Van jongs af aan werd Karel V klaargestoomd voor een reusachtige kroon. Zijn leraren doordrenkten hem met intellectuele en religieuze idealen. Het resultaat: een man met een megalomane missie.
Hij was nog maar 55 jaar, en toch al hoogbejaard. Veertig jaar wereldheerschappij hadden hem gebroken. Alsof hij helemaal niets had ontleend aan zijn illustere positie – geen energie, geen bevrediging, geen zelfrespect. Karel V werd niet gedragen door zijn macht; hij ging eraan onderdoor.
Op 25 oktober 1555 hield hij in zijn Brusselse paleis een afscheidsrede. ‘Ik koesterde grote hoop – slechts weinig is vervuld, en slechts een beetje heb ik bereikt: en om welke prijs van moeheid! Uiteindelijk heeft dit alles me moe en ziek gemaakt.’ Hij werd ondersteund door een van zijn ridders van het Gulden Vlies, de jonge Willem van Oranje. Nu legde hij zijn functie van heer van de Nederlanden neer; al zijn andere hoogwaardigheden zouden nog volgen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Veertig jaar eerder, op 5 januari 1515, had hij op precies diezelfde plek gestaan. Een hooggestemde jongen van nog net geen vijftien, plechtig aantredend als heer van de Nederlanden: het eerste partje van een erfenis die ongekend groot zou zijn. Boordevol hoop was hij toen nog. En vol idealen. Daar was in de voorgaande jaren dan ook keihard aan gewerkt.
Dit is Karel op pakweg basisschoolleeftijd: een wat sloom jongetje, dat soms ineens behoorlijk driftig kon zijn. Zijn vader was dood, plotseling overleden in 1506. Zijn moeder Johanna was daarna waanzinnig geworden en opgesloten door haar schoonvader. Ze kwam nooit meer vrij.
Het klinkt als het begin van een slechte thriller, totdat je de bijbehorende namen invult. Karels vader was Filips de Schone, heer van de Nederlanden. Zijn moeder was de dochter van de Spaanse koning Ferdinand. En haar schoonvader, dat was Maximiliaan I van Oostenrijk, Rooms-Duits koning en keizer.
Karel erfde Spanje, Oostenrijk, Hongarije, Bohemen en de Nederlanden
Sinds het verlies van zijn ouders woonde Karel bij zijn tante Margareta in Mechelen. Op zich was het niet nieuw voor hem dat hij het zonder zijn vader en moeder moest doen. Hij was nog geen twee toen ze naar Spanje vertrokken, als erfgenamen van de Spaanse kroon; hijzelf bleef in de Nederlanden achter.
Wat wel nieuw was: Karel was ineens het belangrijkste jongetje van Europa. Hij was nu eerste erfgenaam van meerdere rijken. Dat van grootvader Maximiliaan: Oostenrijk, Hongarije en Bohemen. Dat van grootvader Ferdinand: Spanje inclusief de Amerikaanse koloniën en zuidelijk Italië. En dat van vader Filips: de Bourgondische Nederlanden. Zijn vaders bezit viel hem direct toe; de rest zou hij in handen krijgen na de dood van zijn beide grootvaders. En buiten al deze rechtstreekse erfstukken kon hij ook nog verwachten Maximiliaans opvolger te worden als Rooms-Duits koning en keizer.
Het maakte hem een bevoorrecht ventje, met een eigen hofhouding en zelfs een eigen dierentuintje: een koninklijke kinderboerderij met vier kamelen, wilde runderen, civetkatten, marmotten en een das. Maar het zorgde er ook voor dat hij het lievelingsproject werd van zijn grootvader Maximiliaan, die Europa als zijn hoogstpersoonlijke schaakbord zag.
Maximiliaan stelde zijn dochter Margareta van Oostenrijk aan als regentes van de Nederlanden én als opvoeder van de kleine erfgenaam. Wat dat laatste betreft mocht niets aan het toeval worden overgelaten. Karels kroon zou een waarlijk reusachtige zijn; hij werd heerser van een rijk waar de zon nooit onderging. Alles aan zijn opvoeding was erop gericht hem daarvoor klaar te stomen.
Beste haakbusschutter
Op Karels schoolbankje lag de lesstof hoog opgestapeld. Tante Margareta leerde hem de manieren en houding die van een Habsburger werden verwacht.
Carrièretheoloog Adriaan van Utrecht – de latere paus Adrianus VI – bouwde aan zijn religieuze en intellectuele ontwikkeling. En toppoliticus Willem van Croy gaf hem les in bestuurskunde en diplomatie.
Lichamelijke oefening was er ook. Paardrijles, omgang met wapens, jagen. Het was een favoriet vak van de jongen. Op zijn achtste kreeg hij de prijs voor de beste haakbusschutter van Mechelen, en op zijn twaalfde die voor de beste kruisboogschutter van Brussel. Grootvader Maximiliaan schreef aan Margareta dat hij blij was met Karels fysieke enthousiasme: het was het bewijs dat hij een echte Habsburger was.
Karels lesstof ademde het gedachtegoed van drie ideeënwerelden: het humanisme, het laatmiddeleeuwse ridderideaal en de Moderne Devotie. Het humanisme leerde hem over de Oudheid en de morele waarden die hij daaraan kon ontlenen. Karel hield er een levenslange bewondering voor Alexander de Grote aan over – misschien niet zo vreemd als je bedenkt dat die ook een enorm rijk onder zich had, en ook nooit het idee had dat dat ‘af’ was.
Bij het ridderideaal ging het om het hooghouden van de middeleeuwse hoofse deugden, inclusief de compromisloze verdediging van de christenheid. Een stokpaardje van Karels Bourgondische voorvaderen, de oprichters van de Orde van het Gulden Vlies. Karel raakte ermee besmet dankzij zijn leraar politicologie, Willem van Croy, wiens familie altijd nauwe banden met het Bourgondische hof had gehad.
Goede moed
De kroon op het werk was de Moderne Devotie, een spirituele vernieuwingsbeweging binnen de katholieke kerk die in de veertiende-eeuwse Nederlanden was ontstaan. Weg met al het uiterlijke vertoon van het geloof, was het devies. Het doel was een diepgewortelde innerlijke overtuiging die al het menselijke doen en laten doortrekt. Karels godsdienstleraar Adriaan van Utrecht was er een aanhanger van, en onder zijn leiding werd Karel een diep religieuze figuur.
Neem die drie ingrediënten: Alexander de Grote, kruisridderschap en een diep-persoonlijk beleefde religiositeit, overgiet daar jarenlang een koningszoon in de ontvankelijke leeftijd mee, en dit is het resultaat: een man met een megalomane missie.
Er is een kleurrijk beschilderde buste van Karel V, uit de tijd dat hij pas heer van de Nederlanden was. Zijn blik is strak gericht op iets wat wij niet meer kunnen zien. Europa als eenheid, geregeerd door één vorst en verenigd in het katholieke geloof: dat was wat deze jongen voor ogen had. Daar wilde hij zijn leven aan wijden. Toen hij in 1519 al zijn erfenissen had geïnd, en bovendien tot Rooms-Duits keizer was gekroond, ging hij vol goede moed van start.
In het oosten had Karel last van sultan Suleyman en in het westen van de Franse koning
Maar dan de werkelijkheid. Die trok zich niet veel van zijn wensen aan. In het westen lag Frankrijk dwars. Koning Frans I weigerde zich te laten inkapselen door zo’n machtige, hem aan alle kanten omsingelende buur. Karel moest voortdurend met hem strijden om de Europese hegemonie.
In het oosten waren de Turken van sultan Suleyman I de plaaggeesten. Met hun expansiedrang en onchristelijke geloofsovertuiging vormden ze een constante dreiging. In de de jaren veertig veroverde Suleyman I zelfs grote delen van Hongarije.
Karel V werd al met al een oorlogskeizer. En een oorlogskeizer heeft geld nodig – veel geld. Het goud en zilver uit de Zuid-Amerikaanse koloniën hielpen, maar niet genoeg. Zijn onderdanen kregen de ene oorlogsbelasting na de andere opgelegd, en nog was het niet voldoende. Aan het eind van zijn regeerperiode was Karel nagenoeg bankroet.
Maar er was nog iets veel ergers dan het failliet van zijn oorlogspolitiek. Wat veel dieper aan Karel vrat was de geloofsscheuring die zich binnen zijn eigen rijk voltrok. In de Nederlanden, maar ook – en dat was pas echt pijnlijk – in Duitsland, het Heilige Roomse Rijk. In grote delen daarvan legde het katholicisme het af tegen het protestantisme. En geen brandstapel die daartegen hielp.
De genadeklap kwam van Karels eigen broer Ferdinand, die als zijn adjunct in Duitsland zat. Achter Karels rug om sloot die op 25 september 1555 een pact met de protestantse keurvorsten: de Godsdienstvrede van Augsburg. Voortaan mochten de vorsten zelf bepalen welk geloof in hun gebied werd gepredikt. En daarmee was Karels hoop op een Verenigd Katholiek Europa definitief vervlogen.
Het gevolg was ook dat Karels rijk na zijn dood uiteen zou vallen in twee delen: dat van Karels broer Ferdinand, en dat van Karels zoon, Filips II.
‘Ik koesterde grote hoop – slechts weinig is vervuld, slechts een beetje heb ik bereikt.’ Het klinkt nederig, maar dat is het niet. Zelfs op het moment van zijn aftreden leek Karel V niet te beseffen dat de werkelijkheid iets was dat buiten hem en zijn idealen om bestond. Dat geen mens in zijn eentje de tijdgeest kan temmen.
Nadat hij al zijn functies had neergelegd, trok Karel zich terug in Spanje. Hij vestigde zich in een paleisje dat hij had laten bouwen naast een klooster in Yuste. En daar zat hij tot aan het einde van zijn dagen, fysiek en mentaal kapot, geplaagd door jicht en depressies. Hij stierf er op 21 september 1558, nog geen zestig en toch stokoud.
Afke van der Toolen is journalist.