Home Het ontstaan van een nieuwe taal

Het ontstaan van een nieuwe taal

  • Gepubliceerd op: 14 juni 2018
  • Laatste update 17 mei 2021
  • Auteur:
    Mirjam Janssen
Het ontstaan van een nieuwe taal

Lange tijd onderscheidde de mens zich nauwelijks van andere dieren. Maar rond 70.000 v.Chr. begon een revolutie die alles veranderde: Homo sapiens ontwikkelde een nieuwe taal. En juist die taal maakte dit dier machtiger dan alle andere.

 

In Oost-Afrika verschenen 2,5 miljoen jaar geleden de eerste mensen, die zich na honderdduizenden jaren verspreidden over de rest van het continent, Europa en Azië. Er ontwikkelden zich grotendeels gescheiden van elkaar zeker zes verschillende mensensoorten. In Europa en West-Azië leefde bijvoorbeeld de neanderthaler en in Azië de Homo erectus. Ongeveer 150.000 jaar geleden kwam in Oost-Afrika een nieuwe soort op, de Homo sapiens – waartoe alle huidige mensen worden gerekend.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Deze soort zwermde na vele jaren ook uit en stuitte soms op andere mensachtigen. Zo hebben in Europa de Homo sapiens en de neanderthaler een tijd naast elkaar geleefd, tot de laatste rond 30.000 v.Chr. verdween. In hoeverre deze soort is uitgeroeid door Homo sapiens of erin is opgegaan staat nog steeds ter discussie.

Op het eerste gezicht is de verdwijning van de neanderthaler niet voor de hand liggend. Het was een intelligente, goed aangepaste mensachtige. Bij een man-tot-mangevecht was een neanderthaler in het voordeel ten opzichte van een Homo sapiens, want hij was compacter gebouwd en sterker. Maar bij een confrontatie van groep tegen groep stond de neanderthaler zwak. Homo sapiens kon veel beter samenwerken en dat kwam door zijn geavanceerdere taalgebruik.

Tekst loopt door onder de afbeelding

Die betere taalontwikkeling begon rond 70.000 v.Chr. Al die duizenden jaren daarvoor was de Homo sapiens een dier als alle andere, maar opeens veranderde dat. De snelle ontwikkeling die deze soort doormaakte gaf hem een voorsprong die geen enkel ander dier sindsdien heeft kunnen inhalen. Onderzoekers spreken van een cognitieve revolutie. Waarschijnlijk veranderde er door toevallige genetische mutaties iets in de hersenen van de sapiens. Hij ging daardoor anders denken en wist een unieke taal te ontwikkelen.

Betere jachttechnieken

Andere mensachtigen hebben mogelijk ook gesproken – of in elk geval klanken uitgestoten en gebaren gemaakt. Het strottenhoofd van de neanderthaler had dezelfde bouw als dat van de sapiens. Maar geen van de andere mensensoorten haalde het bij de geraffineerde manier waarop de sapiens kon communiceren. De nieuwe taal was oneindig flexibel, zo schrijft Yuval Noah Harari in zijn boek Sapiens op basis van recent onderzoek. Homo sapiens kon veel meer informatie overdragen. Hij hoefde zich bijvoorbeeld niet alleen te beperken tot een waarschuwing (‘Pas op, een leeuw!’), maar kon ook precies uitleggen wat er aan de hand was (‘Ik heb de leeuw daar en daar al eerder gezien en hij ging die kant uit. Hoe zullen we hem gaan verjagen?’). Verder zou de sapiens-taal geschikter zijn om onderlinge verhoudingen te bespreken. Mensen zijn groepsdieren; het is belangrijk om te weten wie je wel en niet kunt vertrouwen. In de nieuwe taal kon je roddelen.

In de nieuwe taal kon je roddelen

Maar de allerbelangrijkste verworvenheid was dat in de sapiens-taal informatie kon worden overgebracht over dingen die niet concreet bestaan. Dat legde de basis voor een veel ingewikkelder samenleving. Mensen konden elkaar verhalen vertellen, en religies en wetten ontwikkelen. Een grotere groep kon met elkaar samenwerken vanwege een gedeeld geloof in een god of de geest van een voorouder. De sapiens leeft sinds de cognitieve revolutie in twee werkelijkheden: de concreet waarneembare en de imaginaire werkelijkheid.

De Homo sapiens begon betere werktuigen, zoals pijl en boog, en innovatieve jachttechnieken te ontwikkelen. De neanderthaler joeg alleen of met een paar stamleden, maar sapiens werkte in grotere eenheden samen. Die omsingelden bijvoorbeeld groepen wilde paarden en joegen ze een smalle kloof in, waar ze makkelijk konden worden afgeslacht – deze efficiënte en genadeloze werkwijze zou kenmerkend worden voor de soort.

Sapiens begon ook handel te drijven. Daarvoor zijn goed overleg en een zekere mate van abstract denken noodzakelijk. In vroege nederzettingen zijn materialen en voorwerpen aangetroffen die moeten zijn uitgewisseld met stammen die veel verder weg leefden. De neanderthaler daarentegen leek alleen gebruik te maken van zijn eigen werktuigen, vervaardigd van plaatselijke materialen.

Belasting afdragen

De eerste tienduizenden jaren na de cognitieve revolutie werkten mensen samen in groepen jagers-verzamelaars. Geleidelijk ontstonden rond 10.000 v.Chr. agrarische samenlevingen in Mesopotamië en Anatolië. Toen deze boeren meer ruimte nodig hadden, trokken ze verder Europa en Azië in. Deze migratie had ook een andere oorzaak. Rond 5600 v.Chr. steeg de Middellandse Zee door klimaatveranderingen plotseling sterk: het water doorbrak de landbrug tussen Anatolië en Bulgarije, zodat de Bosporus ontstond en de Zwarte Zee – tot dan toe een binnenmeer – overliep. In korte tijd overstroomden vele kilometers land. Het verhaal over een grote vloed die de wereld overspoelt en in veel mythen voorkomt, is misschien terug te voeren op deze natuurramp.

Tekst loopt door onder de afbeelding

Ontheemde volken uit de regio vluchtten alle kanten op, onder meer naar het huidige Hongarije, Slowakije en Irak – zo blijkt uit taalonderzoek. De migranten brachten namelijk hun taal mee, het Indo-Europees, dat uitgroeide tot een belangrijke taalfamilie en lokale talen zou verdringen. In Afrika en Azië ontstonden daarnaast andere grote taalfamilies.

Vanaf 4000 v.Chr. ontstonden de eerste steden, waar tienduizenden mensen woonden. Die steden groeiden uit tot imperia die grote gebieden domineerden, bijvoorbeeld het Babylonische, Egyptische en Perzische Rijk. Ze werden bij elkaar gehouden door geweld, maar ook door een gedeeld geloof. Daarnaast ontstonden hier de eerste bureaucratieën. De nieuwe staten hadden andersoortige informatie nodig dan de eenvoudige gemeenschappen van jagers of boeren. Ze hadden behoefte aan getallen om informatie in uit te drukken: hoeveel inwoners moesten hoeveel belasting afdragen?

Tussen 3500 en 3000 v.Chr. bedachten de Soemeriërs daarom als eersten het schrift. Het bestond uit getallen en tekens om concrete zaken aan te duiden, zoals mensen, dieren en handelswaar. Ze schreven op kleitabletten. Hun schrift was vooral praktisch; grote gedachten werden er niet in uitgedrukt. Zo’n duizend jaar later vonden de Mesopotamiërs dat toch wat te beperkt en ontwikkelden zij het spijkerschrift. Hierin werd de eerste wereldliteratuur geschreven: het Gilgamesj-epos, over niets minder dan een zoektocht naar de zin van het leven.

Alfabet

In dezelfde tijd bedachten de Egyptenaren hun hiëroglyfen en een vereenvoudigde versie daarvan, het demotisch. De Chinezen begonnen rond 1200 v.Chr. met hun pictogrammen.

Een echte verbetering was de uitvinding van het alfabet door de Feniciërs: ze lieten elke letter een klank weergeven. De Grieken, Romeinen en Arabieren namen dit principe over. Het voordeel van deze manier van noteren is de eenvoud. Overigens moest de Griekse filosoof Plato niet veel van al dat geschrijf hebben: hij vond dat vastgelegde teksten het geheugen verzwakten. Ze maakten mensen afhankelijk van kennis buiten henzelf, omdat ze minder hoefden te onthouden.

Plato vond dat vastgelegde teksten het geheugen verzwakten

Ondertussen ontwikkelde de taal in Noord- en Zuid-Amerika zich onafhankelijk van de rest van de wereld. Rond 12.000 v.Chr. – en mogelijk ook in eerdere periodes – waren mensen via een landbrug vanuit Azië naar Alaska overgestoken. Maar door de stijging van het zeewaterpeil ging die mogelijkheid verloren. Tot de komst van Columbus in 1492 was er geen contact van betekenis met Europa of Azië. De meeste Amerikaanse volken ontwikkelden geen schriftelijke cultuur.

Sommige wetenschappers zoeken nog steeds naar één oertaal die alle vroege mensen hebben gesproken, maar die is waarschijnlijk nooit meer te reconstrueren. Deze onderzoekers moeten het doen met beperkte aanwijzingen. Zo noemen Noord-Amerikaanse indianen en inheemse inwoners van Siberië en Australië een sterrengroep de ‘Zeven Zussen’, terwijl hun voorouders tienduizenden jaren geleden van elkaar gescheiden raakten. Dat ze toch dezelfde benaming gebruiken, zou op een gemeenschappelijke oertaal kunnen wijzen.

Heilig boek

In het Babylonische Rijk en Egypte werd naast de kleitabletten een makkelijker te beschrijven en te vervoeren materiaal uitgevonden: papyrus, gemaakt van plantenstengels. Rond onze jaartelling ontstond ook het papier zoals wij dat nu kennen, op basis van houtvezels. Door deze vernieuwingen konden teksten worden vastgelegd op rollen en in boeken. Kennis en overtuigingen konden zich nu eenvoudiger verspreiden.

De drie grote godsdiensten die opkwamen – Jodendom, christendom en islam – maakten zich los van het geloof van de jagers en de boeren, die vooral de natuurlijke wereld hadden aanbeden en die het leven meer namen zoals het was. De nieuwe gelovigen dachten op een ander abstractieniveau: ze streefden naar verlossing en een beter bestaan in het hiernamaals. En ze geloofden hartstochtelijk dat hun eigen heilige boek niets minder bevatte dan het Woord van God – de geschreven taal werd steeds belangrijker.

Tekst loop door onder de afbeelding

Maar de toegankelijkheid van de heilige boeken bleef eeuwenlang beperkt. Elk exemplaar moest immers met de hand worden overgeschreven, zodat kennis van de Tenach, de Bijbel of de Koran vooral aan de elites was voorbehouden. Ook boeken over elk ander onderwerp waren schaars. De uitvinding van de boekdrukkunst door Johannes Gutenberg rond 1450 bracht hier verandering in. In de eeuw daarop begon het op religieus gebied te rommelen. De protestanten verzetten zich tegen de autoritaire cultuur van de katholieke kerk en gingen op zoek naar een meer persoonlijke geloofsbeleving. Dankzij gedrukte bijbels in de volkstaal konden gewone mensen nu ook de teksten lezen. Ze wilden zelf nadenken, en daarmee begon de emancipatie van de massa.

De uitwisseling van ideeën versnelde. Europa was lange tijd het continent waar de meeste innovaties vandaan kwamen, maar inmiddels schieten nieuwe ideeën in een razend tempo over de aardbol. Meer dan 3 miljard mensen zijn tegenwoordig aangesloten op het internet. De gebruikers verkeren een steeds groter deel van hun tijd in een virtuele wereld. De eerste stap in die richting begon 70.000 jaar v.Chr., toen de Homo sapiens dankzij zijn nieuwe taal een imaginaire werkelijkheid schiep naast de concreet waarneembare realiteit.

Mirjam Janssen is historicus en journalist.