Home Dossiers Adolf Hitler ‘Hitler meent wat hij schrijft’

‘Hitler meent wat hij schrijft’

  • Gepubliceerd op: 5 september 2018
  • Laatste update 31 jan 2023
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 8 minuten leestijd
‘Hitler meent wat hij schrijft’
Hitler en de Tweede Wereldoorlog
Dossier Adolf Hitler Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

We moeten Adolf Hitler serieuzer nemen als ideoloog. Dat zegt historicus Willem Melching, die de inleidingen schreef bij de nieuwe Nederlandse vertaling van Mein Kampf.  ‘Het erge van dit boek is niet dat Hitler liegt, maar dat hij precies vertelt wat hij gaat doen.’

Deze publicatie komt na de Duitse heruitgave en het boek van Ewoud Kieft over Mein Kampf. Zit het publiek er nog op te wachten?
Willem Melching: ‘Voor boeken over de Tweede Wereldoorlog is altijd een markt. Als je je voor die periode interesseert, is de Nederlandse vertaling heel interessant om te lezen, omdat je een beter begrip krijgt van Hitler als ideoloog. Niet als de krankzinnige eenling in de bunker – het beeld uit Der Untergang – maar als een weloverwogen politicus die zijn handel niet alleen goed kon verkopen, maar die ook had nagedacht over wat hij wilde. Dit aspect ontbreekt in veel biografieën over Hitler. Pas de laatste tien jaar zijn historici gaan inzien dat Hitler wel degelijk uitgesproken ideeën had en dat achter alle propaganda een systematische denkwereld schuilging. In Mein Kampf positioneert Hitler zich rechtstreeks tegenover Karl Marx. Intellectueel was hij natuurlijk de mindere, maar dat maakte hem niet uit.

Er rust nog steeds een taboe op om Hitler als ideoloog te benoemen. Dat is verklaarbaar: mensen zijn bij het woord ideologie geneigd te denken aan linkse denkers die de beste bedoelingen zouden hebben met de mensheid. Daarentegen twijfelt men of rechts wel in staat is tot een ideologie. Maar je kunt er niet aan voorbijgaan dat een deel van Hitlers aantrekkingskracht school in zijn vrij heldere en overzichtelijke wereldbeeld.’
 
Maar de nazi’s hadden toch een afkeer van intellectualisme? Zij noemden zich immers mannen van de daad.
‘Dat klopt, maar Hitler vond het toch wel chique om zich op allerlei (quasi)wetenschappelijke principes te baseren. Hij grijpt in Mein Kampf terug op Charles Darwin, de Stephen Hawkins van de negentiende eeuw. Hij grijpt terug op geschiedfilosofie, met name die van Houston Steward Chamberlain, die op dat moment in hoog aanzien staat. Hij beroept zich voor zijn antisemitisme op niemand minder dan Schopenhauer. Dus ondanks zijn politiek van de daad probeert Hitler toch een respectabele onderbouwing te geven. Dat maakt hem heel negentiende-eeuws. Marx noemde zichzelf een wetenschappelijk socialist en Hitler doet in wezen hetzelfde met zijn beroep op de evolutietheorie en de biologie, zoals die volgens hem in elkaar zit. Het meeste wat hij schrijft was in zijn tijd al achterhaald, maar dat doet er niet toe. Het gaat om de perceptie van de man dat hij bezig is een wetenschappelijk onderbouwde ideologie ten beste te geven.’

Meer lezen over Adolf Hitler? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

In Vrij Nederland stelt historicus Ewoud Kieft dat u te weinig hebt gedaan om Hitlers beweringen te ontkrachten.
‘Dat is niet de taak van een bezorger van een brontekst. Die moet de tekst zelf laten spreken. Dat kan niet zonder enige begeleiding, want daarvoor is Mein Kampf voor de moderne lezer te ingewikkeld. Maar een bezorger moet zijn eigen commentaren en interpretaties zo veel mogelijk terzijde schuiven. Natuurlijk jeukten af en toe mijn handen om mijn eigen visie te geven. Maar dat is niet nodig, want daarover zijn honderden andere boeken geschreven. Ik hoef er niet nog eens voortdurend op te wijzen dat Hitler een misdadiger was. Iedereen met gezond verstand weet dat. Bovendien laat ik wel degelijk op een aantal punten zien dat Hitler kletskoek verkoopt.’
 
Geloofde Hitler zijn eigen verhaal?
‘Waarom zou hij het niet geloven? Ik vind het naïef om te denken dat politici die rare dingen zeggen, het eigenlijk niet menen. Het is veel erger: ze menen het wél. Dat geldt ook voor Hitler. Het bewijs is te vinden in de dagboeken van Goebbels, die zijn privégesprekken met Hitler heeft opgeschreven.’
 
Kieft heeft in Het Verboden Boek Hitler getypeerd als een fact-free politicus en wijst daarbij op de passage in Mein Kampf waar staat dat het beter is een grote leugen te vertellen dan een kleine.
‘In een andere passage zegt Hitler het omgekeerde. Daar schrijft hij dat oorlogspropaganda die leugens verspreidt, averechts kan werken. Als voorbeeld noemt hij de Duitse voorlichting in de Eerste Wereldoorlog, die de eigen troepen wijsmaakte dat de Engelse soldaten onbeholpen en amateuristisch waren. Dat was slechte propaganda, schrijft Hitler, want elke Duitse soldaat wist na één confrontatie met Engelsen dat ze dapper waren en goed konden vechten. Het is dus niet waar dat Hitler altijd pleit voor liegen. Waar hij wél voor pleit, is om propaganda simpel te houden. Hij zegt dat een spreker zich moet richten tot de minst slimme persoon in het publiek.

Hoewel Hitler dus niet pleit voor glashard liegen, is hij wel cynisch en onbetrouwbaar in de dagelijkse politiek. Hij is een eersteklas leugenaar als het erop aankomt zijn zin te krijgen. Maar dat zijn alle politici. Mark Rutte liegt ook alles aan elkaar. Dat moet ook, dat is helemaal geen schande. Maar wat de kern van zijn ideologie betreft, is Hitler oprecht. Kieft heeft zich erin vastgebeten dat Hitler een leugenaar is. Het erge is juist dat hij níet liegt, maar in Mein Kampf precies vertelt wat hij gaat doen.’
 
In uw inleiding noemt u Mein Kampf een ‘blauwdruk’. Heeft Hitler alles wat hij later als dictator zou doen al in dit boek beschreven?
‘Niet alles, maar de punten die hij erin naar voren brengt, voerde hij uit. Hij maakte de Joden tot tweederangsburgers, wist Duitsland te herbewapenen, pakte verloren gebieden terug, voerde een onderwijshervorming in met veel meer aandacht voor sport, en sloot een bondgenootschap met Italië. Het enige wat niet lukte, was een bondgenootschap met Engeland. In de Engelsen zit een diep instinct om nooit te dicht bij het continent te komen. Zodra er op het Europese vasteland een hegemonie ontstaat, dan willen de Engelsen óf wegwezen óf de hegemonist kapotmaken. Dat hebben ze de hele geschiedenis door gedaan. Hitler, die veel geschiedenisboekjes had gelezen, had moeten weten dat een bondgenootschap met Engeland een utopie was. Een fatale vergissing, want daardoor moest Hitler uiteindelijk de tweefrontenoorlog voeren die hij wilde vermijden.

Dat er een nieuwe wereldoorlog zal komen, daarover is Hitler in Mein Kampf stellig. Voor hem heeft buitenlandse politiek maar één doel en dat is oorlog voeren. Oorlogen waren in die tijd vrij gebruikelijk, bijvoorbeeld in de koloniën, maar wat Hitler voor ogen had was een totale herordening van de wereld. Daarom namen mensen hem niet serieus.’
 
Is Mein Kampf te lezen als blauwdruk voor de Holocaust?
‘Nee. Hitler schrijft nergens dat hij de Joden wil vernietigen. Hij heeft het wel over “verwijderen”, “uitschakelen” en “isoleren”. Maar hij heeft er op dat moment nog geen concrete voorstelling bij, behalve dat de Joden geen volwaardige staatsburgers kunnen zijn. In de beginjaren van het Derde Rijk werden Joden aangemoedigd om te emigreren. Van de 500.000 Duitse Joden vertrokken er 250.000. Dat zou niet gebeurd zijn als Hitler al op dat moment van plan was ze te vermoorden. Dat besluit nam Hitler eind juli, begin augustus 1941.’
 
Ontvouwt hij in Mein Kampf ook plannen voor de economie?
‘Hij schrijft ergens: wij Duitsers stellen nu veel hogere eisen aan onze welvaart dan onze ouders. Dat komt omdat we weten dat andere landen – daar bedoelt hij Amerika mee – welvarender zijn dan wij. Dat willen de Duitse burgers ook, want mensen zijn hebberig. Daarom wil Hitler heel veel geld uitgeven aan het opbouwen van een soort consumptieparadijs. Nadat hij aan de macht was gekomen, kwam hij met vakantiereisjes voor arbeiders en betaalbare luxeartikelen zoals een volksradio, een volksijskast en natuurlijk de Volkswagen. Alleen, je kunt niet én massaal bewapenen én de mensen op vakantie sturen en leuke dingen geven.’
 
Was Hitler een socialist?
‘Het ligt eraan wat je onder socialisme verstaat. Hitler was tegen zogenaamd niet-productief kapitalisme, dat wil zeggen de heerschappij van Wall Street en de banken. Maar hij was niet per definitie tegen het kapitalistische systeem in de zin van grote bedrijven die efficiënt kunnen produceren. Daarvoor had hij te veel bewondering voor geniale ondernemers zoals Henry Ford. Hij schrijft in Mein Kampf dat een planeconomie gedoemd is vast te lopen, omdat de creativiteit wegvalt. De linkervleugel in de nazipartij wilde nationalisaties, maar Hitler besefte dat hij afhankelijk was van het bedrijfsleven voor de herbewapening. In de praktijk voerden de nazi’s een gemengd model in, waarbij de Duitse economie in hooflijnen werd gecoördineerd volgens het Vierjarenplan van 1936. Bedrijven moesten aangeven hoeveel grondstoffen en buitenlandse valuta zij nodig hadden voor hun productie, en een centraal partijorgaan onder leiding van Hermann Goering verdeelde deze vervolgens.

Hoewel Hitler de ondernemingsgewijze productie en de vrije markt niet volledig wilde opheffen, was hij wel voor sociale nivellering. Hij zegt in Mein Kampf niet dat mensen gelijk zijn – dat zou botsen met zijn sociaal-darwinistische ideeën over rangorde – maar pleit wel voortdurend voor gelijkwaardigheid tussen de ingenieur en de fabrieksarbeider. Ook vindt hij dat de arbeiders recht hebben op een behoorlijk loon. Zijn medestanders adviseert hij lid te worden van vakbonden, omdat die als leerschool kunnen dienen voor wanneer de nazi’s zelf de baas zullen zijn. Hij beschouwt de vakbonden als voorlopers van de standenorganisaties in de nieuwe, corporatistische orde van de nazi’s. Na de machtsovername werd het Deutsche Arbeitsfront opgericht als samenwerkingsverband van werknemers en vakbonden. Maar verder kwam er weinig van het corporatisme terecht. De arbeiders kwamen bedrogen uit: zij waren dankbaar dat iedereen werk had en ze kregen goed betaald, maar ze moesten wel steeds harder en langer werken.’