Home Het hoge woord: De democratie saneert zwakke bestuurders wel weer weg

Het hoge woord: De democratie saneert zwakke bestuurders wel weer weg

  • Gepubliceerd op: 29 augustus 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Anton van Hooff

In het klassieke Athene werd het ministersambt verloot onder de burgers. Niet de beste leiders hoeven in een democratie de dienst uit te maken.


De farce die de Fortuyn-zoekers bij de kabinetsformatie hebben opgevoerd stemt tot nadenken. Hoe komt een democratie aan goede regeerders? Het is een probleem dat in andere politieke systemen niet bestaat. In een monarchie benoemt de vorst eenvoudigweg ministers, letterlijk: dienaren. In een aristocratisch bestel spelen de regenten elkaar de bal toe. De democratie heeft het in dit opzicht moeilijker. Aan de ene kant betekent het beginsel van gelijkheid dat iedere burger tot iedere functie beroepen kan worden. Zo zegt artikel 3 van de Grondwet: `Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.’ Aan de andere kant moeten er wel garanties zijn dat de ambtsdragers er iets van kunnen.
        Met de spanning tussen gelijkheid en bekwaamheid heeft reeds de eerste democratie ter wereld geworsteld. Het klassieke Athene was de eerste geciviliseerde maatschappij die het volk daadwerkelijk in de macht liet delen. Deze antieke democratie werd niet spontaan geboren. Zij was het resultaat van felle conflicten, waarbij fysiek en verbaal geweld niet werd geschuwd. Waarschijnlijk was het in de polemiek dat het stelsel zijn naam kreeg. Want het radicale woord dèmokratia, – letterlijk `volksmacht’ – riekt naar woordenstrijd. Misschien was het wel een aanhanger van de oude plooi die spottend zei: `Vanouds hebben wij in Athene de “bestmacht” (aristokratia), en nu willen jullie de macht van het gepeupel (dèmokratia)?’

Geuzennaam
Het hatelijke woord dèmokratia werd een geuzennaam. Onbeschroomd gebruikte Perikles het in de rede waarmee hij in 431-430 de gevallenen van de oorlog tegen Sparta herdacht. Volgens de geschiedschrijver Thucydides zei hij: `Wij hebben een stelsel dat niets weg heeft van de instellingen van buurvolken, maar veeleer zijn wij een voorbeeld dat anderen navolgen. De naam? Omdat het stelsel niet berust op een kleine groep maar op een massa, heet het democratie.’
        Vervolgens verheerlijkte Perikles de waarden van dit unieke systeem waarvoor de gesneuvelden terecht hun leven hadden gegeven: gelijkheid, vrijheid en openheid. De democratie laat iedereen delen in vermaak en cultuur. De goede burger verdeelt zijn aandacht over zijn eigen belangen en die van het gemenebest. De man die niet met de gemeenschap meeleeft, geldt als een nutteloos element.
        Met deze woorden zei Perikles dat democratie berust op meedoen. De Atheense volksmacht zette dan ook alles op alles om participatie te bevorderen en zelfs af te dwingen. Als de opkomst voor de volksvergadering (ekklesia) niet bevredigend was, werden staatsslaven naar de markt gestuurd. Met een kabel die in de menie was gedoopt veegden ze de agora leeg. Het was een schande met rode verf op je kleren in de volksvergadering te verschijnen. Aan de andere kant werd participatie aantrekkelijk gemaakt. Er werd een dagvergoeding gegeven aan wie zitting nam in de volksrechtbank, de Raad van de Vijfhonderd en ten slotte ook om de ekklesia bij te wonen.
        Vergoedingen werden ook gegeven voor het bekleden van archai: uitvoerende taken. Van deze taken had Athene er vele, volgens de Deense geleerde Hansen ongeveer 1200 op een (mannelijke) burgerij van twintig- tot dertigduizend personen. Hierbij moet bedacht worden dat in het algemeen een ambt slecht één jaar mocht worden uitgeoefend. De Atheners hadden namelijk een realistische kijk op de menselijke natuur: iedereen die te lang macht genoot, zou zijn functie gaan misbruiken. Snelle roulatie was daartegen de aangewezen remedie.
        Berekeningen leren dat vrijwel iedere Athener in zijn leven ambten bekleedde. Zo was iedereen in zijn leven één of maximaal twee keer lid van de Raad van de Vijfhonderd – laten we voor het gemak zeggen het Atheense parlement. Gegadigden voor het raadslidmaatschap moesten zich in hun eigen woondistrict melden. Daar werden hun antecedenten nagegaan door buurtgenoten, die uit naijver op elke slak zout legden: had de kandidaat zich niet aan militaire dienst onttrokken? Zorgde hij wel goed voor zijn bejaarde ouders? Had hij zich niet geprostitueerd? Als hij door de politiek-morele beugel kon, kwam hij op een groslijst.
        Uit die kandidatenlijst werden vijfhonderd raadsleden aangewezen – niet door verkiezing, maar door loting. Loting gold als een democratischer selectiemethode dan verkiezing. Het beginsel van de gelijkheid betekende immers: any man can do any job. Ook de hoogste staatsfunctionarissen, de negen archonten, werden door loting aangewezen. Jaarlijks was er een staatsloterij met het ministersambt als hoofdprijs. Zelfs de man die de volksvergadering voorzat, werd door het lot aangewezen. Bij verkiezingen konden de burgers immers worden misleid door mooie praatjes of presentjes van kandidaten.
        Het structurele wantrouwen dat de Atheense democratie kenmerkt, beperkte zich niet tot de selectie. Na afloop van een ambtsperiode moest een functionaris altijd verantwoording afleggen. Grote boetes hingen de man boven het hoofd die zijn positie had misbruikt. En er was altijd nog het ruwe middel van het schervengericht of ostracisme. Atheense burgers konden iemand die zij als een potentiële tiran zagen voor tien jaar wegsturen door middel van een wantrouwensvotum.

Minkukels
De Atheners waren wel goed, maar niet gek. Ze begrepen dat voor bepaalde financiële en militaire functies bewezen competentie vereist was. Daarom werden deze ambten wél door verkiezing vergeven. Zo werden de bekende Atheense leiders Themistokles en Perikles tot stratègos gekozen. Zij moesten wel jaarlijks om een nieuw mandaat vragen. En ook zij kregen de almacht van het volk te voelen. Themistokles werd door het ostracisme heengezonden. Perikles werd na een reeks van jaren niet herkozen, omdat men hem verantwoordelijk stelde voor de tegenslagen in de oorlog met Sparta. Beiden kwamen uit aanzienlijke families, maar zij onderwierpen zich aan de wil van het volk.
        In de ogen van de Atheense elite verlaagden deze leiders zich door te dingen naar de volksgunst. Maar wat de aristocraten in feite vooral verontrustte, was dat de democratie zo toch aan capabele leiders kwam. De pretentie van de elite was immers dat alleen zij in staat was tot regeren. Een antidemocraat als Plato laat in zijn Dialogen Sokrates telkens vragen waarom voor allerlei beroepen competentie vereist is, maar voor de politiek niet. In Plato’s ideale staat regeren alleen de besten – dat wil natuurlijk zeggen: de Plato’s.
        De democratie, zowel de antieke als de moderne, heeft niet zulke hoge aanspraken. Door haar openheid, check and balances voorkomt zij dat slechteriken in openbare ambten al te veel kwaad aanrichten. Daarom hoeven we niet al te bang te zijn voor een stelletje patsers, frustro’s en minkukels dat op het Haagse regeringspluche terechtkomt. De democratie saneert hen wel weer weg.

In `Het Hoge Woord’ schrijven prominente historici korte historische beschouwingen naar aanleiding van actuele ontwikkelingen. Anton van Hooff is classicus en hoofddocent klassieke geschiedenis aan de Universiteit van Nijmegen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.