Home Dossiers De VOC De VOC doodde duizenden Chinezen

De VOC doodde duizenden Chinezen

  • Gepubliceerd op: 20 september 2017
  • Laatste update 28 feb 2023
  • Auteur:
    Rob Hartmans
  • 9 minuten leestijd
De VOC doodde duizenden Chinezen
Cover van
Dossier De VOC Bekijk dossier

Op 9 oktober 1740 barstte in Batavia een golf van geweld los tegen de Chinese inwoners van de stad. Zeelieden van de VOC vermoordden binnen enkele dagen tussen de 5000 en 10.000 Chinezen. Ze werden nooit gestraft.

De Europese kooplieden die vanaf de zestiende eeuw de Indonesische archipel binnenzeilden waren niet de eerste ‘buitenlanders’ die er kwamen handeldrijven. Lang voor hun komst waren er al Chinezen actief. Na de stichting van Batavia in 1619 door Jan Pieterszoon Coen bleek dat veel Nederlanders zich er niet wilden vestigen. Daarom stimuleerde de gouverneur-generaal kooplieden en ambachtslieden uit geheel Zuidoost-Azië om naar Batavia te komen. Vooral de Chinezen waren zeer gewild. Volgens Coen waren ze ‘listig in de negotie’, zodat je met hen moest oppassen. Tegelijkertijd waren ze ook ‘schrander van geest’ en waren onder hen ‘kloeke bazen in allerlei ambachten’.

Meer lezen over de koloniale geschiedenis? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De Chinese kooplieden vestigden zich uiteraard in de stad, terwijl de Chinese landbouwers en vissers boerderijen en nederzettingen in de Ommelanden van Batavia bouwden. In andere Europese vestigingen in Azië liet de VOC de Chinezen gescheiden van de Europeanen wonen, maar in Batavia woonden de groepen bij elkaar, omdat er nu eenmaal te weinig Nederlanders waren en de Chinezen beschermd moesten worden tegen afgunstige Javanen. Bovendien kon de Compagnie zo controle uitoefenen op de handel van de Chinezen, die ook beschikten over handelsnetwerken waarmee de VOC geen bemoeienis had. 


In Indië houden de Chinezen vast aan hun eigen cultuur. Jan Brandes tekent in de achttiende eeuw hoe ze een offerdag vieren.

Immigratie

Hoewel de Chinezen in de meerderheid waren, beschikten ze in Batavia niet over politieke macht. Al in 1619 had Coen de handelaar Su Ming-kan aangewezen als ‘kapitein-Chinees’, de leider van de Chinese gemeenschap. Deze kreeg na een tijd medewerkers om zijn taak te verlichten; ook werden er Chinese wijkmeesters aangesteld. Hoewel veel Chinezen straatarm waren, moesten ze in beginsel ‘hoofdgeld’ betalen, waartoe soms complete razzia’s werden georganiseerd. Rond 1630 bestond ruim de helft van de inkomsten van de stad uit het hoofdgeld dat door de Chinezen was betaald 

Straatarme Chinezen moesten desondanks ‘hoofdgeld’ betalen

Rond het midden van de zeventiende eeuw woonden er duizenden Chinezen in Batavia en de Ommelanden. De immigratie kwam pas goed op gang na 1680, toen rond de stad op grote schaal suikerriet werd geteeld en de ene suikermolen na de andere werd gebouwd. Alleen al in de Ommelanden woonden in 1739 bijna 11.000 Chinezen. Inmiddels was de suikerindustrie in de problemen gekomen door de concurrentie in Bengalen, zodat veel Chinese arbeiders werkloos waren geraakt. Ze vormden bendes die de Ommelanden onveilig maakten.

Lang verdrongen

Kort na de gebeurtenissen in 1740 verschenen er allerlei pamfletten en een beschuldigend gedicht van Willem van Haren. Daarna zakte het bloedbad volledig weg uit het collectief geheugen. Pas aan het begin van de twintigste eeuw verschenen er enkele romans waarin de Chinezenmoord een rol speelde, zoals Donkere dagen (1909) van Johan Hendrik van Balen en Fa, de roman van een Chinese in het oude Batavia (1947) van Simon Franke. In 1938 promoveerde de historicus J.Th. Vermeulen op een dissertatie over dit onderwerp, en pas in 2023 verscheen de uitvoerige studie van Leonard Blussé, De Chinezenmoord.  Overigens is in Indonesië ook nooit veel aandacht besteed aan het bloedbad.

Om een opstand te voorkomen besloten de autoriteiten nieuwkomers onder de Chinezen weg te sturen, maar door de wijdverbreide corruptie onder het VOC-personeel kwam daar weinig van terecht. De havenmeester liet zich omkopen om de andere kant op te kijken wanneer er weer een jonk met Chinezen aanmeerde. Het lagere personeel dwong Chinezen met geweld en getreiter om steeds nieuwe ‘permissiebriefjes’ te kopen, hoewel dat eigenlijk eenmalig verstrekte verblijfsvergunningen waren. 

Deportatie

Hierdoor ontstond een explosieve situatie, waartegen de in 1737 benoemde gouverneur-generaal Adriaan Valckenier weinig ondernam. Dit leverde hem felle kritiek op van zijn neef, Gustaaf Willem baron van Imhoff, die binnen de Raad van Indië de oppositie aanvoerde.

In juli 1740 werd op voorstel van Imhoff een resolutie aangenomen die bepaalde dat alle ‘suspecte’ Chinezen die rondzwierven moesten worden opgepakt, ongeacht of ze een permissiebriefje hadden of niet. Wanneer vervolgens werd vastgesteld dat ze geen middelen van bestaan hadden, moesten ze naar Ceylon worden gedeporteerd. De VOC-dienaren die dit besluit moesten uitvoeren pakten echter lukraak Chinezen op, plunderden hun huizen en mishandelden vrouwen en kinderen. 

VOC-dienaren mishandelen vrouwen en kinderen

Uiteraard zette dit veel kwaad bloed. Onder de verontruste Chinezen deed al snel het gerucht de ronde dat degenen die verbannen werden helemaal niet naar Ceylon zouden worden gebracht, maar op volle zee overboord werden gesmeten. Veel Chinezen uit Batavia vluchtten naar de Ommelanden, waar ze zich aansloten bij hun rondzwervende landgenoten. De Chinese winkeliers die bleven hielden hun zaken dicht, zodat er minder levensmiddelen te koop waren, en de Chinese tuinders uit de Ommelanden kwamen niet meer naar Batavia met hun producten. 

Opstand

De situatie werd steeds dreigender, en de Raad van Indië sprak van een ‘opstand’ van Chinezen. Toch leek men zich niet al te veel zorgen te maken, aangezien het Chinese volk ‘het lafhartigste ter wereld’ zou zijn. De ‘opstandelingen’ durfden zich vast niet gewapenderhand tegen de almachtige VOC te keren. De gouverneur-generaal stelde een paar keer voor om krachtdadig in te grijpen, om te voorkomen dat de hongerige en rebelse Chinezen een daadwerkelijk gevaar gingen vormen.

Maar de oppositie binnen de Raad verhinderde dat telkens. Begin oktober werd zelfs besloten om de gewapende patrouilles overdag te staken, omdat die de onrust alleen zouden bevorderen. Hierna vielen Chinese bendes verschillende militaire posten in de Ommelanden aan, waarbij de plaatselijke detachementen werden uitgemoord. De Raad van Indië stelde een avondklok in, ontzegde Chinezen uit de Ommelanden de toegang tot Batavia en verbood de Chinezen in de stad hun vrouwen en kinderen weg te sturen. Er werden strafmaatregelen aangekondigd tegen degenen die Chinezen in de stad zouden aanvallen, maar op 9 oktober gebeurde dit toch. 

Wie stopt met moorden en plunderen krijgt 6 dukaten

In de dagen die volgden werden in Batavia vermoedelijk tussen de 5000 en 10.000 Chinezen afgeslacht, vooral door zeelieden van de VOC. Er werd zelfs artillerie ingezet, waardoor er op verschillende plekken branden uitbraken. Uiteraard werd er ook op grote schaal geplunderd, waarbij het moordende volk ook onderling slaags raakte. Op 11 oktober namen de autoriteiten maatregelen om ‘alle ambachtsgezellen, soldaten en matrozen op de welvoegelijkste en zachtste wijze’ naar hun posten te laten terugkeren: wie stopte met moorden en plunderen kreeg 6 dukaten, officieren kregen het dubbele. Veel effect sorteerde dit blijkbaar niet, aangezien het aanbod na een week herhaald werd, en een maand later nogmaals. 

Java

Terwijl Valckenier en de overige bestuurders ernaar streefden het bloedvergieten in de stad te beëindigen, wakkerden ze de strijd in de Ommelanden aan. Om de Javanen erbij te betrekken werd een premie van 2 dukaten uitgeloofd voor elk Chinees hoofd dat buiten Batavia was afgehouwen, terwijl inlandse troepen werden ingezet om de opstandelingen uit te roeien. Lokale vorsten werd gevraagd om strijders te leveren om de Chinezen te verslaan. Onder de Javanen bleek flink wat animo te bestaan om de verachte en gehate Chinezen aan te pakken, zeker wanneer dat behoorlijk wat geld opleverde.

Zeelieden van de VOC doden duizenden Chinezen.

Onder aanvoering van rebellenleider Khe Pandjang trokken veel Chinezen naar het oosten van Java, om daar nog lang de strijd voort te zetten. In Gresik liet de plaatselijke vorst alle Chinezen vermoorden, maar in Semarang leken de Javanen zich samen met de Chinezen tegen de VOC te keren – al werden uiteindelijk ook hier de Aziatische vreemdelingen afgeslacht. In en rond Batavia keerde de rust pas eind november weer.

Zelfs Chinese patiënten in het ziekenhuis worden vermoord

In Batavia waren zelfs de Chinese patiënten in het ziekenhuis en de Chinezen in de gevangenis vermoord. Na het bloedbad waren er in Batavia en onmiddellijke omgeving vermoedelijk nog slechts 3000 Chinezen over. Onmiddellijk begon het debat over wie nu eigenlijk schuldig was aan dit drama. De meeste pamfletten die kort na het gebeuren verschenen leggen de schuld volledig bij de Chinezen en spreken over het ‘vervloekt en schelms verraad’ van het ‘Chinees gebroedsel’. 

Kritiek

Alleen de Friese edelman Willem van Haren, die vaker kritiek had op het koloniaal bewind, uitte twee jaar later zijn verontwaardiging in het gedicht ‘Op den moord gepleegd aan de Sineezen te Batavia, den 9en oktober, anno 1740’. Hierin vraagt hij zich af wie dit ‘treurtoneel’ hebben aangericht, om dan meteen het antwoord te geven: ‘’t Zijn Kristenen! Het zijn, o Hemel, Batavieren,/ Veel doller dan ten strijd en wraak gehitste stieren!’

Nogmaals het slachtoffer

Doordat de Chinezen in Indonesië hun eigen cultuur hebben behouden en vaak tot de middenstand behoren, wekken ze dikwijls afgunst en weerzin op bij de rest van de bevolking. In mei 1998 kwam het als gevolg van economische problemen en voedselschaarste tot een gewelddadige uitbarsting waarbij Chinese winkels en bedrijven werden geplunderd, vrouwen werden verkracht en honderden doden vielen. Er zijn aanwijzingen dat de plunderaars en relschoppers werden opgehitst door militairen, en uiteindelijk leidden de bloedige gebeurtenissen tot de val van president Haji Muhammad Soeharto, die sinds 1967 aan de macht was.

Plastisch beschrijft hij de gruwelijke moordpartijen en hoe een onschuldige Chinees voelt  ‘hoe ’t staal zijn hart en nieren kerven’. Ook schildert hij hoe een klein kind bij zijn been wordt gegrepen en in het vuur wordt geworpen, om vervolgens met zijn hoofdje tegen de muur te worden geslagen, zodat ‘brein en bloed den beul in ’t aangezicht besmetten’. Hoe durven dergelijke lieden zich nog christen te noemen? 

Consequenties

Ondertussen was in regeringskringen in Batavia en Den Haag de vraag gesteld wie nu verantwoordelijk was voor de uit de hand gelopen problemen met de Chinezen. Gouverneur-generaal Valckenier wees beschuldigend naar zijn critici binnen de Raad van Indië, die herhaaldelijk hadden verhinderd dat hij maatregelen nam. Hij was vooral gebeten op Imhoff, die hij dwong naar Nederland te vertrekken. Dat bleek geen slimme zet, want eenmaal terug in het vaderland wist Imhoff het VOC-bestuur, de Heren XVII, ervan te overtuigen dat het juist Valckenier was die er zo’n puinhoop van had gemaakt. Hierop besloot het VOC-bestuur Valckenier van zijn functie te ontheffen en Imhoff te benoemen tot zijn opvolger. 

De deksel ging op de doofpot en is er nooit echt af gehaald

Terwijl de nieuwe gouverneur-generaal onderweg was naar Batavia, besloot Valckenier naar Nederland terug te keren om zijn zaak te bepleiten bij de Heren XVII. In Kaapstad liepen de beide heren elkaar tegen het lijf, waarop Imhoff zijn neef en voorganger liet arresteren en meenam naar Indië, waar Valckenier tot aan zijn dood in 1751 gevangenzat in het kasteel van Batavia. Van een proces kwam het niet meer, en geen van de Nederlanders die betrokken waren geweest bij de slachtpartij heeft zich voor een rechtbank hoeven verantwoorden. Het deksel ging op de doofpot, en is er nooit echt af gehaald.

Meer weten

  • De Chinezenmoord (2023) door Leonard Blussé behandelt de kolonisatie van Batavia en het bloedbad van 1740.
  • De Chineezen te Batavia en de troebelen van 1740 (1938) door J.Th. Vermeulen is een dissertatie over het onderwerp.
  • Van koelies, klontongs en kapiteins (2009) door W. Dharmowijono over het beeld van de Chinezen in Indisch-Nederlands literair proza 1880-1950.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10 - 2017