De Franse historicus Emmanuel Le Roy Ladurie deed meer dan veertig jaar onderzoek naar de geschiedenis van het klimaat. Hij constateerde dat drie belangrijke revoluties in Frankrijk volgden op een koude winter en een slechte oogst.
‘De winter van 1315 was bijzonder streng,’ vertelt Emmanuel Le Roy Ladurie (1929), de Franse historicus die vooral beroemd geworden is met Montaillou. Een ketters dorp in de Pyreneeën (1975). ‘Hij volgde op een natte zomer, die geleid had tot een slechte graanoogst. Het is een fabeltje dat regen goed is voor de oogst. Graan komt oorspronkelijk uit het oosten en houdt juist van droogte. Gevolg was een verschrikkelijke hongersnood, met een hoog sterftecijfer. En daardoor braken in diverse steden rellen uit.’
Als eerste historicus deed Le Roy Ladurie wetenschappelijk onderzoek naar klimaatveranderingen door de eeuwen heen. Hij richtte zich daarbij vooral op West-Europa en in het bijzonder op de noordelijke helft van Frankrijk, Groot-Brittannië en de Benelux. In 1967 publiceerde hij het baanbrekende werk Histoire du climat depuis l’an mil (Geschiedenis van het klimaat sinds het jaar duizend).
Al snel kwam Le Roy Ladurie tot de conclusie dat de geschiedenis van het klimaat op zichzelf historisch onderzoek verdient, en dat men niet alleen de relatie tussen het klimaat en de geschiedenis van de mensheid moest bestuderen. Aanvankelijk was de historicus zelfs terughoudend in het leggen van enig verband tussen beide. Hij waarschuwde tegen de romanciers du climat, de romanschrijvers van het klimaat, waarmee hij historici bedoelde die te veel ontwikkelingen trachten te verklaren uit klimatologische verschijnselen. Zo bleek na onderzoek dat het verdwijnen van de wijnbouw in Parijs eind veertiende eeuw niet zozeer het gevolg was van afkoeling en toegenomen neerslag, zoals vaak beweerd wordt, als wel van economische omstandigheden: mankracht was te duur om de wijnbouw rendabel te houden.
In Histoire humaine et comparée du climat uit 2004 spreekt de Fransman makkelijker over de invloed van het klimaat op de geschiedenis. Zo constateert hij dat drie belangrijke revoluties in Frankrijk – de Franse Revolutie (1789), de Julimonarchie (1830) en de liberale revolutie van 1848 – voorafgegaan werden door een koude winter en een slechte oogst, die leidden tot volksoproer. ‘In dat geval kan het klimaat fragiele regimes destabiliseren. Het zou natuurlijk lachwekkend zijn te zeggen dat de Franse Revolutie het gevolg was van de strenge winter van 1788 – er spelen tienduizend factoren. Maar het klimaat is daar wel een belangrijke van,’ zegt Le Roy Ladurie.
Kleine IJstijd
De historicus gaf de historische klimatologie een aantal gedegen onderzoeksmethoden. Het onderzoek dat tot dan toe verricht was, had vaak een bedenkelijk niveau. Zo ging een historicus die de migratie van Mongolen in de elfde eeuw naar de droge vlakten van Centraal-Azië bestudeerde, ervan uit dat toegenomen neerslag de oorzaak was van de volksverhuizing. Vervolgens maakte een tweede wetenschapper een grafiek met de hoeveelheid neerslag in een bepaalde periode, op basis van het aantal geëmigreerde Mongolen: een onvervalste cirkelredenering.
Le Roy Laduries drie belangrijkste bronnen zijn oude bomen, archieven over de wijnoogst en gletsjers. De historicus roemt de dendrochronologie: het onderzoek naar de dikte van jaarringen in honderden jaren oude bomen, vaak verwerkt tot steunbalken. De ringen geven aanwijzingen over temperatuur en neerslag van verschillende jaren als men weet wanneer de boom geveld is.
De begindatum van de jaarlijkse wijnoogst, waarover een indrukwekkende hoeveelheid gegevens bestaat, geeft een goede indicatie van het weer tijdens de voorafgaande zomer. Een oogst die begin september plaatsvindt duidt op een warme, droge zomer, die goed is geweest voor de wijnbouw. Als de druivenpluk echter pas eind oktober begint, was de zomer fris en vochtig. ‘Het “jaar zonder zomer”, 1816, is een goed voorbeeld. De oogst begon toen pas 24 oktober en leverde slechte wijn op,’ zegt Le Roy Ladurie. De belabberde zomer van 1816 is vermoedelijk een van de oorzaken dat de economische opleving in Europa na de nederlaag van Napoleon pas in 1817 begon en niet een jaar eerder.
Samen met zijn vrouw, afkomstig uit de Alpen, bestudeert Le Roy Ladurie ten slotte gletsjers. Hij laat oude prentjes zien van het dorp Argentière, met een grote ijsmassa vlak achter het dorp. Op een recente foto van hetzelfde plaatsje is duidelijk te zien dat de gletsjer vele tientallen meters hoger ligt: het ijs is gesmolten. Vaak komen de gegevens uit gletsjer, wijnoogst en jaarringen overeen, en kan de klimaathistoricus conclusies trekken over de weersomstandigheden tijdens de zomers en winters van eeuwen geleden en over ontwikkelingen op de langere termijn.
Het groei- en smeltproces van gletsjers hielp Le Roy Ladurie bovendien het bestaan te bewijzen van de ‘kleine ijstijd’, een periode tussen begin veertiende en midden negentiende eeuw, met een lagere temperatuur dan ervoor en erna. ‘Het gaat om een klein verschil. Niet veel meer dan één graad, wat zonder precieze meetinstrumenten, die destijds ontbraken, moeilijk is aan te tonen.’ Maar gletsjers zijn gevoelig voor kleine temperatuurschommelingen, en daardoor is een geringe, maar langdurige verkoeling of verwarming toch duidelijk waarneembaar.
Hittegolf
Le Roy Ladurie is een historicus in de traditie van de Annales, een stroming die begin vorige eeuw in Frankrijk ontstond en die zich verzette tegen de geschiedschrijving van alleen evenementen. De Annales-historici bestuderen juist de lange termijn: ontwikkelingen gedurende eeuwen in plaats van jaren. Het onderzoek van Le Roy Ladurie naar klimaatverandering past daarin: het werk uit 1967 bestrijkt tien eeuwen, de recente uitgave – inclusief het tweede deel, dat dit jaar verschijnt – bijna acht.
Toch is het niet makkelijk de invloed van het klimaat op de langetermijngeschiedenis te beschrijven. ‘Eeuwen geleden was die groter, en duidelijker waarneembaar,’ aldus de Fransman. Zo verlieten de vikingen Groenland in de veertiende eeuw onder invloed van de kleine ijstijd. De koudere periode bemoeilijkte het leven in de nederzettingen, die ze gesticht hadden tijdens het klimaatoptimum, een warmere periode tussen ongeveer 800 tot 1300 na Christus.’
Het is makkelijker momenten aan te wijzen waarop het klimaat invloed heeft op evenementen. Het gaat daarbij vooral om rampen, zoals hongersnood, een hittegolf of overstromingen. Sinds de industrialisering en verstedelijking neemt de invloed van het klimaat op menselijke bezigheden af, behalve waar het natuurrampen betreft. Deze afnemende invloed van het weer is voor een groot deel te verklaren doordat West-Europeanen niet meer zo afhankelijk zijn van goede of slechte oogsten.
‘Een van de belangrijkste klimaatgerelateerde fenomenen was de productie en prijs van graan. Sinds 1860 heeft West-Europa minder problemen met de graanoogst. Dat komt deels door het einde van de kleine ijstijd, waardoor de oogst minder vaak mislukt, maar vooral door de komst van de spoorwegen, de stoommachine en de vrijhandel. Bovendien begon toen de import van graan uit Rusland en Amerika,’ zegt de historicus. ‘De barre winter van 1956, die volgde op een regenachtige zomer, had in de zeventiende eeuw ongetwijfeld geleid tot een hongersnood, maar in de twintigste eeuw gebeurde dat niet.’
Rampen zijn echter nog niet op een dergelijke manier overwonnen. Le Roy Ladurie verwijst naar de hevige storm die in 1999 over Frankrijk raasde en naar de hittegolf van 2003, waarbij de temperatuur dagen achtereen boven de veertig graden kwam. In Frankrijk eiste de hitte nog 15.000 levens, vooral van bejaarden. ‘Hoewel dat vergeleken bij de hongerwinter van 1693, met 1,3 miljoen doden, natuurlijk niet veel voorstelt.’
En hoe zit het met de grootste natuurramp die de mensheid bedreigt: de opwarming van de aarde? Sommigen wijzen erop dat er tijdens de negentiende eeuw zomers waren die nauwelijks onderdeden voor de hitte van 2003. ‘Er zijn historici en meteorologen die twijfelen aan het bestaan van het broeikaseffect en de opwarming van het klimaat vanwege menselijke activiteiten. Daar behoor ik niet toe,’ zegt Le Roy Ladurie. ‘De zomer van 2003 in Frankrijk was de warmste die ooit is gemeten. Ik durf niet te beweren dat de hittegolf direct te wijten is aan de uitstoot van schadelijke gassen, maar dat menselijke bedrijvigheid het klimaat beïnvloedt, geloof ik wel. Ik ben zeer verontrust over de toekomst.’
Meer weten:
- Emmanuel Le Roy Laduries Histoire du climat depuis l’an mil (in het Engels : Times of Feast, Times of Famine) uit 1967 is een standaardwerk. Het bevat een grote rijkdom aan informatie over de ontwikkeling van het klimaat in de afgelopen tien eeuwen en over manieren die te onderzoeken. Helaas zijn niet alle hoofdstukken even leesbaar voor een breed publiek.
- Zijn Histoire humaine et comparée du climat. Canicules et glaciers XIIIe-XVIIIe siècles uit 2004 is, hoewel nog steeds specialistisch, toegankelijker dan het eerste boek. Zoals de titel al aangeeft, besteedt de auteur meer aandacht aan de invloed van klimaat op de menselijke geschiedenis. Deel 2, over de periode van 1740 tot nu, moet dit jaar verschijnen.
- Histoire du climat (2003) van Pascal Acot is een goed overzicht van de belangrijkste resultaten van het onderzoek naar de geschiedenis van het klimaat. Met veel verwijzingen naar de menselijke geschiedenis, wat de leesbaarheid ten goede komt. Het boek eindigt als een pamflet voor een milieuvriendelijke samenleving.