Kwam dat even mooi uit! Net toen ik Eva Rovers’ biografie van Helene Kröller-Müller uit had, raakte het Nationaal Park De Hoge Veluwe bedekt met een fraaie laag sneeuw. Nu is het altijd al een feest om dit cultureel erfgoed te bezoeken, maar in het wit gekleed zijn de heidevelden en bospaadjes nog romantischer.
Het verhaal is bekend: met het kapitaal van de Duits-Nederlandse firma Müller & Co (in transport en mijnbouw) legde mevrouw Kröller-Müller een imposante collectie moderne kunst aan, met onder meer werk van Fantin-Latour, George Breitner, Floris Verster en Odilon Redon. De kern werd gevormd door meer dan tweehonderd tekeningen en schilderijen van Vincent van Gogh. Die collectie plus het uitgestrekte landgoed dat ooit was aangekocht als jachtgebied voor echtgenoot Anton, schonk het paar kort voor Helenes dood aan de staat. Voorwaarde was dat het in aanbouw zijnde museum zou worden voltooid en dat hun collectie daar zou worden geëxposeerd. Aldus geschiedde.
Aan deze kale gegevens heeft Eva Rovers een prachtig levensverhaal toegevoegd (inclusief feiten over Helenes Duitsgezindheid en NSB-zonen). Dankzij haar erudiete en meeslepende proefschrift leren we de initiatiefneemster tot dat gedreven verzamelen van kunst nu ook kennen als persoon. Rovers kon zo’n uitgebreide biografie schrijven doordat ze de beschikking had over veel intiem materiaal.
Zo kon ze gebruikmaken van de nalatenschap van Helenes zielsverwant Sam van Deventer, een twintig jaar jongere medewerker van Anton. Uit de lange brieven die Sam en Helene elkaar soms enkele malen daags schreven, en uit Helenes persoonlijke aantekeningen kon Rovers haar motief voor het verzamelen en haar gevoelens bij allerlei kunstwerken gedetailleerd reconstrueren.
Helene Müller werd geboren in een welgestelde Duitse koopmansfamilie. Op haar negentiende trouwde ze met de broer van haar vaders Nederlandse compagnon, Anton Kröller, een huwelijk waarmee ze het familiekapitaal veiligstelde. Ze verhuisde naar Rotterdam, waar Anton een waar imperium opbouwde. Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog wisten de Kröller-Müllers hun toch al immense rijkdom nog te vergroten. In die tijd kocht ‘mevrouw’ soms in een jaar voor zo’n drie ton aan beeldende kunst.
Rovers maakt veel werk van de spirituele waarde die kunst en schoonheid voor Kröller-Müller, in navolging van haar leermeester, ‘kunstpaus’ H.P. Bremmer, vertegenwoordigden. Als jong meisje maakte Helene een geloofscrisis door. Niettemin moest ze van haar ouders belijdenis doen. Doorleren was er niet bij, hoewel ze een ijverige en intelligente scholiere was. Haar wachtte het echtgenote- en moederschap, een leven dat voor een ondernemend en levensbeschouwelijk ingesteld persoon als zij weinig bevrediging bood, temeer daar ze haar vier kinderen (geboren tussen 1889 en 1897) als een teleurstelling beschouwde.
Helene wilde de wereld iets blijvends nalaten. Dat realiseerde zij zich toen ze in 1911 ernstig ziek was. Rovers begint haar boek met een goed gekozen scène op een ziekenzaal, waar de 42-jarige Kröller-Müller, geconfronteerd met haar sterfelijkheid, op de gedachte komt een ‘museumhuis’ te stichten. Daarmee zou zowel haar collectie als haar onsterfelijkheid zijn veiliggesteld.
Een prettig en gelukkig mens lijkt de doelbewuste, dwingende en daadkrachtige Helene niet te zijn geweest, maar voor de intro¬ductie van de moderne kunst in Nederland was haar betekenis enorm. Bovendien leende ze ruimhartig uit. En passant sluit Rovers’ boek aan bij het actuele debat over het mecenaat. Aan de Kröller-Müllers dankt Nederland meer kunstgenot dan aan – om maar iets te noemen – de gemeente Amsterdam, met zijn wanbeleid jegens het Stedelijk Museum.
Tegelijk gold voor Helene dat wie betaalt bepaalt. Aan haar genereuze beloning van Bart van der Leck ontleende ze het recht het kleurenschema van een van zijn ontwerpen te veranderen, en bouwmeester H.P. Berlage werd van haar bemoeienissen gillend gek.
Eva Rovers, De eeuwigheid verzameld. Hélène Kröller-Müller 1869-1939 489 p. Bert Bakker, € 45,00
Dit artikel is exclusief voor abonnees