Home Het rode temperament van Troelstra

Het rode temperament van Troelstra

  • Gepubliceerd op: 23 februari 2010
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jos Palm

Pieter Jelles Troelstra: op de tijdbalk van het reëel bestaande socialisme in Nederland staat hij ergens tussen Domela Nieuwenhuis en Wim Kok, in zijn eigen beleving werkte hij zijn leven lang aan de jakobsladder naar het socialistische paradijs. Troelstra heeft nu eindelijk zijn welverdiende biografie.

Al zijn arbeid aan een trap naar de hemel wordt erin beschreven, compleet met de onderbrekingen die elke ziener treffen, zoals daar zijn: vrouw en kinderen, ziekten, twijfels, en niet in het minst ontwerpproblemen – want niemand in die dagen wist hoe dat moest, socialisme. De eerste geslaagde revolutie, die van Lenin, moest nog komen.

Politicus uit hartstocht heet het boek van de journalist Piet Hagen dat het openbare, partij- en privéleven van vaderlands voornaamste socialist beschrijft. Het is, zoals dat onder biografen inmiddels voorschrift is, een extreem dik boek. En we komen dan ook alles te weten van de hoofdfiguur.

De woede van de provinciaal-elitaire vader over het klassenverraad van zijn hoog opgeleide zoon; diens zelfgezochte ‘martelaarschap’ in de gevangenis in de traditie van Domela tijdens ‘de zaak-Hogerhuis’; de spiritistische seances bij de Troelstra’s thuis, waarin de geest van de Duitse sociaal-democratische voorman Wilhelm Liebknecht werd opgeroepen; de neusverkoudheden van ‘Troeleman’; de eeuwige armoede en het almaar toenemende zelfmedelijden als gevolg van zijn zelfgekozen politieke vereenzaming; het gejuich van de hem toegewijde massa’s dat evenredig was aan het gezeur van zijn collega-kameraden – het komt allemaal voorbij.

En als vanzelf groeit het mededogen met deze ‘Jakob’, want het moet voorwaar een hele opgave geweest zijn: socialist zijn van burgerlijke komaf in een door en door burgerlijke samenleving. Maar neemt met het vorderen der bladzijden ook het zicht toe op figuur en karakter van Troelstra, en op zijn belang voor de arbeidersbeweging en het socialisme?

Over Troelstra is al meer dan het een en ander geschreven, onder meer de politieke biografie ‘Ik moet, het is mijn roeping’, waarin een verzameling socialistische auteurs niet onkritisch de socialistische grootheid van hun hoofdfiguur beaamt. En dan is er natuurlijk de papieren gedenksteen van 1279 bladzijden die Troelstra zichzelf schonk met zijn Gedenkschriften.

Piet Hagen zocht het in de lengte. Het nadeel van zijn aanpak is evident – niet iedere lezer wil ingevoerd worden in het eindeloze abc van sociaal-democratische twisten over leer en strategie, die een groot deel van Troelstra’s bestaan uitmaakten. Dat collega Henri Polak van de vakbeweging roddelt over Troelstra’s rode temperament en dat collega Wibaut zijn hart ervoor vasthoudt; het is aanvankelijk vermakelijk, maar op den duur vermoeiend – al krijg je wel meer sympathie voor Troelstra’s getimmer aan zijn hemelladder, dat collega’s met minder verbeelding maar verdacht vinden.

De uitgebreidheid heeft vanzelfsprekend ook voordelen. De lezer met lange adem komt meer van Troelstra te weten dan deze zelf heeft willen laten zien. Neem de in zijn gedenkschriften geciteerde jongensopmerking dat hij ‘een Luther’ wilde worden, door de oudere Troelstra plechtstatig geïnterpreteerd als een voorvoelen van zijn grootse opdracht. Achteraf blijkt het een bevlieging, want Pieter Jelles moest eerst nog als student achter de drank en de meiden aan voordat er ook maar iets van een algemeen humaan of socialistisch ontwaken bij hem plaatshad.

Of neem de scheiding van zijn eerste vrouw, Sjoukje Bokma de Boer, bekend onder haar schrijversnaam Nienke van Hichtum. Zij zou het zwakke poppetje zijn geweest dat last had van een zenuwziekte, waarvan Troelstra wel móést scheiden terwille van ‘de zaak’. Want achter iedere socialist op het spreekgestoelte, hoorde thuis immers een betrouwbare vrouw te staan.

De biografie leert dat Troelstra zelf ook leed aan neurasthenie, de eliteziekte van de nerveus makende eeuwwisseling. Bovendien had hij zijn oog vroegtijdig laten vallen op de tweede Sjoukje in zijn leven, de huishoudster die wél de vrouw achter de man kon zijn, en met wie hij dan ook – na verwijdering van de eerste Sjoukje – de rest van zijn leven deelde, met goedkeuring van de partij.

Maar hoe zit het ondertussen met de positionering van Troelstra in de geschiedenis van arbeidersbeweging en socialisme? Moet hij bijgeschreven worden bij het messianistisch dwaallicht Domela Nieuwenhuis, of staat hij aan het begin van het rijtje Drees, Den Uyl, Kok en Bos? Als we Troelstra op zijn woord moeten geloven, hoort hij, ondanks zijn afkeer van Domela’s zorgvuldig gecultiveerde ‘Christuskop’, bij de mannen van de rode droom. Maar wat leert de praktijk?

In de biografie doet Pieter Jelles zogezegd verscheidene keren ‘examen’ in revolutie of reformisme, bijvoorbeeld in 1913, als hij de aangeboden regeringsdeelname politiek handig en ideologisch recht in de leer afwimpelt. Een moment van waarheid is de spoorwegstaking van 1903, als het Amsterdamse haven- en spoorwegpersoneel na een geslaagde economische staking wil overgaan tot een tweede – politieke – staking tegen de antistakingswetten van het kabinet-Kuyper.

‘Beter een verloren verweer dan geen verweer,’ roept Troelstra de arbeidersklasse ter plekke toe, maar onderwijl schrijft hij in partijorgaan Het Volk een halfslachtig artikel dat ‘een algemene werkstaking’ alleen goedkeurt onder strikt beperkte voorwaarden. Een reformistische rapporteur zou Troelstra voor zijn optreden een vijf geven, een revolutionaire rapporteur zou hetzelfde cijfer noteren.

November 1918 volgt het herexamen, de zogenoemde ‘vergissing van Troelstra’. Hij zou hebben opgeroepen tot revolutie, is de algemene lezing. Dat klopt, maar is niet het hele verhaal, laat Hagen fijntjes zien. In de Kamer verzoekt Troelstra regering en kapitaal ‘vrijwillig afstand te doen van de macht’. Op een voorafgaande bijeenkomst in Rotterdam raadde hij de arbeiders aan het ogenblik dat hun de macht in de schoot wordt geworpen ‘niet te verzuimen’, om vervolgens te constateren ‘dat de Nederlandse proletarische revolutie is geweest het gloriepunt in de geschiedenis van Nederland’.

Voor de helderheid: er is dan nog niets van betekenis gebeurd, en er zal ook niets gebeuren wat daadwerkelijk op een volksopstand lijkt. Troelstra stapt na zijn toespraak in de koets naar Den Haag om te gaan slapen, en de arbeidersmassa zoekt thuis moeder de vrouw op. Lenin zou voor deze schijnvertoning in het beste geval een zesje over hebben gehad.

Het mag duidelijk zijn: Troelstra was de revolutionaire vlag op het hervormingsgezinde schip van de sociaal-democratie. Algemeen kiesrecht, achturendag, ouderdomspensioen en andere sociale hervormingen bracht hij als evenzovele traptreden op de jakobsladder naar de arbeidershemel. Maar zijn onfalsifieerbare socialistische vergezicht was de noodzakelijke compensatie voor een degelijk, nuttig en realistisch socialisme, dat in Drees zijn bekroning heeft gevonden en voortdobbert met Bos.

Piet Hagen
Politicus uit hartstocht. Biografie van Pieter Jelles Troelstra
949 p. De Arbeiderspers € 39,95

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.