De Koude Oorlog was nog in volle gang toen de Nederlandse zwaargewichten Dirk Stikker en Joseph Luns secretaris-generaal van de NAVO werden. Hun minder ervaren opvolger Jaap de Hoop Scheffer krijgt een veel lastiger taak.
Ondanks de hijgerige berichtgeving over een mogelijke benoeming van Jaap de Hoop Scheffer tot secretaris-generaal van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie NAVO en de systematische ontkenning van diens kandidatuur door de Nederlandse regering, is het allemaal goed afgelopen. De Hoop Scheffer heeft de zegen van Washington en de andere NAVO-hoofdsteden gekregen en zal op 1 december 2003 de taak van lord Robertson overnemen. Secretaris-generaal van de NAVO is beslist een belangrijke internationale functie. Dat Nederland voor de derde keer deze eer te beurt valt, is bijzonder. Alleen Groot-Brittannië scoort even hoog. Andere eerste-uur-leden van de NAVO, zoals Frankrijk, leverden nimmer een secretaris-generaal.
Natuurlijk streelt de benoeming van een landgenoot het nationale ego. Blijkbaar heeft De Hoop Scheffer internationaal gezien – en met name in de ogen van Washington – de beste papieren om de centrale functie binnen de NAVO te vervullen. Daar staat tegenover dat de regering en het Nederlandse volk er niets aan hebben dat een landgenoot die functie bekleedt. De andere NAVO-leden zullen erop toezien dat hij niets onderneemt dat als bevoordeling van Nederland kan worden uitgelegd, en hijzelf zal er ongetwijfeld voor waken.
De Hoop Scheffer treedt aan op een uiterst moeilijk moment in de geschiedenis van de westelijke alliantie. In dat opzicht hadden zijn Nederlandse voorgangers het gemakkelijker. Bij het aantreden van Dirk U. Stikker in 1961 en Joseph M.A.H. Luns in 1971 waren de problemen aanzienlijk minder en van een volstrekt andere aard. Toen stond de verdediging van het democratische Westen tegen een aanval van het communistische blok onder aanvoering van de Sovjet-Unie nog centraal. Daarmee lag de doelstelling van de organisatie vast en beperkten de discussies en meningsverschillen zich tot de afgeleide politieke, strategische en operationele vragen.
Kernwapens
Stikker stond in 1961 voor enkele grote problemen. De nucleaire strategie van massive retaliation was door de enorme voorraad atoomwapens van beide blokken een acuut gevaar geworden. Binnen de NAVO bestond geen duidelijkheid over de inzet van het atoomwapen. Frankrijk had door zijn weigering mee te doen aan de geïntegreerde luchtverdediging het vraagstuk van de besluitvorming binnen de NAVO als intergouvernementele organisatie aan de orde gesteld. De Franse president Charles de Gaulle tapte uit het nationalistische vat. Hij wilde binnen de NAVO de beslissing over inzet van kernwapens voorbehouden aan de bezitters van kernwapens: de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk. De Gaulle beschouwde de andere NAVO-leden slechts als satellieten.
Luns belandde in 1971 evenmin in rustig vaarwater. Frankrijk had de militaire organisatie van de NAVO verlaten. De omgangsvormen tussen NAVO en Warschaupact verkeerden in een proces van verandering. Confrontatie naar recept van Kissinger en Nixon maakte plaats voor een politiek van detente, die de Sovjet-Unie als geopolitieke factor erkende en die wegen opende naar zakelijk overleg over vermindering van kernwapens en troepen rond het IJzeren Gordijn. Bepalend voor de stemming binnen het bondgenootschap waren enerzijds de Amerikaanse oorlog in Vietnam, die in de meeste NAVO-landen tot grote anti-Amerikaanse demonstraties leidde, en anderzijds de kritiek op het ondemocratische karakter van de regering in sommige lidstaten, zoals Portugal en Griekenland. Dit betekende overigens niet dat er twijfel ontstond over de noodzaak van het behoud van de NAVO.
Vergeleken met de situatie in 1961 en 1971 staat de derde Nederlandse secretaris-generaal van de NAVO eind 2003 voor een vele malen zwaardere opgave. De NAVO is sinds 1989 de Koude Oorlog en het Warschaupact kwijtgeraakt als anker voor haar bestaan en activiteiten. De discussie over de toekomstige taken van de organisatie is allesbehalve afgerond, ook al beweren sommigen het tegendeel. Het fundamentele probleem is dat met het verdwijnen van de tegenstelling tussen Oost en West ook de NAVO-kerntaak is verdwenen. Een Russische aanval is slechts een theoretische mogelijkheid.
Wordt de NAVO door de uitbreiding met voormalige communistische landen in Oost-Europa een organisatie ter bevordering van de militaire samenwerking in Europa? Dan is afstemming met de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) een eerste vereiste. Wordt de NAVO een soort uitzendbureau voor bestrijding van crises en internationaal terrorisme, al dan niet onder de vlag van de Verenigde Naties? De Amerikaanse pre-emptive strike tegen Irak heeft aangetoond welke conflicten, meningsverschillen en confrontaties dat binnen de NAVO heeft opgeleverd. De interventie in Irak leek de doodsteek voor de NAVO.
Oekazes
Natuurlijk wordt de soep niet zo heet gegeten als hij door woordvoerders en in de media wordt opgediend. De NAVO heeft een bijzonder sterk instrument, namelijk de methode van overleg. Er bestaat geen enkele internationale organisatie waarvan de eigen kantoren en de permanente vertegenwoordigingen van de lidstaten in één gebouwencomplex zijn gevestigd. Dat biedt niet alleen veel mogelijkheden tot direct contact; de NAVO kent ook een lange traditie van overleg achter gesloten deuren, van informeel overleg tussen de permanente vertegenwoordigers met of zonder secretaris-generaal en van contacten op lager werkniveau, zonder dat de buitenwereld daarvan enige notie heeft.
Een tweede sterk punt is de combinatie van politiek en militair overleg. Tijdens de oorlog in Joegoslavië bleek dat binnen deze structuur, veel beter dan binnen de EU of de Veiligheidsraad, de onderlinge meningsverschillen over het te voeren beleid besproken konden worden.
Belangrijker dan de politieke structuur is echter de politieke wil van de lidstaten om de organisatie weer slagvaardig te maken. Met oekazes vanuit Washington aan het ‘oude’ Europa lukt dat niet. De nieuwe secretaris-generaal zal ook de Amerikanen bij tijd en wijle moeten duidelijk maken dat Europese visies, ook als ze afwijken van Amerikaanse standpunten, bespreking verdienen. Anders gezegd: herstel van het onderling vertrouwen tussen de oude Europese leden van het bondgenootschap, het op gang brengen van een serieuze dialoog tussen Washington en de Europese hoofdsteden over de toekomstige taken van de NAVO, en integratie van de nieuwe Oost-Europese leden binnen de NAVO zijn de drie hoofdtaken van de nieuwe secretaris-generaal.
De problemen waarvoor Stikker en Luns bij hun aantreden stonden, waren peulenschillen in vergelijking met de opdracht waarvoor Jaap de Hoop Scheffer nu staat. Stikker en Luns konden bovendien bogen op een lange internationale carrière. De eerste was behalve minister van Buitenlandse Zaken ook Political Conciliator van de OESO geweest (een soort bruggenbouwer tussen Washington en Europa) en ambassadeur bij de NAVO. Luns was negentien jaar minister geweest. Hij had ondanks zijn verzet in het Indonesië- en Nieuw-Guinea-dossier respect opgebouwd bij zijn Amerikaanse counterparts. Zijn verzet tegen de Europese en NAVO-politiek van De Gaulle en zijn beheerste stijl van optreden maakten hem in 1971 in Amerikaanse ogen de ideale kandidaat. De carrière van Jaap de Hoop Scheffer is minder glansrijk dan die van Luns en Stikker, maar ook hier geldt: resultaten in het verleden behaald zijn geen garantie voor de toekomst.
In ‘Het Hoge Woord’ schrijven prominente historici korte historische beschouwingen naar aanleiding van de actualiteit. Albert Kersten is als senior-onderzoeker verbonden aan het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en werkt aan de biografie van Joseph Luns.