Home ‘Het poppenhuis kostte net zoveel als een echt huis’

‘Het poppenhuis kostte net zoveel als een echt huis’

  • Gepubliceerd op: 2 juli 2014
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Ilse Rooijers
‘Het poppenhuis kostte net zoveel als een echt huis’

De Britse auteur Jessie Burton schetst in haar debuutroman Het huis aan de Gouden Bocht een verhaal achter het poppenhuis van Petronella Oortman. Het poppenhuis is een van de kopstukken uit het Rijksmuseum. In de roman, gebaseerd op historische feiten, ontvangt Nella in het Amsterdam van 1686 het poppenhuis als huwelijksgeschenk van haar echtgenoot. ‘Het poppenhuis was een reflectie van de Nederlandse Republiek en zijn handelsrelaties.’

Hoe bent u in aanraking gekomen met Petronella Oortman en haar poppenhuis?
‘In 2009 bezocht ik tijdens een vakantie het Rijksmuseum. Toen ik het poppenhuis zag, vond ik het direct erg indrukwekkend. Toen ik erachter kwam dat het een exacte kopie was van het huis van Petronella Oortman raakte ik nog meer geïntrigeerd. Ik was met name gefascineerd door de maatschappij waarin dit poppenhuis heeft kunnen ontstaan. Het poppenhuis was een reflectie van de Nederlandse Republiek en al zijn handelsrelaties. Petronella liet echte ambachtslieden, onder meer uit Java, delen van het huis maken.’
 
Wat was de functie van poppenhuizen? En wat maakt het poppenhuis van Petronella Oortman zo bijzonder?
‘Dit poppenhuis is rijkelijk versierd. Het bestaat uit iepenhout en eikenhout en het is versierd met inlegwerk van tin op schildpad. Er was een werkende fontein en alle miniatuurboeken zijn handgeschreven. Alle schaalverhoudingen zijn perfect, wat erg bijzonder is.’
 
‘De poppenhuizen hadden een educatieve functie. Jonge vrouwen konden via deze poppenhuizen leren hoe zij een goed huishouden moesten leiden. Voor jonge kinderen waren de poppenhuizen vaak veel te kostbaar om mee te spelen.’
 
‘Maar bovenal was het poppenhuis een statussymbool. Dit poppenhuis kostte toentertijd 13.000 gulden, net zo veel als een echt huis. Ik vind het fascinerend om te zien dat Amsterdam een samenleving kende waarin het mogelijk was om zulke bedragen uit te geven aan zaken die je niet kunt gebruiken. Dat het toen ook al uitzonderlijk was, blijkt wel uit het feit dat het poppenhuis al in 1710 zeer nauwkeurig is nageschilderd door Jacob Appel.’
 
Welke aspecten van het verhaal zijn historisch correct en waar begon uw creatieve inbeelding? In hoeverre is uw Nella (Petronella) fictief?
‘Ik heb nooit getracht of beoogd om een historische recreatie te schetsen. Het is meer een impressie. Behalve Petronella Oortman en haar echtgenoot Johannes Brandt, een VOC-koopman, heeft geen van de personages echt bestaan. Mijn versies van Nella en Johannes zijn bovendien geheel fictief. In het verhaal is ze een jonge vrouw die naar de stad komt. Ook wonen ze in mijn versie aan de Herengracht. In werkelijkheid woonden ze aan de Warmoesstraat, maar ik denk niet dat ze het erg zouden vinden dat ik ze verhuisd heb naar de Gouden Bocht.’
 
‘Bepaalde aspecten, zoals de kleding van vrouwen die aan de buitenkant heel sober leek, maar van binnen de mooiste stoffen bevatte, alsmede de doodstraf voor homoseksuelen, waren wel degelijk waar. Op andere punten heb ik een klein beetje gesmokkeld met de tijd. Het Amsterdamse stadbestuur verbood idolatrie eerst in de jaren ’20 en later nogmaals in de jaren ’70 van de zeventiende eeuw. Toch heb ik dit gebruikt in mijn verhaal, ondanks dat het zich in 1686 afspeelt.’
 
Johannes was voor zijn tijd bijzonder progressief. Hoe waarschijnlijk was dit?
‘Ik heb van Johannes Brandt een vooruitstrevende denker gemaakt. Misschien was dit gedeeltelijk anachronistisch, maar dit was wel mijn idee van hem. Hij meent dat iedereen gelijk zou moeten zijn. Daarom heeft hij ook een donkere bediende in huis. Waarschijnlijk zouden de meeste mannelijke bediendes niet donker zijn geweest en zouden zij ook niet de kennis van de bediende van Johannes bezitten, maar het was niet ongebruikelijk.’
 
‘In de roman neemt Johannes een wees op uit het Burgerweeshuis in zijn huishouden. Ook dit is waarschijnlijk. Vooral weduwen en rijke vrouwen waren betrokken bij weeshuizen. Hulp aan wezen werd immers gezien als waarborg voor een plekje in de hemel.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.