Home Het Hoge Woord: ’Ik ben eigenlijk heel trots op dit land’

Het Hoge Woord: ’Ik ben eigenlijk heel trots op dit land’

  • Gepubliceerd op: 8 mei 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    N.C.F. van Sas

De eenwording van Europa accentueert de verschillen tussen de landen alleen maar. Nederland, Duitsland en Frankrijk lijken soms zelfs in een andere tijd te leven.


Soms ben ik wel eens een beetje jaloers op de Duitsers. Natuurlijk niet op de gruwelen uit de vorige eeuw, maar wel op de manier waarop de Duitsers steeds met hun verleden bezig kunnen zijn. Niet onbekommerd, maar juist existentieel bekommerd. Vergangenheitsbewältigung – het woord alleen al – als nationaal gezelschapsspel. Iedereen doet eraan mee: de politiek, de journalistiek, de historische professionals en zelfs het grote publiek.
        Vele voorbeelden dringen zich op. Uiteraard was er de Historikerstreit, de moeder van alle debatten, waarbij een van de twistpunten was of nazi-tijd en holocaust na een historisch-wetenschappelijk proces van wikken en wegen uiteindelijk toch in een hokje zouden passen dat althans verwantschap vertoonde met andere historische hokjes. Zelfs het stellen van die vraag werd door sommigen al ongepast geacht, en iemand als de Duitse filosoof Jürgen Habermas betoogde met enig succes dat zo’n wetenschappelijke `normalisering’ de Duitsers weer terug zou zetten op het verkeerde spoor van een fout nationalisme.
        In het Goldhagen-debat was het de vox populi die de toon aangaf. Wat de vakhistorici ook riepen – `Einfach ein schlechtes Buch,’ aldus Eberhard Jäckel –, het publiek liet zich in groten getale en soms bijna masochistisch meeslepen in een nationaal zelfbeeld van willing executioners, waarvan zij het tweede of derde geslacht waren. Niks wegkijken of `Wir haben es nich gewußt’. Allemaal medeplichtig, iedereen vuile handen. Ook de felle woordenstrijd tussen de schrijver Martin Walser en Ignatz Bubis, voorzitter van de Zentralrat der Juden in Deutschland, ging over de vraag of een heel volk schuldig kan zijn.
        De vakhistorici – in de Historikerstreit nog prominent aanwezig – raakten in deze latere debatten wat op het tweede plan. Ze móésten zich ook wel ongemakkelijk voelen, want vaak stond de historisering als zodanig ter discussie. Wat historisch correct is, laat zich lang niet altijd onder één noemer brengen met wat politiek of moreel correct heet. Tegenover de historicus die zelfs de verschrikkingen van de holocaust probeert te verklaren, staan de slachtoffers die het principieel niet-kunnen-begrijpen als vorm van erkenning van hun slachtofferschap zien.
        Een van de meest paradoxale aspecten van de voortschrijdende beeldvorming van de Tweede Wereldoorlog is dat het door Jan Romein ooit zo keurig uitgetekende patroon van een toenemende vergruizing van het beeld – waarin actualiteit en betrokkenheid geleidelijk plaatsmaken voor verwetenschappelijking, depolitisering en distantie – als het ware op z’n kop werd gezet. Hoe verder weg in de tijd, hoe dichterbij de oorlog lijkt te komen. Zelfs in debatten waarin de oorlog niet centraal staat, speelt hij indirect vaak mee. Toen Duitse minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer, het boegbeeld van de protestgeneratie van ’68 en in zijn land inmiddels hard op weg een nationale knuffelbeer te worden, onlangs in het nauw werd gebracht vanwege zijn revolutionaire verleden, was dat een poging tot revanche op die hele generatie die haar identiteit ontleende aan het verzet tegen foute ouders en grootouders, en daarmee een breuk in de Duitse geschiedenis wilde forceren.

Zeeuws wereldelftal
En dan was er kortgeleden nog een ander debatje, niet zo meeslepend als de vorige, maar toch veelzeggend voor de overgevoeligheid van de Duitsers waar het gaat om hun verleden. `Ich bin stolz, ein Deutscher zu sein,’ verklaarde de CDU’er Laurenz Meyer, en meteen was de beer los. Politiek tegenstanders vielen over hem heen en haastten zich de onwelvoeglijkheid van deze opinie te demonstreren. Zelfs bondspresident Johannes Rau, ingehuurd om op bezonnen toon het geweten van de natie te vertolken, ontkwam er niet aan partij te trekken. Aangeklampt door journalisten met de vraag of hij er ook trots op was Duitser te zijn, zag je hem aarzelen, maar ten slotte koos zijn politieke instinct toch voor het correcte antwoord: nee, dat was niet iets waarop hij echt trots kon zijn.
        Commentatoren bestempelden de kwestie trots-of-niet meteen tot een typisch Duitse controverse en grepen naar de internationale vergelijking. Zo’n uitspraak als die van Meyer zou je een Amerikaan of een Fransman hoogst zelden horen doen, aldus Josef Joffe in Die Zeit. Dat weet ik nog niet zo zeker. De Inaugural Address van George W. Bush op 20 januari was één uitgesponnen lofzang op Amerika. Het woord `trots’ kwam er geloof ik niet in voor, maar je kreeg bepaald niet de indruk dat hij zich voor zijn land schaamde. Het verschil met Duitsland is vooral dat zijn politiek tegenstanders op dit punt niet met hem van mening verschillen. Al deze Duitse controversen demonstreren dan ook met name dat natievorming als proces – want daar heeft die Vergangenheitsbewältigung alles mee te maken – met heftige conflicten gepaard kan gaan. Exclusief Duits is dat evenwel niet. Ook de – volgens Joffe – ungebrochene Nationalstaaten Frankrijk en Amerika hebben daarmee nog in het recente verleden te kampen gehad.

In Nederland – ook zo’n ongebroken natiestaat – lijkt alles wat rustiger te verlopen en `nationale trots’ lijkt hier ook niet zo’n krachtige emotie. In ieder geval niet bij mij. Zelfs als ik mijn eigenlijk veel levendiger Zeeuwse patriottisme de vrije loop laat en me bijvoorbeeld overgeef aan bespiegelingen over de samenstelling van een Zeeuws elftal aller tijden, een soort Zeeuws wereldelftal dus, worden vage gevoelens van gewestelijke trots al snel overschaduwd door kopzorgen over de opstelling: Frans de Munck op doel of toch mijn dorpsgenoot John Karelse, Danny Blind of Gérard de Nooijer, Willem van Hanegem natuurlijk en Peter van Vossen – maar hoe breng ik mijn geheime wapen in stelling: de Molukse kabel van Lilipaly, Siwabessy en Salawane? Zo krijgt iedere natie de problemen die ze verdient.

Homohuwelijk
De Vergangenheitsbewältigung van Nederland speelt zich momenteel af op een soort metaniveau, waarbij het niet gaat om het verleden zelf maar om de manier waarop de geschiedenis wordt onderwezen. Ik ken het rapport daarover van de commissie-De Rooy alleen van horen zeggen, maar als het zo is dat leerlingen weer zullen worden geconfronteerd met langetermijnontwikkelingen en chronologische kennis, maar ook met de samenhang van zaken die gelijktijdig plaatsvinden, dan klinkt dat veelbelovend. Tot de eindtermen van het nieuwe geschiedenisonderwijs zal vast niet behoren dat Nederlanders – inclusief al die jonge nieuwe Nederlanders – verplicht trots moeten worden op hun land van inwoning. Toch, zo ontdekte ik onlangs, lopen er best Nederlanders rond die authentiek trots zijn op dit land en daar ook graag voor uitkomen. Aan de vooravond van de inwerkingtreding van het homohuwelijk begin april werd een van de gelukkigen geïnterviewd die mochten meedoen aan de eerste trouwceremonie op het Amsterdamse stadhuis. `Ik ben heel blij,’ verklaarde hij in het ontbijtprogramma van Dieuwertje Blok. `Ik ben eigenlijk heel trots op dit land.’ En deze uitspraak werd meteen in de juiste context geplaatst door een journaliste van The Observer, die er fijntjes aan herinnerde dat Nederland internationaal bekendstaat als een soort reservaat waar drugs, euthanasie en nu dus gehuwde homo’s gewoon mogen.
        Duitsland worstelt met zijn verleden; Nederland is trots op zijn heden. En die trots overstijgt dorpspolitiek gekrakeel, want toen een Franse politicus Nederland enkele jaren geleden als narco-staat bestempelde, was de verontwaardiging daarover vrij algemeen. Nederland, Duitsland, Frankrijk – en al die andere landen – hebben niet alleen verschillende culturen, maar lijken soms ook zelfs in een verschillende tijd te leven. Dat is een merkwaardig fenomeen. Juist de gelijkschakeling op allerlei gebied – gemeenschappelijke Europese regelgeving, de invoering van de euro – accentueert de ongelijkheid en zelfs de ongelijktijdigheid van de diverse nationale culturen. Een waarheid als een koe? Hun virussen zouden inderdaad wel eens heel grensoverschrijdend kunnen zijn. De reacties op die virussen daarentegen zijn vaak weer heel nationaal bepaald. Ik bedoel maar: de gelijktijdigheid van het ongelijktijdige begint bij de grens.

In `Het hoge woord’ schrijven prominente historici korte historische beschouwingen naar aanleiding van actuele ontwikkelingen. N.C.F. van Sas is hoogleraar geschiedenis na 1750 aan de Universiteit van Amsterdam.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.