een wereldburger in het verleden. Van het oude Griekenland tot het heidense Rome, van het Noord-Afrika van Augustinus tot de scriptoria van de middeleeuwse Europese kloosters, hij was er thuis. Hugo was vijftien jaar oud toen hij ook wereldburger werd in het heden. Hij mocht mee met een diplomatieke reis naar Parijs, naar het hof van Hendrik IV. Daar werd hij geacht voor het vaderland te doen wat hij tot dan toe alleen nog maar voor zijn ouders had gedaan: schitteren.

Dus schitterde hij. ‘Ziedaar, het wonder van Holland!’ riep de koning bewonderend uit. Bij het afscheid kreeg Hugo een gouden medaille van Hendrik, met ’s konings beeltenis erop. Een gelukkiger jongen van vijftien was er niet te vinden. Hugo was inmiddels gewend aan aandacht, maar majesteitelijke aandacht was met niets te vergelijken. Eenmaal thuis liet hij (of zijn vader) een portret maken. Het is bijna aandoenlijk: de mond streng, een frons op het jongensvoorhoofd, in zijn linkerhand de medaille. Boven hem, in het Latijn, prijkt zijn lijfspreuk: Ruit Hora – de tijd vliegt.

Inmiddels was Hugo al vrijwel klaar met zijn studie, op elfjarige leeftijd begonnen aan de universiteit van Leiden. Hij had er belangrijke vriendschappen opgedaan, met de erudiete Daniel Heinsius bijvoorbeeld. Hij had zijn naam veranderd in Grotius. Hij was tevens begonnen met publiceren. De hooggeleerden van de academie verwelkomden elk geschrift met een respectvol applausje. Het was iedereen – niet in de laatste plaats hemzelf – inmiddels duidelijk dat Grotius een grootse toekomst tegemoet ging.

Vrije zee

Na zijn studie vestigde Grotius zich in Den Haag, als advocaat van het Hof van Holland. Dat was een normale baan voor een aankomend regent. Terwijl hij zich bekwaamde in de juridische finesses, wachtte hij tot zich een geschikte vacature aandiende. Maar hij vatte zijn bezigheden serieus op. Hij nam alleen die zaken aan waarmee hij de universele rechtvaardigheid een dienst bewees: ‘Ik wil een priester van het Recht zijn.’

In Den Haag ontmoette Grotius de mensen die bepalend zouden zijn voor de richting die zijn leven zou inslaan. Hij logeerde in het huis van de predikant Johannes Uitenbogaert. Wtenbogaert zou spoedig een vooraanstaande rol spelen in de religieuze spanningen die de Nederlandse Republiek in twee kampen zou splijten. Hij was vriend en vertrouwensman van Johan van Oldenbarnevelt, landsadvocaat van Holland en een van de hoofdrolspelers in dit conflict.

Hugo de Groot was vriend en vertrouwensman van Johan van Oldenbarnevelt

In 1607 had Oldenbarnevelt een baantje voor de getalenteerde advocaat. Grotius werd benoemd tot advocaat-fiscaal, een belangrijke financiële functie. Hij zag het vooral als een trede op de ladder naar boven. Terwijl de tijd in zijn voordeel werkte, schreef hij alsof zijn leven ervan afhing. Tussen de vele academische en poëtische exercities doken nu ook de eerste opdrachten op ten dienste van het vaderland.

Zo had de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) in de Straat van Malakka een gigantisch koopvaardijschip op de Portugezen veroverd, de kraak Catharina. Catharina had straatwaarde van 3 miljoen gulden. De Republiek was met Portugal in oorlog en Grotius moest de verovering van het schip voorzien van een legitieme basis. Dat was niet zo moeilijk.

Ambitieuzer was het om het Portugese recht op het handelsmonopolie onderuit te halen. Spanje en Portugal hadden in de verdragen van Tordesillas (1494) en Zaragoza (1529) nagenoeg de hele aardbol onder elkaar verdeeld. Er liep een min of meer rechte lijn over de wereldzeeën en Indonesië lag onbetwistbaar op de Portugese helft. Het was Grotius’ taak om de aanspraken van Lissabon te ondergraven en de net opgerichte VOC een juridisch breekijzer te verschaffen om zich de archipel binnen te wurmen.

Hugo de Groot schreef een gloedvol pleidooi voor de vrijheid van de zee

Hugo kweet zich met verve van zijn opdracht. Hij schreef een uitgebreid requisitoir, waarin hij de misdaden opsomde die de Portugezen tegen de Hollanders hadden begaan. Daarna vervolgde hij met een gloedvol pleidooi voor de vrijheid van de zee. Het staat vol prachtige zinnen en nobele gedachten, zoals deze: ‘De grootste dienst die de natuur ons bewijst is dat zij door de wind alle verstrooide volken op de aarde met elkaar verbindt.’ En: ‘De zee kan nimmer een artikel van koophandel, en derhalve ook geen artikel van eigendom zijn.’

Grotius werkte er zo’n twee jaar aan. Toen het eindelijk gereedkwam, was de politieke situatie inmiddels gewijzigd, waardoor publicatie moest worden uitgesteld. In 1609 publiceerde hij één hoofdstuk, dat apart werd uitgegeven als Mare liberum, ‘De vrije zee’. Het werd een beststeller.

De maatschappelijke loopbaan van Hugo nam een beslissende wending toen de broer van Oldenbarnevelt overleed: Grotius volgde hem op als pensionaris van Rotterdam. Pensionaris was een eervolle baan, feitelijk werd hij stadssecretaris. Hij had tevens bedongen als pensionaris te mogen deelnemen aan de vergaderingen van de Staten van Holland in Den Haag. Want Grotius voelde zich te betrokken bij en te waardevol voor de regering om zich te beperken tot de besognes van een havenstad.

Ook had er een andere bepalende gebeurtenis plaatsgevonden. In 1608 was hij in het huwelijk getreden met de Zeeuwse patriciërsdochter Maria van Reygersberch. Hij heeft op zijn tenen moeten lopen om deze kranige dame voor zich te interesseren. In een ondeugend gedicht bekende hij haar hoe tijdens hun ontmoetingen zijn steelse blik over haar boezem had gespeeld en hoe zijn verbeelding zich reeds over de welvingen van haar sneeuwwitte huid had gewaagd. Maria en hij zouden verschillende kinderen krijgen. In moeilijke tijden zou zij zijn grote steun en toeverlaat blijven.

Hansworst

Die moeilijke tijden begonnen met het sluiten van een voorlopige vrede met Spanje, het beruchte Twaalfjarige Bestand (1609-1621). Het bestand was op veel tegenstand gestuit, onder meer van Maurits, de prins van Oranje die zo succesvol was in de strijd tegen diezelfde Spanjaarden. Johan van Oldenbarnevelt had het bestand er desondanks doorheen gedrukt, voornamelijk vanwege financiële redenen. Nu de externe dreiging van de erfvijand wegviel, bleek hoe gering de samenhang van de Republiek was. Er liepen diepe tegenstellingen door de maatschappij, die scheuren trokken langs godsdienstige lijnen. Grotius mengde zich in de controverse, met rampzalig resultaat.

Er bestonden twee kampen. De volgelingen van een zekere Arminius meenden dat God tijdens het scheppen van de wereld de mens nog een zekere mate van vrije wil had meegegeven. De volgelingen van Gomarus wilden hier echter niets van weten: volgens hen had God alles van meet af aan voorbeschikt, van de verbanning van Adam en Eva uit het paradijs tot aan het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden toe.

Arminianen en gomaristen, later remonstranten en contraremonstranten genoemd, stonden onverzoenlijk tegenover elkaar. Grotius vertolkte in deze ruzie de opvatting van Oldenbarnevelt: alleen tolerantie kon dit conflict oplossen. In het geheim nam de pensionaris op verzoek van de remonstranten zijn ganzenveer ter hand. Een doorwrocht traktaat was het gevolg, met een dwingende oproep tot rekkelijkheid bij de contraremonstranten.

Grotius vertolkte in deze ruzie de opvatting van Van Oldenbarnevelt: alleen tolerantie kon dit conflict oplossen

Grotius wilde een bemiddelaarsrol spelen, maar zijn toon bleek te fel, zijn kritiek op de calvinistische puristen te pedant. Opnieuw had hij gesproken als ‘priester van het recht’. Alleen vond hij nu geen advocaten, maar predikanten tegenover zich. Hij werd uitgescholden en verketterd. Vanaf de kansel en in pamfletten werd hij neergezet als een arrogante goddeloze regent. In de jaren dat het conflict zich verdiepte, werden Grotius en Oldenbarnevelt door hun tegenstanders steeds meer gezien als twee koppen van hetzelfde monster. Het ‘Wonder van Holland’ kreeg van zijn vijanden een nieuwe artiestennaam, Latijns uiteraard: Nugo, vrij vertaald ‘Hansworst’.

In zijn geschriften was de geniale pensionaris van Rotterdam een meester over de werkelijkheid, maar in de politiek verloor hij zienderogen grond onder de voeten. Maurits ergerde zich al langer aan de veel oudere Oldenbarnevelt, die het altijd beter wist dan anderen, inclusief de prins van Oranje. Die afkeer verbreedde zich toen de landsadvocaat remonstrantse stadsbestuurders de mogelijkheid gaf om contraremonstranten desnoods gewapenderhand in het gareel te dwingen. Hoe tolerant was tolerantie, als die met gevelde pieken moest worden afgedwongen? Grotius bleef de visie van Oldenbarnevelt echter enthousiast ondersteunen.

Ernstiger dan het lot van de contraremonstranten vond Maurits dat de politiek van Oldenbarnevelt allerlei milities in het leven had geroepen – milities die werden gevuld met niet-reguliere soldaten, maar ook met door regenten ingeschakelde huurlingen. De landsadvocaat had een concurrerend leger naast dat van Maurits geschapen; burgeroorlog lag op de loer. Toen de prins besloot Oldenbarnevelt ten val te brengen, was daarmee ook het lot van Grotius bezegeld.

Weinig heldhaftig

Op 29 augustus 1618 werden de landsadvocaat, Grotius en vier andere regenten die de prins als tegenstanders zag in hechtenis genomen. Grotius kwam terecht in een klein hok boven de rolzaal, achter de Ridderzaal. De ramen waren dichtgespijkerd, het was donker en bedompt. Zijn maag was van streek, hij kon de slaap niet vatten. Week na week bleef hij in onzekerheid.

Hij schreef brieven aan de mensen van wie hij dacht dat ze over hem zouden vonnissen. Het waren geen heldhaftige brieven. ‘Mijn jaren lieten mij weinig ervarenheid toe,’ probeerde hij zich te verontschuldigen. Grotius liet Oldenbarnevelt vallen. Aan Maurits schreef hij dat de landsadvocaat hem opdrachten gaf ‘om mij alle hoop te ontnemen in uw gunst te geraken’.

Het maakte allemaal niets uit. Men liet Grotius rustig negen maanden op zijn vonnis wachten: levenslange gevangenschap. Vijf dagen voor dit vonnis werd geveld was Oldenbarnevelt op het Binnenhof onthoofd. Grotius werd naar Slot Loevestein gebracht, samen met de andere veroordeelden; één van hen had inmiddels zelfmoord gepleegd. Ondertussen had een kerkelijke synode in Dordrecht afgerekend met de remonstranten.

Men liet Grotius rustig negen maanden op zijn vonnis wachten: levenslange gevangenschap in Slot Loevestein

In zijn gevangenschap had Grotius gezelschap van zijn vrouw, een knecht en soms zijn kinderen. Hij mocht ook boeken laten overkomen, die in zware kisten de trap op werden gezeuld. Die boeken had hij nodig om te kunnen schrijven. In gevangenschap schreef hij onder andere een baanbrekend boek over het Nederlands recht – en nog veel meer.

Maar gevangenschap was niet Hugo’s roeping. Hij moest weg. Maria verzon de list. Om nieuwe boeken aan te voeren, moest eerst de kist worden gevuld met boeken die Grotius niet meer nodig had. In Maria’s plan werd de kist niet gevuld met boeken, maar met de geleerde zelf om Loevestein te verlaten. Zo ontsnapte hij, na een gevangenschap van nog geen twee jaar, op 22 maart 1621. Hij moest Nederland uit, hij was nu een vluchteling. Grotius Exul.

Hugo zou op termijn met zijn vrouw worden herenigd, maar zijn kinderen bleven in de Republiek en ontwikkelden zich naar zijn smaak tot toonbeelden van middelmatigheid. Hij verlangde terug naar de Republiek, het land waarvoor hij zich zo had ingezet en waarvoor hij zo graag nog veel meer wilde betekenen.

‘Ik ben zeer zwaarmoedig,’ schreef hij vanuit Parijs aan zijn vriend Vossius. Zijn gemoedsrust, toch al weergevoelig, zou nooit meer helemaal herstellen. Na Parijs zou hij naar Zweden gaan, naar het hof van koningin Christina. Hij zou blijven ijveren voor zijn rehabilitatie. Hij wilde terug. Maar dat zou niet meer gebeuren.

Natuurrecht

Wel zou de banneling (in 1625) nog zijn grote meesterwerk schrijven: De iure belli ac pacis, ‘Over het recht van oorlog en vrede’. In dit geschrift, geschreven in Frankrijk, keerde hij terug naar het tijdloze vaderland van de klassieken, het paradijs van de schokvaste waarheden. Het fundament van zijn systeem ontleende hij aan het aloude natuurrecht, alleen gaf hij het een veel sterkere geldigheid door zijn betoog te schragen met eeuwenoude en recentere wijsheden.

Grotius zag terecht dat Europa gevangen was in een geweldsspiraal, waarin de oorlogen en de slachtofferaantallen steeds groter werden. Dat wilde hij tegengaan. ‘Wie gezag aan wetten geeft gaat samen met God, wie gezag aan mensen geeft gaat met het beest.’

In zijn boek formuleerde hij een systeem van religieus-neutrale waarden, zodat mensen uit ieder geloof het konden toepassen. Het ging bovendien uit van duidelijke, individueel herkenbare waarden. Iedereen heeft het recht op leven. Iedereen heeft recht op middelen dat leven in stand te houden. Wie aanspraak wil maken op dergelijke rechten, moet die van anderen respecteren.

In zijn boek formuleerde hij een systeem van religieus-neutrale waarden, zodat mensen uit ieder geloof het konden toepassen

Een essentiële rol was weggelegd voor het recht op zelfverdediging, gewetensvrijheid en goede trouw (eerlijkheid). Het was een groot onrecht christenen met een afwijkende mening te vervolgen. De redenen voor vorsten en staten om oorlog te mogen voeren bracht Grotius terug tot vier: zelfverdediging, herstel van eigendom, voldoening van vorderingen en bestraffing van ernstige overtredingen tegen het natuurrecht.

Het boek werd door kenners direct herkend als baanbrekend. Maar in het oorlogvoerende Europa werd het spoedig naar de achtergrond gedrongen. Pas in de tweede helft van de zeventiende eeuw werd het weer relevant door de grootschalige vervolging van protestanten in Frankrijk.

Voor Grotius kwam de roem voor zijn meesterwerk te laat. Hij was in 1645, nadat hij tijdens een schipbreuk kou had gevat, in een vreemd bed in de stad Rostock overleden. Zijn graf bevindt zich in de Grote Kerk in Delft, vlak bij dat van de man die hem uit de Republiek had laten verbannen, prins Maurits.

Meer informatie

Boeken

Van Hugo de Groot is nog niet zo lang geleden een vuistdikke biografie verschenen: Hugo de Groot. Een leven in strijd om de vrede 1583-1645 (2007), door Henk Nellen. Wie Grotius’ verdiensten als filoloog, exegeet, jurist en theoloog op waarde wil schatten leze dit boek.

Voor dit artikel heb ik tevens dankbaar gebruikgemaakt van de Grotius Reader (1983), uitgegeven door het Interuniversitair Instituut voor Internationaal Recht T.M.C. Asser Instituut, met daarin onder andere een beknopte inleiding en een Engelse vertaling van stukken uit Mare liberum. Informatief en in ieder antiquariaat verkrijgbaar is het boek van A. Hallama: Hugo de Groot. Het Delftsch orakel (1946).

De enorme hoeveelheid werken van Grotius is grotendeels vergeten. Mare liberum is in het Engels te downloaden via de Online Library of Liberty (http://oll.libertyfund.org/). Van Ius belli ac pacis bestaat slechts een gedeeltelijke Nederlandse vertaling: Het recht van oorlog en vrede. Prolegomena & boek I (1993). Het boek dat Grotius in Loevestein schreef heeft verschillende moderne uitgaven, onder andere Inleiding tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid. Met aantekeningen van S. Fockema Andrae (1926).

Artikelen

Hugo de groot: intelligent maar onuitstaanbaar

Stille getuigen: Hugo de Groot

Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619)

Afbeelding: Hugo de Groot door Michiel van Mierevelt (1631)