Home Hoe Oldenbarnevelt bijna een burgeroorlog veroorzaakte

Hoe Oldenbarnevelt bijna een burgeroorlog veroorzaakte

  • Gepubliceerd op: 19 oktober 2018
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Jaap de Haan
Hoe Oldenbarnevelt bijna een burgeroorlog veroorzaakte

Tijdens de wapenstilstand met Spanje ontstond een hoogoplopend conflict in de gereformeerde kerk. Landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt probeerde de partijen met elkaar te verzoenen, maar dat maakte de situatie juist erger. De Republiek balanceerde op de rand van een burgeroorlog.

 

In januari 1610 greep de Alkmaarse schutterij de macht in de stad. De schutters bezetten het stadhuis en de stadspoorten, en molesteerden enkele magistraten. Aanleiding voor deze machtsgreep was de onvrede over de nauwe familiebetrekkingen binnen het nieuwe stadbestuur. De werkelijke reden was dat de schutters het ontslag van de populaire en rekkelijke predikant Adolf Venator door het calvinistische stadsbestuur wilden terugdraaien. De burgers werden gesteund door de Hollandse landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt en na acht weken kregen ze hun zin: Venator keerde terug op de kansel.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Zware taak

 

Het conflict in Alkmaar tussen de remonstrantse (rekkelijke) en de contraremonstrantse (precieze) gereformeerden is een voorbeeld van de hoog opgelopen politieke en religieuze spanningen in de Republiek tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) – de wapenstilstand met Spanje. Tijdens de oorlog tegen Spanje was er nauwelijks gesproken over de machtsverdeling tussen de gewesten en de Staten-Generaal, en ook de kerkelijke problemen waren naar de achtergrond verdwenen. Maar toen de gewapende strijd stillag, eisten deze kwesties ineens alle aandacht. Op Oldenbarnevelt rustte de zware taak een oplossing te vinden.

De aanleiding voor de zogeheten Bestandstwisten was een dispuut over de calvinistische uitverkiezingsleer aan de Leidse universiteit. De remonstrantse hoogleraar Jacobus Arminius meende dat iemand was uitverkoren door God vanwege zijn geloof, maar zijn contraremonstrantse collega Franciscus Gomarus bracht daartegen in dat iemand tot geloof kwam dankzij Gods uitverkiezing. De centrale kwestie was of de mens een vrije wil had, zoals Arminius stelde. Of dat God alles besliste, zoals Gomarus meende.

 

Heeft de mens een vrije wil?

 

 

Ruzies over het geloof konden in deze tijd gemakkelijk uitmonden in gewapende conflicten – dat gebeurde bijvoorbeeld in Engeland onder Hendrik VIII en Mary Tudor –, of escaleren tot burgeroorlogen, zoals in Frankrijk tussen de katholieken en de hugenoten. De Opstand in de Nederlanden tegen de katholieke Spanjaarden was in feite ook een burgeroorlog met een religieuze oorzaak.

Oldenbarnevelt zat natuurlijk niet te wachten op een gewelddadig conflict dat de broze eenheid binnen de Republiek teniet kon doen. Hij nam de ruzie op de Leidse universiteit daarom zeer serieus. Hij pakte de kwestie voortvarend aan en nog hetzelfde jaar liet hij Arminius en Gomarus met elkaar debatteren in de hoop dat het conflict binnen de universiteit zou blijven. Dat mislukte.

De verschillen van inzicht tussen beide hoogleraren waren inmiddels doorgedrongen tot de Hollandse kerkenraden, die zich afvroegen waar hun predikanten stonden: waren ze remonstrants of contraremonstrants? De meeste kerkgangers en kerkenraden hadden orthodoxe sympathieën en wilden vrijzinnige predikanten ontslaan.

‘Tirannie en afgoderij’

 

Toen de debatten geen oplossing brachten, besloot Oldenbarnevelt om het religieuze conflict uit de kerkelijke sfeer te halen en er een politieke kwestie van te maken. Voor hem was de oplossing van meet af aan een principiële zaak. ‘Het komt erop aan wie de hoogste macht heeft in religieuze zaken. Gods woord leert ons, en zo is het ook geregeld in republieken die de tirannie en de afgoderij van het pausdom verworpen hebben, dat deze bevoegdheid toekomt aan de Heren Staten en aan niemand anders.’

Binnen de Staten van Holland kon de landsadvocaat rekenen op de steun van een grote groep rekkelijke, remonstrantse steden, zoals Haarlem, Leiden en Rotterdam, die net als hij vonden dat het kerkelijke conflict door de Hollandse Staten opgelost moest worden en niet door de Staten-Generaal. Daarom blokkeerden zij ook een landelijke synode (kerkvergadering).

Maar er was in de Staten ook een minderheid van contraremonstrantse steden, zoals Amsterdam, Dordrecht en Enkhuizen, die wilde dat een nationale synode uitspraak deed over de twistpunten. Bovendien vonden deze steden dat de remonstranten met hun beroep op de vrije wil van de mens cryptokatholieken waren, en ze weigerden categorisch om tot een vergelijk te komen.

 

De tekst loopt door onder de afbeelding.

 

Aan de Leidse universiteit woedt een heftig theologisch debat over predestinatie. Gravure in J.J. Orlers, Beschrijvinge der Stadt Leyden, 1641.

Oldenbarnevelt liet zich door deze tegenstellingen niet van de wijs brengen. Zijn plan was om de Staten van Holland een resolutie over de twistpunten te laten aannemen, waarin beide partijen zich zouden kunnen vinden. Met dit plan steunde hij de remonstrantse steden, want die wilden ook dat er een door de overheid beschermde, brede kerk zou komen, die ruimte bood aan alle gereformeerden. Oldenbarnevelt dacht op deze manier snel tot een oplossing te komen, want als landsadvocaat kon hij de besluitvorming in de Staten beïnvloeden. Hoe groot de tegenstellingen in de Staten van Holland ook waren, vrijwel altijd lukte het de gewiekste Oldenbarnevelt de achttien steden achter een compromis te verenigen.

Als voorbereiding op een uitspraak van de Staten over de religieuze twisten vroeg hij in 1610 de arminianen, en een jaar later ook de gomaristen, om hun bezwaren tegen de leer van de tegenpartij op papier te zetten. Over deze documenten werd in de Staten gediscussieerd, maar dat leidde niet tot begrip voor elkaars standpunten. Sterker nog: beide groepen kwamen steeds onverzoenlijker tegenover elkaar te staan. Eigenlijk werd hier al zichtbaar waarom Oldenbarnevelt niet zou slagen het conflict op te lossen. Hij verwachtte dat de contraremonstrantse steden uiteindelijk zouden inzien dat de staat boven de kerk moest staan, maar zij bleven erbij dat de kerk zelf bepaalde hoe de leer eruit moest zien.

Engelse koning Jacobus helpt

 

Eind 1613 besefte Oldenbarnevelt dat zijn aanpak faalde. Er moest een andere oplossing komen. De Staten van Holland zouden volgens hem de beide partijen in de kerk moeten verplichten elkaar te tolereren. Voor dit plan riep hij de hulp in van de Engelse koning Jacobus I. De Engelse koning was het hoofd van de grootste protestantse staatskerk in Europa en zou, zo verwachtte Oldenbarnevelt, de contraremonstrantse steden over de streep kunnen trekken om voor de tolerantieresolutie te stemmen.

De opzet slaagde gedeeltelijk. De delegatie die Oldenbarnevelt naar Londen stuurde kwam terug met het verheugende nieuws dat Jacobus de plannen van de landsadvocaat steunde. Vervolgens zette Oldenbarnevelt rechtsgeleerde Hugo de Groot aan het werk om een resolutie uit te werken. Het voorstel werd begin 1614 aan de Staten voorgelegd, maar daar liep het stuk op verzet van Amsterdam, Enkhuizen, Edam en Purmerend.

 

In 1600 stuurt Oldenbarnevelt Maurits op een gevaarlijke militaire missie.

 

 

Hoewel de resolutie bij meerderheid werd aangenomen, lieten zij weten zich er niets van aan te trekken. De stemming onder de remonstrantse steden radicaliseerde nu ook en zij gebruikten de resolutie om de contraremonstranten in hun steden uit de kerk te zetten. Van vrede in de kerk kwam niets terecht. Tot overmaat van ramp voor Oldenbarnevelt zocht Maurits van Oranje steeds meer het gezelschap van de contraremonstranten.

De verhouding tussen Maurits en de twintig jaar oudere Oldenbarnevelt was jarenlang uitstekend. Na de dood van stadhouder Willem van Oranje in 1584 had Oldenbarnevelt zijn uiterste best gedaan om diens zoon Maurits als opvolger te laten benoemen. Tussen beide mannen was een succesvolle werkverdeling ontstaan, waarbij de landsadvocaat de politiek leider en de jonge stadhouder de militair aanvoerder van de Republiek werd. Eerst was Oldenbarnevelt de sterkere van de twee, maar na verloop van tijd kwam Maurits op gelijke voet met hem te staan. Oldenbarnevelt had hier geen oog voor.

De redenen voor de verslechterende verhouding zijn snel verteld: in 1600 stuurde Oldenbarnevelt de stadhouder tegen zijn zin op een gevaarlijke militaire missie in vijandig gebied om het Duinkerker kapersnest te vernietigen. De operatie leidde tot Maurits’ beroemde overwinning bij Nieuwpoort, maar de kiem voor het wantrouwen was gelegd. Die werd negen jaar later versterkt toen Oldenbarnevelt op eigen houtje een bestand sloot met Spanje. Ondertussen stookte Jacobus in de relatie door Maurits het lidmaatschap van de Orde van de Kousenband aan te bieden. Gesterkt door het lidmaatschap van deze prestigieuze, Engelse ridderorde stelde de stadhouder zich steeds onafhankelijker op van Oldenbarnevelt.

Diepe nederlaag

 

Toen de Bestandstwisten in januari 1617 ook Den Haag bereikten kwamen Oldenbarnevelt en Maurits recht tegenover elkaar te staan. Aanleiding waren de illegale kerkdiensten van de contraremonstranten in de hofstad die door de stadhouder oogluikend werden toegestaan. Een jaar eerder waren de contraremonstranten door de Staten van Holland uit de Haagse kerk gezet en dus was er reden genoeg om deze aantasting van het gezag van de Staten in bijzijn van de stadhouder te bespreken. Oldenbarnevelt vroeg Maurits met zijn soldaten in te grijpen, maar die weigerde tijdens een knallende ruzie botweg zijn medewerking.

Oldenbarnevelt leed tijdens de vergadering een diepe nederlaag, maar het is onduidelijk in hoeverre hij dat besefte. Door compromissen met de contraremonstranten probeerde hij tevergeefs de autoriteit van de Staten in stand te houden. Nadat Maurits openlijk partij had gekozen door de kerkdienst van de contraremonstranten in de Haagse Kloosterkerk te bezoeken, trokken zij zich niets meer aan van de afspraken. Ook de Amsterdammers roken nu bloed en wilden dat Oldenbarnevelt opstapte als landsadvocaat.

De felle kritiek van zijn tegenstanders ging Oldenbarnevelt niet in de koude kleren zitten. De 70-jarige landsadvocaat was vaak ziek. In de Statenvergadering liet hij zich enkele malen vervangen door de pensionaris van Dordrecht. Tijdens de verhitte debatten waar hij wel bij was bood Oldenbarnevelt meerdere keren zijn ontslag aan, maar dat werd steeds geweigerd, omdat de Staten hun bekwame bestuurder niet konden missen.

 

De tekst loopt door onder de afbeelding.

 

Satire op de berechting van Oldenbarnevelt. Geschilderd door Cornelis Saftleven, 1663.

Nog één keer probeerde hij het initiatief naar zich toe te trekken. Als Maurits weigerde om met zijn troepen het gezag van de Staten te handhaven, dan moesten de Staten dat zelf maar doen! Met een paar vertrouwelingen werkte hij een brisant plan uit, dat hij de volgende dag, 4 augustus, voor het zomerreces indiende.

Deze laatste Statenvergadering sleepte zich voort en de aanwezigen wilden maar al graag naar huis. Op het moment dat iedereen murw was bracht Oldenbarnevelt zijn plan ter tafel. De Hollandse steden mochten op kosten van de Staten van Holland waardgelders (soldaten) aannemen, zodat ze binnen hun muren naar eigen inzicht het kerkelijke conflict konden oplossen. Om te voorkomen dat Maurits de contraremonstranten zou beschermen, moesten alle Hollandse troepen in het Unieleger trouw zweren aan de stad waar ze in garnizoen lagen. Bovendien zou Holland een nationale synode boycotten.

De lethargische stemming was in één klap voorbij. De contraremonstrantse steden protesteerden hevig, maar Oldenbarnevelt wist zijn wil door te drukken. Het voorstel, dat bekend werd als de Scherpe Resolutie, werd door een grote meerderheid van remonstrantse steden aangenomen.

 

Maurits dreigt het commando over het leger te verliezen.

 

 

Iedereen begreep dat de Scherpe Resolutie een rechtstreekse aanval was op Maurits. Die maakte zich nog het minst druk over de waardgelders, maar hij kon het niet over zijn kant laten gaan dat hem het commando over het grootste deel van het Unieleger werd ontnomen. Met de waardgelders in de steden en de Hollandse troepen die hem niet langer gehoorzaamden was het gevaar van een burgeroorlog groter dan ooit. Maurits besloot in te grijpen. In de maanden die volgden werkte hij gestaag aan de val van de landsadvocaat. Eind augustus 1618 liet hij Oldenbarnevelt arresteren en na een lang proces werd zijn voormalige beschermheer begin mei 1619 op het Binnenhof onthoofd.

Jaap de Haan is leraar geschiedenis aan het Hervormd Lyceum Zuid in Amsterdam en doet daarnaast promotieonderzoek naar de positie van de raadpensionaris in de Gouden Eeuw aan de Universiteit Utrecht.

 

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2018