Home Herman Beliën (1946-2013)

Herman Beliën (1946-2013)

  • Gepubliceerd op: 28 oktober 2013
  • Laatste update 07 apr 2020
Herman Beliën (1946-2013)

Op 13 september is historicus Herman Beliën op 67-jarige leeftijd overleden. Beliën was meer dan veertig jaar werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam, had diverse televisieprogramma’s en boeken op zijn naam staan en organiseerde reizen in binnen- en buitenland. ‘Herman heeft mij leren kijken.’

door Anne Burgers

Beliën begon in 1964 aan een studie geschiedenis aan de UvA, waar hij decennialang zou werken. Na zijn afstuderen was hij korte tijd docent bij de afdeling Oude Geschiedenis, maar had hier een ‘vreselijke tijd’, zo vertelde hij bij zijn pensionering aan faculteitsblad Eindeloos. Hij werd hoofddocent aan d’Witte Leli, de opleiding voor geschiedenisleraren in Amsterdam. Hier nam hij begin jaren zeventig toekomstig hoogleraar Oude Geschiedenis Fik Meijer aan. ‘Ten opzichte van het onderwijs heeft Herman een omslag meegemaakt’, vertelt Meijer. ‘Na zijn jaren aan d’Witte Leli – hij keerde in 1975 terug naar de UvA bij de vakgroep Nieuwe Geschiedenis – ontwikkelde hij een sterke afkeer van onderwijskundige vernieuwingen. Herman vond juist dat onderwijs groots en meeslepend moest zijn, dat de nadruk niet moest liggen op regeltjes en gedoe.’

Dat Beliëns onderwijs groots en meeslepend was zullen zijn oud-studenten beamen, al viel zijn directe stijl niet bij iedereen in de smaak. UvA-publiekshistoricus Paul Knevel werkte sinds de jaren negentig met Beliën aan diverse projecten, en denkt dat hij vooral de doorwerkende betekenis van geschiedenis wilde tonen. ‘Herman wilde dat studenten nadachten over verbanden. Hij wilde de student laten stijgen: laat dat boek nou eens los en denk zélf na. Sommigen vonden dat prachtig, anderen vonden het vreselijk omdat ze niet wisten waar ze aan toe waren.’



'Herman was innemend, vertelde beeldend, en was niet bang om verbanden te leggen'



Van Huizinga’s historische sensatie maakte Beliën op zijn eigen manier gebruik. ‘Collega Piet de Rooy beschreef dat heel mooi tijdens de uitvaart’, weet Knevel. ‘Bij een college over de betekenis van de Amerikaanse auto-industrie zou ieder ander keurig Henry Ford aanhalen en tabelletjes van de autoverkoop laten zien. Herman zette gewoon Paradise by the Dashboard Light op en legde vervolgens uit hoe de auto de identiteit van jonge Amerikanen had veranderd.’

Bij het grote publiek werd hij bekend als televisiehistoricus. Carla Boos, eindredacteur bij de NTR, screende hem in de jaren negentig voor Bestaat Nederland wel?, een poging tot mentaliteitsgeschiedenis. ‘Toen ik hem ontmoette, wist ik dat hij geen voor de hand liggende televisiepresentator was’, vertelt ze. ‘Maar hij was innemend, vertelde beeldend en was niet bang om verbanden te leggen. Dat was precies wat ik zocht voor dat gewaagde project. De screentest verliep verrassend goed. Het was altijd een feest om met hem te werken; hij deed alles, vond niks te gek. Als je zei: “Herman, in deze scène spring je in de sloot”, dan deed hij dat. Mét flair.’

Ook Knevel maakte televisie met Beliën, bijvoorbeeld De canon van Amsterdam voor AT5, waarbij vijftig vensters uit de hoofdstedelijke geschiedenis worden uitgelicht. ‘Het was een groot project dat we in sneltreinvaart moesten maken. Herman zou de verbindende figuur zijn en het zou over echte plekken in de stad gaan, op locatie. Hij had altijd leuke ideeën over het groot neerzetten van een thema, en kon zo een verhaal vertellen. Voor colleges en lezingen schreef hij teksten ook nooit uit. Hij bedacht een paar trefwoorden, maar meestal was hij dat papiertje ook weer kwijt.’

Reizen vormde een belangrijk deel van zijn leven. Beliën organiseerde historische reizen naar grote en kleinere wereldsteden, alwaar hij zijn publiek op geheel eigen wijze rondleidde. ‘Herman heeft mij leren kijken’, zegt Meijer. ‘Kijken kon hij beter dan wie dan ook. In ieder gebouw zag hij iets bijzonders. Stonden we voor de Sint-Pieter, en dan zag hij na tachtig keer nog iets nieuws. Dat vond ik zo knap.’

De stedentrips – stadsgeschiedenis groeide uit tot een van Beliëns grootste interesses – gingen altijd gepaard met een flinke dosis enthousiasme. Knevel: ‘Hij kon vreselijk genieten van een mooie, grote stad, maar was net zo enthousiast als hij gewoon naar Alkmaar ging. Daar deed hij dan precies hetzelfde als in Rome. En als hij zes keer langs dezelfde plek kwam, had hij iedere keer weer een ander verhaal.’

Dat hij nooit gepromoveerd was, zag Beliën als een smet. Boos: ‘Hoewel hij er grapjes over maakte, stak het hem ook een beetje.’ Volgens Meijer was hij te onrustig en kon hij zich niet op één onderwerp toeleggen. ‘Herman was een man van gedachten, maar had niet het zitvlees om deze uit te werken.’ Knevel: ‘Herman had hart voor onderwijs, wilde de studenten meeslepen en geschiedenis levend maken voor een groot publiek. Daar lag zijn talent.’


Foto: www.stadsverkenningen.nl

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.