Home ‘Het moest de hoogste toren van de Gouden Eeuw worden’

‘Het moest de hoogste toren van de Gouden Eeuw worden’

  • Gepubliceerd op: 28 november 2017
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Suzanne Tromp
‘Het moest de hoogste toren van de Gouden Eeuw worden’

In 1645 stond in het centrum van Amsterdam niet alleen een verouderd stadhuis, maar ook een afgebrande Nieuwe Kerk. Bij de wederopbouw streefde burgemeester Willem Backer ernaar de kerk te verrijken met een toren van meer dan honderd meter hoog. De toren werd echter nooit voltooid. Gabri van Tussenbroek, hoogleraar Stedelijke identiteit en monumenten aan de Universiteit van Amsterdam en bouwhistoricus bij Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam, vertelt over zijn nieuwe boek De toren van de Gouden Eeuw. Hierin beschrijft hij de machtsstrijd om deze toren. ‘De Gouden Eeuw was net zo dynamisch als onze tijd.’

Wat hield het conflict om de toren van de Nieuwe Kerk in?
‘Op 11 januari 1645 was de Nieuwe Kerk in vlammen opgegaan. Toen deze hersteld werd, zag Willem Backer, één van de burgemeesters van Amsterdam – Amsterdam had destijds vier burgemeesters tegelijk –, zijn kans schoon voor een ambitieus project. Hij wilde de kerk voorzien van “de hoogste toren van de Gouden Eeuw”. Al in 1647, na het heien van ruim zesduizend palen, werd de eerste steen gelegd.’

‘Naast de Nieuwe Kerk stond echter al een tijd een nogal aftands stadhuis. Waar Willem Backer droomde van een hoge toren, gaven andere bestuurders, onder wie burgemeester Andries Bicker, de prioriteit aan de bouw van een nieuw stadhuis. Naast deze twee bouwprojecten was de stad veel geld kwijt aan het financieren van de oorlog tegen Spanje, waarvan de vrede pas in 1648 getekend zou worden. De vraag waaraan Amsterdam zijn middelen verder moest besteden leverde daarom nogal wat interne strijd op.’
 

‘Achter gesloten deuren vochten de stadsbestuurders elkaar de tent uit’

‘Dit conflict verdeelde de Amsterdamse bestuurders tussen de calvinisten, onder wie Willem Backer, die de kerktoren wilden realiseren, en de libertijnen, zoals Andries Bicker, die streefden naar een groot stadhuis. Het geeft goed aan dat de Gouden Eeuw, die soms wat statisch kan lijken, net zo dynamisch was als onze tijd. Achter gesloten deuren vochten de stadsbestuurders elkaar de tent uit. Zoals we tegenwoordig kunnen zien is de toren van de Nieuwe Kerk er nooit gekomen. Het grootse stadhuis werd wel voltooid en kennen we tegenwoordig als het Paleis op de Dam. Deze gebouwen weerspiegelen een dynamische machtsstrijd van eeuwen geleden.’
 
Wat was de achtergrond van Backer en Bicker?
‘Willem Backer kwam uit een rijke familie van haringkopers en maakte deel uit van de streng calvinistische factie. Hij was hij ijdel, ambitieus en op macht belust, en was zich erg bewust van zijn status. Backers ambities voor de hoge toren waren ongetwijfeld geïnspireerd door wat hij in Venetië had gezien, waar hij op grand tour was geweest. Zijn grootste tegenstrever Andries Bicker was een rijke regent-koopman. Als lid van de libertijnse factie was hij veel liberaler en wilde hij de stad besturen zonder al te veel bemoeienis van de kerk. Hij had een echte handelsgeest en deinsde er niet voor terug ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog kanonnen en wapens aan de Spaanse vijand te verkopen.’
 

‘Backers ambities voor de hoge toren waren ongetwijfeld geïnspireerd door wat hij in Venetië had gezien’

Willem Backer was een streng calvinist. Paste zo’n toren wel bij die strikte leer?
‘In die tijd was de noodzaak van een hoge toren natuurlijk wel te verdedigen vanuit functioneel oogpunt. De klokken moesten een bepaald bereik hebben zodat iedereen kon horen hoe laat het was. Maar daarmee is niet gezegd dat Backers ambities echt te rijmen vielen met de calvinistische leer; hij gebruikte nogal wat smoesjes om zijn project te realiseren. Zo beargumenteerde hij dat de Nieuwe Kerktoren de Jan Roodenpoortstoren, die dichtbij stond in de binnenstad, kon vervangen. Deze zou in de weg staan, maar er spreken nergens bronnen over verkeersoverlast daar. Er leek juist weinig plaats te zijn voor een toren bij de Nieuwe Kerk, die deels in het water van de Nieuwezijds Voorburgwal gebouwd zou moeten worden.’

Tekst loopt verder onder de afbeelding

Een voorstelling van hoe de toren van de Nieuwe Kerk er uit had kunnen gezien, op een gekleurde tekening van J. van der Ulft (1653). (Beeld: Stadsarchief Amsterdam)​

Kunnen we tegenwoordig nog sporen vinden van Backers droom?
‘Jazeker, het fundament van de toren is tot op de dag van vandaag te vinden. Aan de zijde van de Nieuwezijds Voorburgwal is in Backers tijd een raster van balken in de grond gelegd, waarbinnen 6363 palen zijn geheid. Dit ligt daar nog allemaal onder de grond. Boven de grond is nog een deel van de onderbouw van de toren te zien. Deze was een stuk breder, maar hiervan is een gedeelte in 1783 gesloopt zodat er meer ruimte vrijkwam naast de kerk. In dit onderste deel is ook de wenteltrap uit de Gouden Eeuw nog te vinden, die tot in de meer dan honderd meter hoge toren had moeten reiken.’

‘Het torenproject was nogal een onemanshow

Waarom is de toren uiteindelijk nooit voltooid?
‘Dat had ten eerste te maken met een tweede grote brand. In de nacht van 6 op 7 juli 1652 brak er brand uit in het oude stadhuis, dat nog steeds gebruikt werd terwijl het nieuwe stadhuis in aanbouw was. Dit zorgde ervoor dat er haast gemaakt moest worden bij de bouw van het nieuwe stadhuis, waardoor de financiële middelen, in plaats van naar de toren, daarheen gingen. Daar kwam nog bij dat de Republiek in datzelfde jaar verwikkeld raakte in de Eerste Engelse Zeeoorlog, waardoor er nog minder geld overbleef voor het torenproject. Tot slot stierf in oktober 1652 Willem Backer onverwachts op 57-jarige leeftijd. Hiermee stierf langzaam maar zeker ook zijn droom voor de hoogste toren van de Gouden Eeuw.’

‘Backer had zich tijdens zijn leven ook wel gerealiseerd dat zijn project erg ambitieus en bovendien nogal een onemanshow was. Hij wilde de toren voor zijn factie, en bij de eerste steenlegging draaide het voornamelijk om hem, terwijl bij de eerste steenlegging van het stadhuis alle vier de burgemeesters aanwezig waren. De noodzaak van een stadhuis voor alle inwoners was veel duidelijker dan de noodzaak van een kerktoren die vooral in het belang van de calvinistische minderheidsfactie zou zijn. Met de komst van het nieuwe stadhuis profileerde Amsterdam zich als een rijke, machtige stad waarin het wereldlijke overheersend was.’


Een tekening van de torenvoet op de Nieuwezijds Voorburgwal, door Jan de Beijer (1757). Het rechterdeel en de bogen werden in 1783 afgebroken om plaats te maken voor het verkeer. (Beeld: Stadsarchief Amsterdam)

De toren van de Gouden Eeuw. Een Hollandse strijd tussen gulden en God
Gabri van Tussenbroek
352 p.
Prometheus, € 24,99

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.