Home Het hoge woord: Het wordt hoog tijd dat we weer van de migratie gaan profiteren

Het hoge woord: Het wordt hoog tijd dat we weer van de migratie gaan profiteren

  • Gepubliceerd op: 29 april 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    P.C. Emmer

Pim Fortuyn, en andere politici in zijn kielzog, doen harde uitspraken over immigranten en asielzoekers. Maar migratie zal er altijd zijn, en we kunnen daar maar beter van profiteren. Naast asielzoekers zouden we ook economisch immigranten moeten binnenlaten.


Wim Kan kon zich in het begin van de jaren zestig nog vrolijk maken om `de Nederlandse bevolkingspolitiek’. Die bestond volgens deze cabaretier uit een simpel procédé. De minister van Sociale Zaken begaf zich eerst naar Rotterdam om de emigranten uit te wuiven, waarna hij zich naar het Centraal Station te Utrecht spoedde teneinde de nieuwe gastarbeiders welkom te heten. Wat toen al niet zo handig leek – het vertrek van gezinnen en het tijdelijk toelaten van ongeschoolde arbeiders – is inmiddels veranderd in een drama.
        De Turken en Marokkanen gaan immers niet zoals de Italianen en Spanjaarden terug naar huis. Het tegendeel is het geval. Elk jaar laten zij nieuwe familieleden en huwelijkspartners overkomen, waardoor hun aantal van 70.000 in 1970 is gegroeid tot 400.000 in 2000. Die wonderbare vermenigvuldiging doet zich ook voor onder de migranten uit de Nederlandse Antillen en Suriname. Hun aantal nam eind jaren zestig explosief toe, toen de armen en laagopgeleiden daar ontdekten dat het sociale vangnet in Nederland veel groter was dan thuis.
        Bovendien zijn er in de jaren tachtig steeds meer asielzoekers naar Nederland gekomen, en hun tijdelijke opvang bleek negen van de tien keer uit te lopen op permanente vestiging. Het meest verwonderlijke is echter dat al die nieuwkomers – anders dan de traditionele migranten – niet harder werken en minder ziek zijn dan de autochtone Nederlanders, maar dat eerder van het omgekeerde sprake is.

En er is nog meer veranderd. In plaats van de Nederlandse cultuur te bewonderen, zoals de Indische Nederlanders deden, of te verrijken met spaghetti en paella, zoals de Italianen en Spanjaarden, uiten de nieuwe immigranten kritiek. Een in het oog lopende minderheid lijkt integratie zelfs af te wijzen en eist subsidie voor de eigen verenigingen en scholen, vraagt om eigen slachterijen, wijst de moeizaam bevochten maatschappelijke erkenning van homoseksuelen af, laat de vrouwen hoofddoekjes dragen, kijkt met lelijke schotelantennes naar de televisie uit het land van herkomst en lijkt nauwelijks gemotiveerd om Nederlands te leren.
        Alle reden dus, voor een aantal politici, om over elkaar heen te buitelen in het doen van harde uitspraken over immigranten en minderheden. Het protest lijkt bij ons wat netter dan in het buitenland, omdat het niet wordt verwoord door domme drammers als Le Pen en Dewinter, maar door de uiterst beschaafd sprekende professor Pim Fortuyn, gekleed in dure maatkostuums met prachtige zijden dassen. De boodschap is echter dezelfde: Nederland is vol, de opvang van asielzoekers moet `in de regio’ plaatsvinden en de multiculturele maatschappij dient te verdwijnen.

Nieuwe flinksheid
En de professor staat niet alleen. Ook andere politici, zoals het VVD-kamerlid Kamp, geven blijk van een `nieuwe flinksheid’. Ze zien in iedere immigrant een oplichter, die alleen maar naar ons land komt om via de WAO zijn hand op te houden of om onze eigen werklozen van een baan te beroven. En CDA-partijleider Balkenende noemt de multiculturele samenleving een verwerpelijk instituut, dat mensen zou aanzetten om papier op straat te gooien, publiekelijk te wildplassen en oude dames in Rotterdam van hun tasjes te beroven.
        De vraag is echter of al die gespierde taal wel zin heeft. De migranten laten zich er in elk geval niet door afschrikken; die komen toch wel. De grote inkomensverschillen in de wereld hebben al honderden jaren lang tot migratie geleid, en het is niet aan te nemen dat onze politieke voormannen plotseling in staat zijn daar een eind aan te maken.
        Nederland is namelijk helemaal niet vol. Die situatie treedt pas op als meer mensen ons land verlaten dan er binnenkomen, en daarvan is geen sprake. In de negentiende eeuw waren het relatief lege Sicilië en Ierland vol, en vandaag zijn dat Afghanistan en Somalië. Binnen Nederland is trouwens sprake van dezelfde paradox: de Waddeneilanden zijn vol, maar de Randstad niet.
        Daarnaast lijken we te zijn vergeten dat immigratie in principe iets is om trots op te zijn. De komst van een groep harde werkers die meer belasting betalen dan ze aan uitkeringen en subsidie ontvangen, is een nationaal geschenk, alsof je de Deltawerken of de Betuwelijn cadeau krijgt. In de zeventiende en achttiende eeuw bestond bijna de helft van de bemanning van Nederlandse schepen uit buitenlanders, en tijdens de oogst onder de landarbeiders was dat al niet anders, hoewel een deel van het Nederlandse proletariaat toen werkloos was.
        Deze situatie lijkt niet veel te zijn veranderd. In de afgelopen maanden heeft nog niet de helft de opgeroepen 40.000 bijstandtrekkers in Amsterdam de verplichte gang naar de banenmarkt gemaakt, en van hen zijn er niet meer dan 136 aan werk geholpen, terwijl de bedrijven in de stad om arbeidskrachten zitten te springen. Meer dan vier eeuwen lang is het blijkbaar economisch voordelig geweest om een groep Nederlanders in leven te houden zonder van hen betaalde arbeid te eisen en tegelijk arbeidskrachten van buiten aan te trekken. Ook daarin kunnen onze politici niet plotseling verandering brengen, en zij moeten zich maar troosten met de gedachte dat de bevolking en de arbeidsmarkt van een land nog nooit precies op elkaar hebben gepast.

Tasjesdieven
En is de `asielopvang in de regio’ inderdaad het nieuwe ei van Columbus? Nieuw is het in elk geval niet. De joden uit het Iberisch schiereiland, de hugenoten uit Frankrijk en de Belgen tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn meestal in de omliggende landen terechtgekomen. Maar als opvang buiten de regio niet mogelijk blijft, kan dat verschrikkelijke gevolgen hebben. Veel vluchtelingen uit nazi-Duitsland hebben het er levend afgebracht, omdat maar liefst tachtig landen bereid waren hen op te nemen. Toen zou de toepassing van zijn eigen principes Fortuyn als homoseksueel asielzoeker in levensgevaar hebben gebracht.
        De multiculturele maatschappij, ten slotte, kan gerust bij het oud vuil worden gezet, want die heeft in ons land nooit bestaan en zal er ook niet komen. De westerse cultuur is zo dominant dat de vele immigranten noch in het Nederland van de zeventiende eeuw noch in de Verenigde Staten van de negentiende eeuw die dominantie hebben kunnen breken, terwijl de Poolse en Siciliaanse landverhuizers vroeger minder van de moderne wereld wisten dan de Afghaanse of Somalische vluchtelingen nu.
        Net als toen omarmen de meeste migranten – ook de grote meerderheid van de moslims – de winnende cultuur met graagte en protesteren ze nooit tegen onze strafwetgeving, ons erfrecht, onze economische en democratische principes. Wel overtreden ze veel vaker de wet dan de autochtone Nederlanders. De Rotterdamse tasjesdieven, in meerderheid van allochtone afkomst, worden echter niet gedreven door andere culturele waarden; in geen enkele cultuur wordt het stelen van tasjes aangemoedigd.
        Migratie heeft altijd bestaan en zal er altijd zijn. We kunnen er dus maar beter het beste van maken. Laten we ons eerst eens realiseren dat het beter is in een land te leven waar mensen liever willen binnenkomen dan vertrekken. Dat zou je in de huidige discussie bijna vergeten. En het wordt hoog tijd dat we net als vroeger weer van de migratie gaan profiteren. Naast de asieldeur dient er een tweede toegangsdeur voor economisch migranten te komen. Die zouden hun `titel tot permanent verblijf’ moeten verdienen door niet direct toegang te krijgen tot het volledige pakket van sociale voorzieningen. Vroeger kon een migrant toch ook pas poorter van een Hollandse stad worden na eerst een flink aantal jaren belasting te hebben betaald?

In ‘Het hoge woord’ schrijven prominente historici korte historische beschouwingen naar aanleiding van actuele ontwikkelingen. P.C. Emmer is als bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de Europese expansie in het Atlantisch gebied verbonden aan de Universiteit Leiden. Hij is redacteur van de Encyclopedie Europese Migratiegeschiedenis, die in 2004 wordt verwacht.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.