Home Geheime diensten missen historisch besef

Geheime diensten missen historisch besef

  • Gepubliceerd op: 5 september 2022
  • Laatste update 08 nov 2022
  • Auteur:
    Bas Kromhout & Teun Willemse
  • 9 minuten leestijd
Geheime diensten missen historisch besef

Onderzoekers klagen over de slechte toegang van de archieven van Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De geheimhoudingsreflex van de AIVD en MIVD zit historisch onderzoek in de weg: medewerkers weten niet wat er vrij mag worden gegeven, communicatie loopt via juristen en archiefstukken laten jaren op zich wachten. Onderzoekers pleiten daarom voor andere regelgeving en meer historisch besef bij de diensten.

Inspanningen van de AIVD verschijnen sporadisch in het nieuws. Na het verijdelen van een aanslag of het ontmaskeren van een Russische spion wordt de inlichtingendienst genoemd, maar de precieze acties en methodes worden logischerwijs uit de kranten en journaals gehouden. Historici moeten jaren wachten voordat zij het doen en laten van geheime diensten mogen onderzoeken, want dossiers worden vaak pas na enkele decennia vrijgegeven. Het op den duur openbaar maken van die veiligheidsstukken is noodzakelijk: het legitimeert het bestaan van de geheime diensten. Journalisten en historici moeten de werkwijzen en afwegingen van de organisaties achteraf kunnen onderzoeken.

‘Ik wacht soms wel drie jaar op een stuk.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Toch blijkt historisch onderzoek naar de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten een lastige opgave. Bij het opvragen van oude AIVD- of MIVD-dossiers lopen onderzoekers vaak tegen een muur aan. ‘Ik wacht soms wel drie jaar op een stuk,’ vertelt Cees Wiebes, deskundige op het gebied van inlichtingendiensten. Wiebes benadrukt het belang van veiligheidsdiensten voor de bescherming van de democratie en de rechtstaat, maar de extreme geheimhouding van die diensten doet daar volgens hem afbreuk aan. ‘Soms krijg ik een dossier niet terwijl dat in het buitenland allang is vrijgegeven, of worden er namen zwartgelakt die iedereen kent. Dan staat er bijvoorbeeld: “het CPN-lid Marcus XXXXXX”, terwijl duidelijk is dat het om Marcus Bakker gaat.’

Ook historicus Hans Blom vindt het ‘logisch’ en ‘belangrijk’ dat inlichtingendiensten informatie geheim willen houden. ‘Maar voor de democratische legitimatie van die diensten moeten de archivering en openbaarheid beter geregeld worden.’ Blom had als promotor van historicus Dick Engelen tijdelijk toegang tot de archieven van de BVD, de voorloper van de AIVD.  Bij de promotie van Engelen in 1995 beloofde de BVD ruimhartigheid in de behandeling van aanvragen om stukken in te zien die in het proefschrift van Engelen in code werden genoemd, maar die belofte werd niet nagekomen. Collega’s vertelden Blom dat het lang duurde voordat ze opgevraagde stukken te zien kregen, of het gebeurde helemaal niet.  Sommige verzoeken werden ‘zonder redelijke grond afgewezen’ en journalisten en historici kregen soms ‘de meest absurde zwartgelakte stukken’. Historici Ben de Jong, Paul Abels en Beatrice de Graaf geven aan vergelijkbare ervaringen te hebben met de archieven van de AIVD.

Vertrouwelijke dossiers

De lastige toegang tot de archieven wordt allereerst veroorzaakt door een capaciteitsprobleem, zeggen de onderzoekers. De WOB-afdelingen bij de AIVD, Buitenlandse Zaken en Algemene Zaken hebben volgens Wiebes minder personeel in dienst dan voorheen. Daardoor duurt het langer voordat onderzoekers een dossier in handen krijgen.

De manier waarop de archivering van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wettelijk is vastgelegd, is een tweede sta-in-de-weg. Bij de meeste overheidsinstanties is de archivering geregeld onder de Archiefwet. Overheidsorganisaties maken selectielijsten met daarop de informatie die bewaard moet blijven, waarna de betreffende stukken naar het Nationaal Archief worden overgebracht. Bij de inlichtingendiensten valt dit proces echter niet onder de Archiefwet, maar onder de strengere Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV).

Aan de hand van de WIV hanteren de AIVD en MIVD bij de archivering verschillende criteria die bepalen of een dossier vertrouwelijk moet blijven: dossiers met informatie over de modus operandi, identiteit van bronnen en actueel kennisniveau blijven geheim. Om bronnen te beschermen blijven alle zogeheten 0-dossiers, die details bevatten over individuele informanten, altijd verborgen. Die stukken blijven zelfs tot na de dood van informanten geheim.

‘Als de informatie in 0-dossiers openbaar wordt, wil niemand meer agent worden,’ legt Eleni Braat uit. Zij was jarenlang als historicus verbonden aan de AIVD, waar ze onder andere onderzoek deed naar de sociaal-culturele geschiedenis van de organisatie. Haar resultaten mochten uiteindelijk alleen intern gedeeld worden; de dienst verbood een externe publicatie. Sinds Braats vertrek in 2014 heeft de AIVD geen historicus meer in dienst.

Geheimhoudingsreflex

Ondanks de strenge geheimhoudingscriteria zijn ook de geheime diensten verplicht om stukken over te brengen naar het Nationaal Archief, iets dat volgens historici de laatste jaren slechts mondjesmaat gebeurde. De selectielijsten voor die archivering liepen jarenlange vertragingen op, al zit er volgens Blom inmiddels wat schot in de zaak. De overdracht van 70.000 persoonsdossiers van de BVD naar het Nationaal Archief zou inmiddels in een vergevorderd stadium zijn, en de AIVD is bezig om ook de overdracht van onderwerpdossiers voor te bereiden.

Volgens de onderzoekers kan de AIVD de geheimhoudingscriteria bovendien opzettelijk breed interpreteren om stukken niet te hoeven openbaren. ‘”Modus operandi in het verleden” is een breed begrip waar de AIVD gemakkelijk veel informatie onder kan scharen’, vertelt Braat. Het is daarnaast de vraag in hoeverre deze categorieën relevant zijn bij het bepalen of iets geheim moet blijven: hoe actueel zijn de werkwijzen van vijftig jaar geleden nog?

Een laatste pijnpunt is de communicatie met de diensten. Communiceren met dienstmedewerkers zelf gaat niet: de AIVD mag onderzoekers niet op de hoogte stellen van wat er wel en niet in het archief aanwezig is. Onderzoekers krijgen daarom vooral met juristen te maken. Meestal hebben deze juristen weinig historisch besef en weten ze niet wat er eerder al is vrijgegeven of gepubliceerd. De ‘onervarenheid’ en ‘knulligheid’ van deze juristen op het gebied van archivering zorgt ervoor dat de diensten meer geheimhouden dan nodig is, vertelt Blom.

Hoe actueel zijn de werkwijzen van vijftig jaar geleden nog?

Door de strenge geheimhoudingscriteria en de gebrekkige communicatie schiet de AIVD al snel in een ‘geheimhoudingsreflex’. ‘Die loopt door de hele organisatie en bestaat niet alleen aan de top’, gaat Blom verder. Het ene diensthoofd staat volgens hem positiever tegenover transparantie dan de andere. Arthur Doctors van Leeuwen zette zich van 1989 tot 1995 als diensthoofd voortvarend in voor een nieuwe koers met meer ruimte voor historisch onderzoek, maar na zijn vertrek bleek die omslag niet te hebben postgevat in de dienst. ‘Sommige diensthoofden probeerden die koers weer op te pakken, maar anderen schoten zelf juist geheel in de geheimhoudingsreflex.’

Braat stelt dat de geheimhoudingsreflex van de diensten niet alleen het gevolg is van onwil, maar vooral van het strikte WIV-regime. ‘Er is een gebrek aan helderheid over wat er wel en niet naar buiten mag komen, en wat er al openbaar is.’ Het ontbreekt de diensten dus aan historisch besef en een institutioneel geheugen. Die situatie wordt bemoeilijkt door het feit dat sommige documenten zich in de archieven van meerdere diensten bevinden, waardoor de AIVD soms iets vrijgeeft dat de MIVD geheimhoudt, en andersom.

Dat het beter kan, bewijzen de Verenigde Staten. Amerikanen lopen voorop in het vrijgeven van inlichtingendossiers, vertelt Wiebes. Vaak gebeurt dat automatisch of wanneer het Congres om een onderzoek naar een gebeurtenis uit het verleden vraagt. Ook Canada regelt het beter dan Nederland, maar in sommige Europese landen is het juist slechter gesteld dan bij ons. In Groot-Brittannië geeft de Security Service (MI5) systematisch dossiers vrij uit zijn archief, weet Ben de Jong, maar de Secret Intelligence Service (MI6) brengt niets naar buiten. Blom heeft zelf slechte ervaringen met de Franse veiligheidsdienst: ‘die geven echt niets prijs.’

Ongeïnteresseerde politiek

Onderzoekers vinden dat de archieven van de diensten toegankelijker moeten worden gemaakt, en hebben ideeën over hoe dat moet. Zo zouden de diensten een externe archiefcommissie kunnen raadplegen om legitimiteit te winnen en de overbrenging van dossiers naar het Nationaal Archief beter in te richten. De AIVD maakt inmiddels meer werk van het opstellen van de selectielijsten, maar volgens Blom kan dit wetmatig beter geregeld worden: ‘De archivering zou niet meer onder de te strenge WIV moeten vallen, maar conform de Archiefwet moeten worden geregeld.’

Blom vindt daarnaast dat de geheimhouding tot een minimum moet worden beperkt. ‘Maak zoveel mogelijk openbaar, met inachtneming van de privacy-problematiek’, stelt hij. ‘Betrek ook meer historische experts bij het archiveringproces.’ Als de diensten gebruik gaan maken van historici die ervaring hebben met archivering en de geschiedschrijving over inlichtingen- en veiligheidsdiensten, in plaats van te werken met juristen, moet dat het proces versoepelen.

‘Betrek meer historische experts bij het archiveringsproces.’

Wiebes sluit zich daarbij aan. Een diensthistoricus die voeling houdt met de academische wereld kan iets aan de geheimhoudingsreflex doen. Hij noemt ook een systeem van geheimhoudingsverklaringen als mogelijke oplossing. Een onderzoeker krijgt dan toegang tot archiefstukken van de AIVD, en legt de voorgenomen publicatie pas voor aan de dienst. Wiebes heeft daar zelf goede ervaringen mee.

Genoeg ideeën dus, maar tot op heden lijkt de politiek volgens de onderzoekers niet of nauwelijks geïnteresseerd. Blom schreef meerdere malen naar ministers en Kamerleden om de toegankelijkheid van dienstarchieven op de agenda te zetten, maar slaagde er niet in er een hoofdpunt van te maken. ‘Archieven zijn saai en er valt politiek geen winst mee te boeken. Het enige dat we echt bereikt hebben, is dat de AIVD de meeste archiefstukken niet vernietigt.’

Reactie van de AIVD

De AIVD herkent het historisch-wetenschappelijk belang van datgene wat in de eigen archieven bewaard wordt. Waar dat kan wordt informatie ook verstrekt. Tegelijk is de AIVD, zoals in het artikel van Historisch Nieuwsblad helder uiteen wordt gezet, wettelijk gehouden om bepaalde informatie te beschermen, bijvoorbeeld over de identiteit en inzet van menselijke bronnen. Dit is onder meer met het oog op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen van groot belang. Dat verklaart ook de zorgvuldigheid waarmee het vrijgeven van archiefmateriaal door de AIVD geschiedt.

De AIVD heeft de laatste tijd diverse stappen gezet om onafhankelijk historisch-wetenschappelijk onderzoek van archiefmateriaal mogelijk te maken. Zo heeft dr. Constant Hijzen in het archief zelf onderzoek kunnen doen. En ook professor Bob de Graaff heeft toegang gekregen tot AIVD archiefmateriaal voor een binnenkort te verschijnen geschiedschrijving over de MIVD en diens voorlopers.

Begin augustus 2022 heeft de AIVD overigens een grote hoeveelheid archiefmateriaal overgebracht naar het Nationaal Archief, weliswaar met een openbaarheidsbeperking maar met de mogelijkheid voor onderzoekers om toegang aan te vragen. Het gaat daarbij om zo’n 74.000 dossiers uit de periode 1946-1998.