In elk nummer vraagt Alies Pegtel een historicus naar zijn of haar historische sensatie. Naar het moment waarop, zoals Johan Huizinga het formuleerde, heden en verleden lijken samen te vallen. Een gevoel dat vaak onverwacht wordt opgewekt door een document, voorwerp, geluid, geur, locatie of inzicht. Deze maand Luc Panhuysen. ‘Ik begreep ineens waarom Amsterdam “de dame met de slechte adem” werd genoemd.’
Kent u de historische sensatie, zoals door Johan Huizinga omschreven?
‘Jazeker. In 1995 reed ik met mijn vrouw om halfzes ’s ochtends vanaf het vliegveld in New Delhi in een taxi naar het centrum. Er brandden ontelbare houtvuurtjes. Een zware rookwalm bedekte deze miljoenenstad, waar in alle vroegte bedelaars aan de stoffige straatrand hun behoefte deden, te midden van spelende kinderen en rondscharrelende kippen en geiten. Het was armoedig, onhygiënisch en ontzettend vies, we keken onze ogen uit. Ineens schoot door mijn hoofd dat het zo ongeveer moet zijn geweest in de vroegmoderne Europese steden die uit hun voegen barstten. En ik begreep ook wat het betekende dat Amsterdam in de zeventiende eeuw “de dame met de slechte adem” werd genoemd.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Een nuttig inzicht?
‘Zeer, want het bleek me jaren later goed van pas te komen toen ik me probeerde in te leven in de lotgevallen van de kasteelvrouwe van Amerongen, Margaretha Turnor. In mijn boek Rampjaar 1672 beschrijf ik hoe zij haar kasteel op de Utrechtse heuvelrug ontvluchtte en haar heil zocht in Amsterdam. Maar in deze stad kreeg ze last van claustrofobie, de drukte en stank benamen haar de adem. Zodra het mogelijk was, vertrok ze naar Den Haag. Dankzij mijn Indiase ervaring had ze mijn volle empathie. Ten tijde van de Republiek waren de sanitaire voorzieningen in het overbevolkte Amsterdam ook volstrekt ontoereikend, het moet er geweldig hebben gestonken.’
Hebt u net als in India een dergelijke inval wel vaker gekregen?
‘Nou, ik weet dat een historische sensatie vaak wordt omschreven als een mystieke belevenis die je onverhoeds zou treffen: in een split second suis je door een stortkoker terug in de tijd naar een vergelijkbaar moment of een vergelijkbare ervaring in het verleden. Maar de meeste historische sensaties die ik beleefde, heb ik zelf doelbewust georganiseerd.’
Waarom?
‘Omdat ik ze kan gebruiken om het verleden beter te begrijpen. Kijk, als historicus heb ik verschillende onderzoeksmiddelen tot mijn beschikking: archieven, literatuur, dagboeken et cetera. Maar deze bronnen geven zelden prijs hoe iets rook, of klonk of bewoog. Naar deze zintuiglijke en lichamelijke ervaringen moet ik dus op zoek. Want als schrijver van historische non-fictie probeer ik mijn lezers mee te nemen naar een wereld die ze wel moeten kunnen begrijpen. Sommige dingen zijn universeel. Mensen werden vroeger ook verliefd, en dingen die men vroeger vond stinken, vinden we nog steeds vies ruiken. Maar er gaapt soms een kloof tussen nu en toen. Een zeventiende-eeuwer maakte veel oorlog mee; hoe bijvoorbeeld doodsangst voelt, weten wij niet meer.’
U kunt dit gevoel toch ook niet meer oproepen?
‘Voor mijn nieuwe boek over admiraal Maarten Tromp heb ik wel geprobeerd me zo goed mogelijk te verplaatsen in zijn belevingswereld. Zo heb ik weken meegezeild op een driemaster. Om te ervaren hoe nietig zo’n schuit is op de onmetelijke oceaan, ben ik ondanks mijn hoogtevrees in de twaalf meter hoge mast geklommen. Stijf van de adrenaline zag ik het meterslange dek als een streepje onder me. Ik ervoer iets van het gevaar dat de matrozen moeten hebben gevoeld als ze tijdens een storm de zware zeilen moesten strijken. Tromp noteerde in zijn logboek: “harde wind”, “sneeuwjacht”. Achter deze droge notities schuilde het ongewisse, oncomfortabele zeeleven. Maar hij wist niet beter, want als negenjarig jochie was hij al met zijn vader de zee op gegaan.’
Weet u nog wanneer u voor het eerst door de geschiedenis werd gegrepen?
‘Als kind vond ik de tv-serie Floris, over een ridder, ongelooflijk spannend, ik leefde me enorm in. Toen wist ik eigenlijk al dat ik schrijver wilde worden, ik wilde dolgraag een eigen wereld scheppen met woorden.’
U had ook kunnen kiezen voor fictie.
‘Dat ik geen romanschrijver ben geworden maar historicus, is omdat ik nieuwsgieriger ben naar het verleden dan naar mijzelf.’
– Alies Pegtel is historicus en journalist.
Luc Panhuysen
Luc Panhuysen (1962) studeerde geschiedenis in Groningen en werkte voor het Parool en de Groene Amsterdammer. In 2005 schreef hij De ware vrijheid: De levens van Johan en Cornelis de Witt. Vier jaar later volgde Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Voor Oranje tegen de Zonnekoning: De strijd van Willem III en Lodewijk XIV om Europa (2016) werd Panhuysen in 2017 genomineerd voor de Libris Geschiedenis Prijs, net als eerder voor Rampjaar 1672 en Een Nederlander in de wildernis (2010). Zijn nieuwste boek is onlangs verschenen: Het monsterschip. Maarten Tromp en de armada van 1639.