Home Dossiers Religiegeschiedenis Hoe het monotheïsme de wereld veroverde

Hoe het monotheïsme de wereld veroverde

  • Gepubliceerd op: 13 juni 2018
  • Laatste update 04 jun 2021
  • Auteur:
    Inger Kuin
Hoe het monotheïsme de wereld veroverde
Jezus met zijn apostelen
Dossier Religiegeschiedenis Bekijk dossier

In de klassieke Oudheid aanbaden mensen vele goden tegelijk. En dat vond niemand een probleem. Zelfs christenen accepteerden aanvankelijk dat sommige gelovigen nog andere goden in hun leven hadden. Pas in de vierde eeuw keerde het tij.

 

Voor de Grieken en Romeinen waren er overal goden, op de Olympus en in hun talrijke tempels. Dankzij talloze beelden en beeltenissen waren de goden zichtbaar in het straatbeeld en in de huizen. Goden konden in dromen verschijnen, maar ook aan wakkere mensen, bij voorkeur ergens in de natuur. Tegelijkertijd werden rivieren, bomen, winden en de aarde zelf ook als goden vereerd. De onderwereld herbergde voornamelijk angstaanjagende goddelijke wezens, terwijl de bovenwereld bevolkt werd door meestal goedaardige grensfiguren als de nimfen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Maar als er zoveel goden en goddelijke wezens waren, hoe wisten mensen dan tot wie ze zich moesten richten? Want in elke sfeer waren ook nog eens meerdere goden actief. Ares en Athena bijvoorbeeld hadden met oorlog te maken, en Demeter en Aphrodite waren belangrijk voor de landbouw. Het soort activiteit van de god was waarschijnlijk belangrijker dan het werkterrein.

Zo ging Artemis over de jacht en over steun aan barende vrouwen, omdat ze zich bezighield met overgangen tussen beschaving en beestachtigheid. De geboorte is een gebeurtenis die mensen confronteert met hun dierlijkheid; in de jacht leggen ze hun beschaving op aan dieren.

Verder speelden bij de keuze voor een god waarschijnlijk ook persoonlijke en lokale voorkeuren een belangrijke rol. Het lijkt erop dat mensen in de Oudheid prima uit de voeten konden met hun ogenschijnlijke wirwar van goden. Al waren velen zich terdege bewust van de complexiteit van hun pantheon: auteurs als Xenophon, Cicero en Aristophanes leverden, soms met humor, al commentaar op het feit dat één god vele namen en functies kon hebben.

 

Kwestie van smaak: Bij de keuze voor een god spelen ook persoonlijke en lokale voorkeuren een rol

 

En hoe zat het met autoriteit in de bonte verzameling antieke goden? Het simpele antwoord is dat Zeus, vader en koning van de goden, uiteindelijk de baas was. Hij garandeerde dat mensen die een eed hadden gezworen deze ook nakwamen en was in deze rol een belangrijke toetssteen van rechtvaardigheid. Toch was het niet zo eenvoudig. Al in Homerus’ Ilias moest Zeus zijn zoon Sarpedon laten sterven, omdat het lot zo beschikt had. Bovendien bezat hij niet het monopolie op straf en recht. De godinnen Moira, Themis, Nemesis en de Horai hielden zich er eveneens mee bezig. En ook andere goden konden Zeus dwarszitten.

Er was dus niet één onomstreden arbiter van recht en deugd, van dood en leven in de Oudheid. Hoe de verschillende autoriteiten zich tot elkaar verhielden was onderwerp van reflectie en debat, maar dit leidde niet tot morele chaos of een ethisch vacuüm. Goed leven begon met een goede relatie tot de goden, en die kon je tot stand brengen door de juiste rituelen uit te voeren en door een voorbeeldige levenswijze. Er waren geen universele, van bovenaf opgelegde regels, maar de goden keken wel over je schouder mee, in de verwachting dat je juist zou handelen.

In de klassieke Oudheid was polytheïstisme zeker een millennium lang de norm en ook tegenwoordig hebben op veel plekken in de wereld mensen meer dan één god in hun leven. Zelfs de grote monotheïstische religies hebben polytheïstische trekjes, zoals de verering van lokale heiligen of Maria, of de Drie-eenheid van Vader, Zoon en Heilige Geest. Waarom wordt het polytheïsme dan toch vaak niet helemaal serieus genomen?

Tekst loop door onder de afbeelding

Een mogelijke verklaring ligt in de manier waarop we gewend zijn na te denken over de geschiedenis van religie in de wereld. Polytheïsme wordt gezien als voorganger van het monotheïsme. Vanuit het primitieve veelgodendom zou zich de meer volwassen verering van één, almachtige god hebben ontwikkeld. Met deze simplistische voorstelling van zaken is natuurlijk van alles mis. Maar zelfs als je weet dat de vork anders in de steel zit, blijft het moeilijk om los te komen van het idee dat polytheïsme inferieur is, op de een of andere manier geen ‘echte’ religie.

De hardnekkige hiërarchie tussen veelgodendom en monotheïsme in de westerse cultuur begon met het vroege christendom, dat opkwam als concurrent van het Grieks-Romeinse polytheïsme. Deze religie bepleit een unieke, exclusieve relatie met één god. Wie er meerdere goden op na houdt, gaat eigenlijk continu vreemd

Ook ons denken over moraliteit speelt een rol. Door God met een hoofdletter als ultieme regelgever op te vatten, wordt het bestaan van een geordend ethisch systeem afhankelijk van een monotheïstisch wereldbeeld. De veelvuldige en diverse goddelijkheid van het polytheïsme wordt impliciet gelijkgesteld aan morele chaos, veroorzaakt door een gebrek aan een eenduidige autoriteit.

Onder invloed van de overtuiging dat het monotheïsme zich uit het polytheïsme heeft ontwikkeld, werden voorheen in de antieke cultussen proto-monotheïstische kiemen aangewezen, van waaruit het christendom zou zijn opgebloeid. Maar dat doet geen recht aan de werkelijke situatie: gedurende vrijwel de gehele klassieke Oudheid bestonden het poly- en monotheïsme naast elkaar. En daar moeten we het henotheïsme, van het Griekse woord voor één (hen), nog bij optellen.

Henotheïsme zit tussen polytheïsme en monotheïsme in: mensen beschouwen één godheid als de belangrijkste en machtigste, maar sluiten het bestaan van andere goden niet uit. Dezelfde term kan ook het idee aanduiden dat één god of godin verschillende (of zelfs alle) andere godheden belichaamt. Zo kon Zeus of de zonnegod Helios een verschijningsvorm van de god Serapis zijn.

 

Heilige Drie-eenheid: Zelfs monotheïsten vereren soms verschillende goden

 

Hoe konden de drie -theïsmen zo lang naast elkaar bestaan? Om te beginnen vormde het Joodse monotheïsme geen bedreiging voor de traditionele polytheïstische Grieks-Romeinse religie. Die religie viel samen met de ethnos (het volk) en er was in principe geen sprake van bekeringen. Het henotheïsme was sowieso tolerant ten aanzien van het polytheïsme.

Bovendien waren de scheidslijnen niet zo duidelijk. De bijzondere cultus van ‘Zeus de hoogste’ bevond zich op het snijvlak van de drie -theïsmen. Vanaf de tweede eeuw voor Christus verschijnen er talrijke inscripties voor Zeus Hypsistos, Theos Hypsistos of Hypsistos die suggereren dat de aanbidders die de inscriptie hebben geplaatst hem als ‘enige’ god zien. Het fascinerende is dat deze inscripties moeilijk te onderscheiden zijn van inscripties geplaatst door Joden voor ook een Theos Hypsistos: in de Griekse vertaling van de Thora werd God, YHWH (Jahweh) in het Hebreeuws, geregeld met dezelfde benaming aangeduid.

Tekst loopt door onder de afbeelding

In twee inscripties uit de stad Milete (nu in Turkije) uit de tweede eeuw na Christus wordt ene Ulpius Karpos geprezen als priester en profeet van Theos Hypsistos. Maar er is een derde inscriptie gevonden uit dezelfde periode waarin dezelfde Karpos een offer wil brengen aan Serapis en daarvoor Apollo om raad vraagt.

Ook de zogeheten mysteriecultussen worden soms als voorlopers van het monotheïsme gezien. Ingewijden in deze exclusieve en geheime cultussen, voor onder anderen Orpheus, Dionysos, Demeter en later Mithras, voelden zich met één god speciaal verbonden. Maar veel ingewijden combineerden hun activiteiten binnen de mysteriecultus toch met rituelen voor andere goden. De keizers Augustus en Hadrianus waren bijvoorbeeld allebei ingewijden in de mysteriecultus voor Demeter in Eleusis, maar dit maakte hen niet minder actief in de cultussen van de stad Rome, de verering van Jupiter, Vesta, Venus en andere goden.

De verhouding tussen monotheïsme en polytheïsme veranderde pas met de opkomst van het christendom – en dan ook nog zeer geleidelijk. Aan het begin van de eerste eeuw van onze jaartelling reisde een charismatische Joodse man door Judea die kritiek had op de priesterelite in Jeruzalem en hun interpretatie van de Thora. Hij verwierf enige bekendheid en een groep trouwe volgers. Zijn boodschap van een ‘nieuw koninkrijk’ en een spirituele en politieke revolutie voor Israël sloot aan op de Messiasverwachting die leefde onder de mensen en maakte de autoriteiten onrustig. Toen Jezus in het jaar 30 naar Jeruzalem ging om Pesach te vieren werd hij ingerekend en gekruisigd.

Dat uit de dood van deze man een van de grootste wereldgodsdiensten zou voortkomen leek in de eerste decennia na zijn dood op z’n zachtst gezegd onwaarschijnlijk. Zijn volgelingen herdachten hem aanvankelijk met gemeenschappelijke maaltijden en bleven ook hun traditionele Joodse gebruiken trouw. In de tweede helft van de eerste eeuw kwamen zij in conflict met de apostel Paulus, die niet-Joden wilde toelaten tot de gemeenschap. Paulus zette door en stichtte meerdere kleine geloofsgemeenschappen, waaraan hij al rondreizend brieven over het geloof schreef.

Tekst loopt door onder de afbeelding

De christelijke gemeenschappen kwamen in de eerste twee eeuwen bijeen in woonhuizen. De vroegste kerk waarvan resten bewaard zijn gebleven stamt uit 240, in Dura-Europos (nu in Syrië). Eerdere materiële aanwijzingen zijn christelijke namen en symboliek op grafstenen, die op z’n vroegst uit de late tweede eeuw dateren, en christelijke wandschilderingen bij graven in de catacomben in Rome uit de eerste helft van de derde eeuw. Dit illustreert hoelang deze groepen kleinschalig bleven: de aantallen en middelen om meer tastbare objecten achter te laten ontbraken.

Vanaf de tweede helft van de derde eeuw na Christus begonnen de systematische, grootschalige vervolgingen van christenen onder keizer Decius. Dit lijkt een reactie te zijn geweest op het feit dat de christenen naarmate hun aantal groeide zich in toenemende mate organiseerden in formele structuren. Daarmee begonnen ze op een alternatieve maatschappij te lijken. Met name christelijke leiders werden aangepakt.

In het begin van de vierde eeuw gebeurde er iets bijzonders: keizer Constantijn kwam aan de macht door in een gevecht bij de Milvische brug, vlak buiten Rome, zijn tegenstrever Maxentius te verslaan dankzij – zo werd later verteld – de hulp van de christelijke god. Constantijn bekeerde zich. Het aantal volgelingen van wat nu de religie van de keizer was, nam in de decennia die volgden sterk toe. Aan het einde van de vierde eeuw was de grote meerderheid van de inwoners van het Romeinse Rijk christen.

 

Vervolging ‘heidenen’: Keizer Theodosius maakt het christendom tot staatsreligie

 

​Aanvankelijk leefden na Constantijn christenen en niet-christenen grotendeels in harmonie naast elkaar. Intellectuelen van beide kanten voerden intensieve debatten over de waarden van de respectievelijke religies en in alle lagen van de bevolking hadden christenen veel met elkaar te maken; gemengde families kwamen regelmatig voor. De tolerantie eindigde met de troonsbestijging van Theodosius in 379. Hij maakte het christendom tot staatsreligie, verbood dierenoffers en begon met het vervolgen van ‘heidenen’.

Ondanks de onderdrukkende maatregelen van Theodosius en zijn opvolgers hielden de traditionele culten niet plotseling op te bestaan. Er zijn aanwijzingen dat er tot en met de late zesde eeuw dierenoffers voor de traditionele goden plaatsvonden en sommige Mithras-cultussen bleven actief tot in de vijfde eeuw na Christus.

Waardoor het aantal christenen aan het einde van de derde eeuw significant begon toe te nemen zal wel een twistpunt blijven. Maar een simpele verklaring die de ‘triomf’ van het monotheïstische christendom toeschrijft aan vermeende tekortkomingen in het antieke polytheïsme gaat niet op. Politieke omstandigheden, in de vorm van de bekering van keizer Constantijn, speelden hiervoor een te belangrijke rol. Dat een kleine groep mensen zelfs toen hun gebruiken en tradities onder druk kwamen te staan de oude goden trouw bleef, illustreert bovendien de taaiheid van het Grieks-Romeinse polytheïsme. En in verschillende opzichten leven we nu, in de eenentwintigste eeuw, natuurlijk ook in een tijd van heel veel goden.

Inger Kuin is oudheidkundige en Senior Lecturer of Classics aan Dartmouth College in de VS.