De Britse generaal Charles Gordon was blind voor gevaar, doof voor bevelen, immuun voor vrouwelijk schoon en verslaafd aan drank, sigaretten en de Heilige Schrift. Toen islamitische opstandelingen Khartoem veroverden zou hij er wel even orde op zaken gaan stellen.
Februari en maart 1885 waren horrormaanden voor het Britse ego. In drie regio’s van geostrategisch belang werd de mondiale supermacht uitgedaagd. De Russen stonden aan de grenzen van Afghanistan. De zoveelste confrontatie in The Great Game om de hegemonie in Centraal-Azië leek onvermijdelijk. Nieuw was de dreiging in Oost-Afrika. Daar wierp het Duitse keizerrijk zich uit het niets op als koloniale rivaal. Rijkskanselier Otto von Bismarck claimde brutaalweg een enorm kustgebied in het huidige Tanzania, behorend tot de invloedssfeer van de Britsgezinde sultan van Zanzibar.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Het waren twee verontrustende ontwikkelingen die een omineuze samenhang kregen door de grootste schok van allemaal: de verovering van de Soedanese hoofdstad Khartoem door de militante volgelingen van de Mahdi, een zelfverklaarde islamitische ‘verlosser’. De belegering had een klein jaar geduurd en kende een traumatische ontknoping. Twee dagen vóór de aankomst van een Brits-Egyptische reddingsexpeditie viel de stad. Het garnizoen werd uitgemoord, de bevelvoerende generaal Charles Gordon onthoofd.
Het land was in shock, koningin Victoria ontzet, de pers schreeuwde om wraak
Nu was victoriaans Groot-Brittannië wel gewend aan het sneuvelen van overzeese helden, maar Gordon was er een van de buitencategorie. Excentriek tot in zijn haarvaten: blind voor gevaar, doof voor bevelen, immuun voor vrouwelijk schoon en verslaafd aan drank, sigaretten en de Heilige Schrift. Een bij leven al legendarische christenstrijder die zijn promoties en onderscheidingen had verdiend op onmogelijke verre missies. In de Krimoorlog bestreed hij de Russen, in Soedan de Arabische slavenhandelaren. Voor de keizer van China won hij 33 veldslagen op een rij tegen de Taiping-rebellen. ‘Chinese Gordon’ luidde sindsdien zijn koosnaam. Het publiek aanbad hem. En nu was hij dood. Aan stukken gehakt door religieuze fanatici. Het land was in shock, koningin Victoria ontzet, de pers schreeuwde om wraak.

Dit artikel is exclusief voor abonnees
Meer nog dan op de Mahdi richtte de volkswoede zich op de eindverantwoordelijke in eigen land. Was het niet allemaal de schuld van minister-president William Gladstone? Er was alle tijd geweest om de belegerde generaal te hulp te schieten en Khartoem te ontzetten. De liberale regeringsleider had een reddingsactie eindeloos lang tegengehouden. Tot het te laat was. Hij had, kortom, Gordon in de steek gelaten en Soedan verkwanseld. De ooit gerespecteerde ‘G.O.M.’(Grand Old Man) werd nu beschimpt als ‘M.O.G.’ (Murderer of Gordon).
‘Een halve gare fatalist’
Charles Gordon was een rare, dat wist iedereen, maar wat hij kort na aankomst in Caïro eind januari 1884 voorstelde, verbijsterde zijn vurigste aanhangers. Al Zubayr inzetten tegen de Mahdi? De meest beruchte slavenhandelaar van Soedan! Dat kon hij toch niet menen? Gordon meende het wel. Doorgereisd naar Khartoem herriep hij prompt het slavernijverbod dat hij daar zeven jaar eerder zelf had ingesteld. De enige manier om de bevolking mee te krijgen, orakelde hij nu. De Anti-Slavery Society stond op haar achterste benen. Verstokte tegenstanders zagen hun gelijk bevestigd: Gordon was ‘een halve gare fatalist die zichzelf voortdurend tegenspreekt’.
Duivels dilemma
De 75-jarige Gladstone had politieke ervaring genoeg om te beseffen dat er maar één manier was om de crisis te bezweren: bevel geven aan generaal Lord Wolseley en zijn reddingsexpeditie om Khartoem te heroveren, af te rekenen met de Mahdi en zo de dood van Gordon te vergelden. Als Soedan dan definitief onder Egyptisch bestuur – en daarmee Brits oppertoezicht – was gebracht, zou de storm wel gaan liggen.
Het duivelse dilemma was echter dat Gladstone nu juist dát scenario uit alle macht wilde voorkomen. Het Verenigd Koninkrijk had niets te zoeken in Soedan, vond hij. Ingrijpen daar stond haaks op de beginselen die hij hoog achtte in de internationale politiek: ‘honour and justice.’Anders dan zijn conservatieve voorganger Benjamin Disraeli streefde hij totaal niet naar uitbreiding van het Britse wereldrijk. Al helemaal niet met wapengeweld.

In Gladstones liberale wereldbeschouwing was hij met het Britse militaire ingrijpen in Egypte tweeënhalf jaar eerder, in de zomer van 1882, eigenlijk al te ver gegaan. Ook toen had hij lang geaarzeld, om uiteindelijk toch toe te geven aan de gecombineerde druk van de bankiers van de City,de legertop en de publieke opinie. De aangevoerde argumenten hadden hem overgehaald: er was destijds in Egypte een antiwesterse opstand uitgebroken die zowel de omvangrijke Britse investeringen in het land bedreigde als de vrije doorvaart door het Suezkanaal, de kransslagader van het British Empire.
Dus díé interventie had Gladstone nog wel kunnen verdedigen. En de Britse aanwezigheid was bovendien van beperkte aard en duur, bleef hij met onvermoeibare regelmaat verklaren. Er waren nog steeds Britse troepen in Egypte gelegerd, maar het bestuur was er in handen gebleven van kediveTaufik, formeel een gouverneur van de sultan van het Ottomaanse Rijk, die feitelijk onafhankelijk opereerde. De Britse consul-generaal in Caíro, Sir Evelyn Baring, fungeerde alleen als een soort toezichthouder om orde en rust te waarborgen. Dat was alles, bezwoer hij de achterdochtige collega-regeringsleiders in Parijs, Berlijn, Moskou en Constantinopel.
Gruwelijk mis
Maar Soedan was een heel ander verhaal. Daar stonden volgens Gladstone geen directe Britse belangen op het spel. De Egyptenaren hadden het zuidelijke buurland in de voorafgaande decennia steeds verder geannexeerd en moesten zich daar dan ook maar zelf zien te redden. Dus toen de Soedanese geestelijke Mohammed Ahmad ibn Abd Allah zichzelf in juni 1881 uitriep tot de langverwachte Mahdi en een jihadafkondigde tegen de buitenlandse overheersers, zag Gladstone daarin louter een Egyptisch en geen Brits probleem.
Aan die opvatting bleef de liberale premier hardnekkig vasthouden, ook al groeide de aanhang van de Mahdi explosief en leden de Egyptische troepen in Soedan nederlaag op nederlaag. Begin januari 1884 was het moment van de waarheid. De mahdisten rukten op naar Khartoem. Er moest worden gekozen: de Soedanese hoofdstad versterken – dat wil zeggen, met Britse troepen – óf opgeven.
Gladstone weigerde Gordon te ontzetten
Voor Gladstone was het zonneklaar. Via consul-generaal Baring zette hij de Egyptische regering voor het blok: evacueren! De vraag was alleen wie die delicate terugtrekking zou gaan leiden. Het moest in elk geval een gezaghebbende Britse opperofficier zijn met plaatselijke kennis van zaken. De premier liet het aan minister van Oorlog Lord Hartington over de zaak af te handelen.
Achteraf bezien was dat het cruciale moment geweest. Gladstone had nooit de regie uit handen moeten geven. Sindsdien was alles misgegaan. Gruwelijk mis. Op dezelfde 7de januari 1884 waarop hij zijn ultimatum stelde aan de Egyptische regering, dook uit het niets generaal Gordon weer eens op. Hij kwam uit Palestina, waar hij uit eigen interesse op zoek was geweest naar de precieze locatie van Golgotha en de Hof van Eden, en was op doorreis naar Brussel. Daar zou hij in dienst treden van de door de Belgische koning Leopold II gecreëerde Congo-Vrijstaat.

Zover kwam het nooit. Nog in de haven van Southampton werd Gordon opgezocht door de hoofdredacteur van The Pall Mall Gazette. William Stead beoefende een nieuw soort activistische journalistiek, Government by Journalism, en rook een scoop. Wat vond de gelauwerde generaal, in de jaren zeventig door de Egyptische regering jarenlang ingehuurd als gouverneur(-generaal) in Soedan, van het regeringsvoornemen?
Stead kreeg het antwoord waarop hij hoopte, in klare soldatentaal. Liefst drie pagina’s ruimde hij in voor Gordons spervuur, dat in essentie neerkwam op een vernietigend oordeel: Khartoem opgeven was stompzinnig, onuitvoerbaar en misdadig. ‘When we say evacuation, we mean massacre,’ vatte Stead de kanonnade veelbetekenend samen. Terugtrekken was een heilloze weg. In plaats daarvan kon de regering beter ‘Chinese Gordon’eropaf sturen. Die had al vaker bewezen meer waard te zijn dan ‘an entire army’. Die Belgische koning moest maar even wachten.
Geen nieuws, slecht nieuws
Het interview verscheen op 9 januari 1884 in The Pall Mall Gazette en had een magische uitwerking. Alsof Stead met een toverstokje had gezwaaid, zo overweldigend enthousiast werd zijn suggestie opgepikt, niet alleen in Fleet Street, maar opmerkelijk genoeg ook in Whitehall. Gordon was de oplossing! Natuurlijk, de man had de regeringsplannen afgebrand, maar het was wél een geweldenaar die wonderen kon verrichten. Vooral Hartington en adjudant-generaal van de strijdkrachten Wolseley zagen in hem de ideale kandidaat. Als Gordon de juiste instructies meekreeg, hielden zij vol, kon Baring hem vanuit Caïro wel op koers houden.
Gordon lapte alle instructies aan zijn laars
Achteraf trok Gladstone zich de weinige haren uit het hoofd dat hij het had laten gebeuren. Op 18 januari 1884 vertrok Gordon uit Londen met de officiële opdracht verslag uit te brengen over de situatie in Soedan en leiding te geven aan de evacuatie. Aangekomen in Caïro, begon hij echter meteen te morrelen aan zijn instructies. Eenmaal in Khartoem, lapte hij ze openlijk aan zijn laars. Hij viel terug op de mantra die hij zelf had geformuleerd in The Pall Mall Gazette:de Soedanese hoofdstad moest tot elke prijs worden verdedigd. Baring bedolf hij onder een stortvloed aan telegrammen om zichzelf te rechtvaardigen.
Dat wil zeggen, totdat de mahdisten de telegraafverbinding met Caïro doorsneden en er alleen af en toe een koerier door de omsingeling kon glippen. Geen nieuws, slecht nieuws, werd toen steeds meer de vrees in Londen. De druk om de geïsoleerde Gordon te hulp te snellen nam toe, in de media maar ook in en rond het kabinet. Opnieuw namen Hartington en Wolseley het voortouw. Gladstone, beledigd omdat hij erin was geluisd, hield maandenlang zijn poot stijf. Pas toen Hartington met ontslag dreigde, stemde de premier mokkend in. Eind augustus 1884 vertrok Wolseley naar Egypte om leiding te geven aan de reddingsexpeditie.
Hoofd om hoofd
In 1898 werd Charles Gordon alsnog gewroken. Op gezag van de conservatieve premier Lord Salisbury waagde generaal Herbert Kitchener zich opnieuw in Soedan. Definitief afrekenen met de mahdisten, luidde de opdracht. De uitvoering was meedogenloos. Bij Omdurman werd hun hoofdmacht verpletterend verslagen. De Mahdi zelf leefde niet meer. Kitchener liet zijn graftombe opblazen en de beenderen in de Nijl gooien. Behalve de schedel. Die bewaarde hij volgens ooggetuige Winston Churchill ‘in a kerosene can as a trophy’. Totdat koningin Victoria ingreep. Dit was wel erg middeleeuws, vond ze. In het geheim werd het hoofd van de Mahdi herbegraven.
Die dus net twee dagen te laat arriveerde, kon in februari 1885 worden geconstateerd. Khartoem was gevallen, Gordon onthoofd, en Groot-Brittannië stond in lichterlaaie. De oppositiekranten maakten Gladstone uit voor alles wat lelijk en landverraderlijk was. In het parlement lag hij zwaar onder vuur. Koningin Victoria viel hem openlijk af. In een condoleancebrief aan Gordons zuster Augusta – de enige vrouw in diens leven – sprak de vorstin haar ‘onuitsprekelijk verdriet’ uit over het niet-nakomen van ‘de beloofde steun’ aan ‘your dear, noble, heroic Brother’. Gladstone leek zijn politieke leven alleen te kunnen redden door Wolseley wraak te laten nemen op de Mahdi.
Opnieuw aarzelde de liberale premier – en deze keer werd hij er niet voor gestraft, maar beloond. Paradoxaal genoeg dankzij een van die andere twee overzeese crises. Aan de plotselinge Duitse inmenging in Oost-Afrika liet Gladstone zich niets gelegen liggen, maar aan de Russische opmars richting Afghanistan des te meer. Díe kon hij afschilderen als een levensgrote bedreiging van Brits-Indië. Dat the Jewel in the Crown boven alles ging, hoefde hij aan niemand uit te leggen. Zeker niet aan Victoria, die sinds 1876 trots prijkte met de eretitel ‘Empress of India’.

Toen de Russen eind maart 1885 daadwerkelijk Afghanistan binnenvielen, was het dan ook meteen gedaan met Gladstones aarzeling. Die invasie vereiste de krachtigst mogelijke reactie, verklaarde hij direct, waarvoor alle beschikbare Britse troepen moesten worden gemobiliseerd. Dus ook die van de op nadere orders wachtende reddingsexpeditie. Aldus geschiedde. Wolseley werd teruggeroepen, Soedan ontruimd tot aan de grens met Egypte.
Zo kreeg Gladstone dan toch zijn zin. De spanningen rond Afghanistan liepen in de volgende maanden nog hoog op, maar zouden uiteindelijk niet escaleren tot een militaire confrontatie met Rusland. In september 1885 openden beide landen onderhandelingen over een nieuwe grensafbakening. Toen was de Soedancrisis al verleden tijd, met de door Gladstone van meet af aan gewenste uitkomst: ‘Minimum engagement, zero responsibility.’ Ondanks Gordon, dankzij de Russen.
Meer weten
- Gladstone, Gordon and the Sudan Wars (2013) door Fergus Nicoll is een uitstekende introductie.
- Verdeel en Heers. De deling van Afrika, 1880-1914 (1991) door Henk Wesseling behandelt de legendarische generaal.
- De Zanzibardriehoek. Een slavernijgeschiedenis 1860-1900 (2023) door Martin Bossenbroek bevat eveneens een portret van Gordon.
Openingsafbeelding: Generaal Gordons laatste uur. Schilderij door George William Joy, circa 1893.