Bij het Congres van Wenen lobbyde Hans Christoph von Gagern voor een groot Koninkrijk der Nederlanden, dat stevige banden zou hebben met de Duitse landen. Bijna was de Nederlandse geschiedenis totaal anders verlopen.
In de zomer van 1814 gaf Hans Christoph von Gagern zijn chef de cabinet opdracht kratten met de beste Rheingau-wijn naar Wenen sturen. De Duitse Reichsritter Von Gagern prees zichzelf gelukkig dat hij ze tijdens de Franse bezetting goed had weten te verbergen, en dat de Fransen bovendien Rijnwijnen meden, uit angst dat ‘die zure wijn hun maag bedierf’.
Zijn vrouw Charlotte vroeg hij om hun trouwe kokkin over te laten komen, aangezien haar Dampfnudel de beste van Midden-Duitsland waren. Een knecht kreeg de opdracht om een mooi appartement uit te zoeken in Wenen. Al snel beschikte Von Gagern over ruime en prachtig gemeubileerde behuizing, in de Untere Bräunerstrasse 1196, slechts tientallen meters verwijderd van de Hofburg. Het appartement was buitengewoon luxueus, met een keuken, stallen voor vier paarden, twee kamers voor Von Gagern en zijn secretaris, ruimte voor vier bedienden, een ontvangsthal en een balzaal annex dinerzaal. Uit Parijs en Amsterdam liet de bon vivant Von Gagern nog meer wijn en likeur bezorgen.
De alcohol moest dienen als smeermiddel bij de vredesonderhandelingen van het Congres van Wenen. Von Gagern was in de stad om de Nederlandse belangen te dienen, en de ervaren diplomaat wist als geen ander hoe belangrijk goede wijn kon zijn bij lastige besprekingen.
Een paar maanden voor Van Gagern naar Wenen reisde, had de Zesde Coalitie, van Pruisen, Engeland, Rusland en Oostenrijk, Frankrijk verslagen. Napoleon was in april 1814 afgetreden en op 30 mei was het vredesverdrag van Parijs ondertekend. In Wenen moesten de voorwaarden voor de vrede worden vastgelegd, met alle bijbehorende territoriale en politieke consequenties.
De Nederlandse soeverein vorst en latere koning Willem I had Van Gagern gevraagd om samen met de Nederlandse baron Van Spaen de Voorstonde de Nederlandse belangen te behartigen in Wenen. Von Gagern stelde alles in het werk om in de Stad van de Muziek goed beslagen ten ijs te komen.
Zonder veel last van terughoudendheid of zelftwijfel maakte de Duitse rijksridder zich op om zijn visie voor een nieuwe Europese orde in Wenen te verwerkelijken. Hij had een volmacht van Willem I op zak, goede wijnen in de kelder, en dankzij zijn ervaring en familiebanden een onuitputtelijke bron van Duitse, Britse en Franse contacten in hooggeplaatste kringen in zijn adresboek.
Eerder had Von Gagern whist gespeeld met de hoge Franse diplomaat Talleyrand en had hij Napoleon ontmoet. In Wenen ontving hij tsaar Alexander van Rusland en koning Frederik Willem van Pruisen in zijn appartement, en ook Congres-voorzitter prins Metternich. Hoewel hij een mogendheid representeerde die niet tot de grote vier, zes of acht behoorde, wist hij door te dringen tot de hoogste echelons van de macht.
Hans Christoph was in 1766 geboren als kind van een lutherse vader, Christoph Carl von Gagern, afstammeling uit een geslacht van rijksridders. Zijn moeder was een calviniste, Susanne Esther von Laroche-Starkenfels. Ze voedde haar kinderen zelf op, met veel toewijding en met grote nadruk op een vrome, piëtistische levenshouding.
De familie was echter ook zeer kosmopolitisch en liberaal ingesteld. Vader Von Gagern stuurde zijn zoon naar school bij de jezuïeten in Worms, waar het gezin inmiddels woonde, naar het gymnasium in Zweibrücken en daarna naar de École Militaire in Kolmar. Gevoed door die combinatie van Duitse, Franse, Latijnse en militaire opvoedingsculturen ontwikkelde Von Gagern zich tot een kind van de Duitse Verlichting.
In 1792 was Von Gagern diep geschokt en gefrustreerd door het gemak waarmee de Franse revolutionaire legers de Duitse troepen omverliepen en de Duitse landen wisten te bezetten. De gebeurtenissen inspireerden hem in 1794 tot een eerste manifest, Ein deutscher Edelmann an seine Landsleute. Daarin zette hij zijn visioen van een nieuw Duitsland uiteen. Herstel van de oude orde was niet gewenst, betoogde hij. Er was een nieuwe, veel krachtiger samenwerking tussen de Duitse staten nodig, in de vorm van een bond. Zo’n federatie zou sterk genoeg moeten zijn om Frankrijk te weerstaan, terwijl tegelijkertijd de vrijheid en onafhankelijkheid van de kleine Duitse staten zouden zijn gegarandeerd.
Von Gagerns visie van een ‘Derde Duitsland’ – een bond waarin de kleinere Duitse vorstendommen gelijkwaardig en onafhankelijk zouden optrekken met de groten, waarin recht en inspraak gegarandeerd waren en eenheid verzekerd – was een illusie. Dat bleek onder meer toen zowel Pruisen als Oostenrijk een vredesverdrag sloot met Frankrijk, waarin beide grote gebieden afstonden.
Von Gagern hoopte op steun van het Huis van Oranje-Nassau, de belangrijkste tak van het Huis Nassau in Duitsland (waartoe nog twee kleinere takken behoorden, Nassau-Weilburg en Nassau-Usingen). Dat de Fransen in 1795 de Oranjes verdreven uit de Nederlanden was dus een belangrijke tegenslag. Maar erfprins Willem, de zoon van de afgezette stadhouder Willem V, had wel oren naar Von Gagerns plannen. Vanuit zijn toevluchtsoord in Engeland schreef hij brieven waaruit blijkt dat hij zich een rol als Duitse prins goed kon voorstellen als Nederland voor de Oranjes verloren zou blijken.
Of Willem en Von Gagern elkaar toen al hadden ontmoet, is niet duidelijk. Maar via zijn moeder, Wilhelmina van Pruisen, wist Willem in elk geval wie de Duitse edelman was. Wilhelmina gaf hoog op over Von Gagerns bestuurlijke en diplomatieke vaardigheden. De prins en de Reichsritter vonden elkaar in het idee van een nauwere band tussen het Huis van Oranje en een nieuw Duitsland.
De samenwerking tussen de twee werd concreet na het Verdrag van Lunéville van 1801, tussen Frankrijk en Oostenrijk, waarin de veroveringen van Napoleon op het Europese continent werden bevestigd. Von Gagern kreeg opdracht om namens de Oranje-Nassaus en twee andere Nassau-Huizen te lobbyen voor het behoud van hun erflanden en schadeloosstellingen voor de onteigende gebieden op de linkeroever van de Rijn. Von Gagerns missie werd voor twee vijfde door de Oranje-tak van het Huis van Nassau betaald, en onderdeel van zijn opdracht was dat hij de reputatie van de Oranjes bij Napoleon moest herstellen.
Von Gagern deed zijn best, bezocht de Parijse salons en werd een graag geziene gast aan de whisttafel van Talleyrand. Hij frequenteerde het hof en betaalde ruime steekpenningen. Willem kwam slechts één keer op bezoek, ging samen met de Eerste Consul naar een theatervoorstelling van Racines Esther, en liet het daarbij. Het resultaat was dat de Oranjes al hun bezittingen verloren en alleen Fulda, Corvey en Dortmund ervoor in de plaats kregen. De Nassau-Weilburgers kregen echter al hun land terug en mochten later lid worden van de Rijnbond van Duitse vazalstaten van het Franse keizerrijk.
Willem was teleurgesteld en zijn onvrede richtte zich vooral op Von Gagern, die volgens hem de belangen van zijn neven beter had gediend dan de zijne. Hij wilde niet erkennen dat zijn eigen afstandelijke houding jegens het Franse hof de oorzaak was van Napoleons besluit, samen met de nauwe betrekkingen van de Oranjes met Engeland.
Toen Napoleon in 1804 Mainz aandeed, weigerde de verbolgen Willem acte de présence te geven. Dat nam Napoleon hem hoogst kwalijk. Willem kreeg geen toegang tot de Rijnbond en in 1806 verloor hij bovendien Fulda en de andere gebieden die hij eerder als compensatie had gekregen (zoals het bisdom Corvey, Dortmund, Weingarten).
De betrekkingen tussen Willem en Von Gagern waren danig bekoeld. Von Gagern had weinig hoop op herstel, maar was er de man niet naar om de vorst diens woede kwalijk te nemen. ‘Uit zo’n politieke dood sta je niet snel weer op,’ schreef hij met compassie over Willem.
In het voorjaar van 1813 besloot Willem echter het contact te herstellen. Hij schreef Von Gagern een brief met een verzoek om hulp bij het lobbyen voor de restoratie van het Huis van Oranje in Nederland en voor teruggave van de Nassause erflanden.
Von Gagern was buiten zinnen van vreugde. De prins had hem ‘vergeven’ en bood hem de gelegenheid om een rol van betekenis te spelen op het Europese toneel. Willem wilde zijn oude stamgebieden terug, en wie kon hem daarin beter van dienst zijn dan Von Gagern, die destijds in Parijs in 1802 immers ook zulke goede resultaten had geboekt – voor de andere Nassaus tenminste.
Zowel Von Gagern als Willem koketteerde in die periode met het idee Nederland niet alleen naar het zuiden uit te breiden, maar ook naar het oosten. Misschien was het zelfs mogelijk Keulen en de gebieden tot de Moezel aan Nederland toe te voegen. Dan zou het Nederlandse Rijk een rol van betekenis kunnen spelen in een nieuw op te richten Duitse bond. Het zou als partner van Pruisen kunnen helpen Frankrijk in te dammen, en via de open zee zou het ook een maritieme en koloniale rol van betekenis spelen.
Aanvankelijk stond het Pruisische hof sympathiek tegenover het idee om via Nederland een deur naar de Noordzee te krijgen. De Pruisische kanselier Karl August von Hardenberg en koning Frederik Willem III hadden bovendien hun zinnen gezet op uitbreiding van hun grondgebied met delen van Polen en Saksen. Dan lag het, vanuit de destijds vigerende opvatting over een territoriale ‘machtsbalans’, voor de hand om de toegenomen Pruisische invloed in het oosten te compenseren door een ‘verzwaring’ van Nederland in het westen. Ook Oostenrijk wees de ideeën van Von Gagern niet meteen af, omdat prins Metternich en zijn keizer er een mogelijkheid in zagen Engeland en Pruisen tegen elkaar uit te spelen.
Von Gagern slaagde erin om al in april 1813 een positie in de geallieerde Centrale Commissie te krijgen, de commissie die namens de geallieerde mogendheden de op Napoleon heroverde gebieden voorlopig zou besturen in afwachting van een definitieve regeling. Dat was van levensbelang voor het herstel van het Nederlandse grondgebied, want veel kleine vorstendommen werden in Wenen toebedeeld aan de grote overwinaars.
Doordat hij vanaf het begin deel uitmaakte van de commissie die het gezag en de autoriteit in de veroverde gebieden moest herstellen, kon Von Gagern de belangen van Nassau en Oranje goed verdedigen. In december 1813 kondigde hij, tijdens een bijeenkomst van de commissie, samen met de Britse minister van Buitenlandse Zaken Castlereagh, de heroprichting van Nederland aan. Het was een maand nadat Gijsbert Karel graaf van Hogendorp c.s. het Vorstendom der Verenigde Nederlanden hadden uitgeroepen, en op deze manier werden de grote mogendheden opgezadeld met een fait accompli.
In dezelfde maand riep Von Gagern prins Willem op om een grote rol te gaan spelen als ‘staatshoofd van Holland, als Duitse vorst en als afstammeling van de grote Oranier’. Von Gagern hoopte dat Willem de voorvechter zou worden van de kleinere en middelgrote Duitse vorsten, en van zijn gedroomde vernieuwing van het Duitse Rijk. Willem had daar wel oren naar, maar was realist genoeg om in te zien dat zijn directe belangen in het kerngebied van Nederland lagen, en dat hij afhankelijk was van de Engelse goodwill en schatkist.
Daarom vertegenwoordigde Castlereagh Willem bij de onderhandelingen voor het Verdrag van Parijs. Maar toen dat op 30 mei 1814 eenmaal was ondertekend, en Willems positie als soeverein vorst van Nederland was bekrachtigd, vroeg de prins Von Gagern om zijn gevolmachtigde in Wenen te worden, samen met Spaen de Voorstonde.
In de eerste plaats moesten ze de eenwording van de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden bezegelen, in de tweede plaats een uitbreiding van het Nederlandse grondgebied in oostelijke richting bepleiten, en in de derde plaats zorgen dat Willem zijn zo geliefde Nassause stamlanden terugkreeg.
Eenmaal in Wenen nam Von Gagern al snel het voortouw. Hij zorgde dat hij werd uitgenodigd voor enkele staande commissies die het directorium van de vijf mogendheden (Pruisen, Rusland, Oostenrijk, Engeland en vanaf januari 1815 ook Frankrijk) had opgericht. Spaen nam vooral de praktische uitwerking op zich van handelszaken en scheepvaart, terwijl Von Gagern de grotere politieke lijnen in het oog hield. Hij gebruikte al zijn ingangen en overredingskracht om zijn visie van een nieuwe Europese orde, zonder dictator, zonder eenzijdige macht en willekeur, over het voetlicht te krijgen.
Begin 1815 dreigde een crisis over het lot van Polen en Saksen roet in het eten te gooien. Pruisen en Rusland kwamen tegenover de andere mogendheden te staan. Von Gagern deed wat hij kon om de stemming te verbeteren. Hij verdubbelde zijn inspanningen en gastvrijheid. Elke week organiseerde hij een bal, met diners en lunches. Hij nodigde alle Duitse prinsessen, hertoginnen en adellijke dames uit die hij kende en die een goed figuur sloegen. Op een avond had hij zelfs zeven toekomstige bruiden in zijn salon, die later in Polen, Duitsland en Rusland vorstin zouden worden, alsmede de tsaar van Rusland en de koning van Pruisen. Hij zette extra rijtuigen in om te zorgen dat zijn gasten altijd werden opgehaald en thuisgebracht.
Wat het effect was van zijn gastronomische en politieke inspanningen valt niet te achterhalen. Wel was de Pruisische gezant Von Humboldt erg te spreken over Von Gagerns en Willems voorstel om Nederland bij de Duitse Bond te betrekken. Nederland en België konden dan als geheel tot de federatie toetreden en de Nederlandse koning zou het hoofd worden van deze Burgundische Kreis. Pruisen zou dan mogen uitbreiden naar het oosten.
Maar Castlereagh en Metternich staken een stokje voor deze ‘Duitse plannen’. Castlereagh had bezwaren, omdat de plannen betekenden dat Duitsland een zeemogendheid zou worden, en dat Engeland via Nederland en de Bond bij alle Duitse aangelegenheden betrokken zou zijn. De Oostenrijkse Metternich was tegen, omdat Pruisen dan in Duitsland te veel macht naar zich toe zou trekken.
Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden kwam er wel – na lang onderhandelen en nachtenlang sleutelen aan de bijbehorende nota. Op 14 februari 1815 kon Von Gagern het goede nieuws bevestigen.
Castlereagh had de leiding gehad bij de besprekingen over de Nederlandse grenzen, maar Von Gagern was in alles een trouwe adjudant geweest. Hij had de banden tussen Nederland en de Duitse Bond – ook een vrucht van het Congres – goed bewaakt. Nederland werd weliswaar geen lid van de Bond, maar Luxemburg wel. Als Luxemburgse groothertog had Willem dus wel zitting in de Bond, en daarmee waren de belangen van Nederland toch aan de Bond gekoppeld.
Willem was aanvankelijk erg ingenomen met het resultaat. Maar toen hij besefte dat zijn stamlanden waren afgestaan aan Pruisen, in ruil voor een uitbreiding van de Belgische Nederlanden met het gebied rond de Maas, de Roer, Limburg en Luxemburg, was hij woest. Hij verweet Von Gagern opnieuw dat hij zijn Nassause neven beter had bediend dan hemzelf. Dat schoot Von Gagern in het verkeerde keelgat. Een rijksridder ‘bedient’ niet, is geen bediende, maar een dienaar van de koning, schreef hij diep beledigd terug. Willem bond in en stuurde Von Gagern een briefje om hem alsnog te bedanken, en stelde voor om de woedende woorden maar te vergeten.
Von Gagern kreeg echter ook nog van Duitse zijde kritiek te verduren. Onder meer de Pruisische Von Humboldt liet hem weten dat hij de Duitse belangen had verzaakt. Hij had door zijn batavisieren het germanisieren vergeten. Waar nu de Nederlandse kroon heerste (met name in Luxemburg) had de Pruisische adelaar kunnen staan.
Na Napoleons definitieve nederlaag bij Waterloo reisde Von Gagern in juli 1815 naar Parijs voor verdere onderhandelingen. Daar zette hij in op uitbreiding van het Nederlandse grondgebied met Elzas-Lotharingen. Hoewel Pruisen voor was, blokkeerde Castlereagh de plannen – opnieuw. Nederland kreeg er wel acht Belgische kantons bij, en Von Gagern wist nog een restitutie te bewerkstelligen van kunstwerken die Napoleon in België had geroofd.
Nog lang was Von Gagern bezig met de nasleep van de vredesonderhandelingen. Een pijnlijke kwestie was die van zijn onkostenvergoedingen. Hij had de royale Weense ontvangsten allemaal uit eigen zak betaald: de wijnen, de kok, de rijtuigen en de vele bals. Nu vond hij het tijd om een vergoeding te vragen. Maar hij kreeg een keurig briefje terug dat de koning daar niet aan deed, en dat ook de koninklijk zaakwaarnemers in Nederland zo’n vergoeding niet hadden ontvangen.
Von Gagern werd hartelijk bedankt en ontving nog in Parijs als symbolisch blijk van dank een setje met briljantjes ingelegde snuifdoosjes. Woedend smeet hij ze uit het raam. Was dat de dank van de koning voor alle moeite en financiële inspanningen die hij zich had getroost?
Of Willem I later zelf bedacht dat zijn gedrag wat hardvochtig was geweest, of dat Spaen of Castlereagh hem dat influisterde, is niet bekend. Maar in november 1815 benoemde hij Von Gagern tot Kommandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw, en in maart 1816 kreeg Von Gagren het Nederlandse staatsburgerschap toegekend, en een staatspensioen van 4000 gulden.
Von Gagern bleef niet lang ontevreden – daar was hij niet de man naar. Hij werd vertegenwoordiger van Nederland bij de Duitse Bond, in Frankfurt. Daar droomde hij verder over uitbreiding van de Duitse Bond – idealen waarmee hij zijn tijd ver mee vooruit was. In 1818 ontsloeg Willem hem, omdat hij in Frankfurt té veel bezig was als Duits liberaal, en te weinig als Nederlands diplomaat.
Von Gagerns zonen Friedrich en Heinrich zetten het werk van hun vader echter voort. Friedrich door carrière te maken als adjudant van Willem I én Willem II, en als generaal-majoor in het Nederlandse leger. Heinrich als oprichter van de Duitse Burschenschaften en president van het Frankfurter Parlement in 1814. Daarmee benadrukten ze de inspanningen die hun vader zich had getroost om bruggen te slaan tussen Nederland en Duitsland, en bevestigden ze zijn inzet voor een nieuwe Europese orde die niet alleen op macht, maar ook op recht was gebaseerd.
Beatrice de Graaf is hoogleraar conflict en veiligheid in historisch perspectief aan de Universiteit Leiden.
Meer lezen
Dit artikel is geïnspireerd door het boek van Niek van Sas uit 1985, Onze natuurlijkste bondgenoot. Nederland, Engeland en Europa 1813-1831. Van Sas is de enige die in Nederland de internationale context van de oprichtingsjaren van het Verenigd Koninkrijk grondig bestudeerde.
In Colenbranders RGP zijn veel losse bronnen over en van Von Gagern te vinden. Met stukken uit het Nationaal Archief (Buitenlandse Zaken en Staatssecretarie) zijn die aangevuld. De belangrijkste bronnen waren de persoonlijk archieven van Von Gagern zelf, uit het Staatsarchief Hessen in Darmstadt, en zijn lijvige memoires en publicaties (in het bijzonder Mein Antheil an der Politik (1823)).
De relatie tussen Nederland en de Duitse Bond 1815-1851 is al beschreven in het gelijknamige boek van J.C. Boogman uit 1955, hoewel hij eigenlijk nauwelijks ingaat op de rol van Von Gagern. En in 1958 verscheen in Duitsland een proefschrift van Hellmut Rössler over Von Gagern, Zwischen Revolution und Reaktion, dat echter nogal gekleurd is.
Michael Hundt wijdde in Die mindermächtigen Deutschen Staaten auf dem Wiener Kongress (1996) ook wat aandacht aan de rol van Von Gagern in Wenen.
Over het Congres van Wenen zijn veel mooie boeken verschenen. Het leesbaarst zijn Adam Zamoyski’s Rites of Peace. The Fall of Napoleon and The Congress of Vienna (2008)) en Vienna, 1814 (2008) van David King.
Over de internationale politieke constellatie is er het baanbrekende boek van Paul Schroeder: The Transformation of European Politics 1763-1814 (1994). Matthias Schulz bouwt daarop voort met een heel gedegen en theoretisch vernieuwend boek over diplomatieke normen en cultuur rondom het Congres van Wenen: Normen und Praxis. Das Europäische Konzert der Grossmächte als Sicherheitsrat 1815-1860 (2009).
Het Nationaal Archief heeft het voornemen in de zomer van 2015 in zijn nieuwe publiekscentrum een tentoonstelling aan het Congres van Wenen te wijden.
Afbeelding: Hans Christoph von Gagern
Dit artikel is exclusief voor abonnees