Home Dossiers Communisme Friedrich Engels (1820-1895)

Friedrich Engels (1820-1895)

  • Gepubliceerd op: 16 december 2009
  • Laatste update 04 jun 2021
  • Auteur:
    Maurice Blessing
Friedrich Engels (1820-1895)
Cover van
Dossier Communisme Bekijk dossier

Friedrich Engels wordt algemeen beschouwd als het handige bijzettafeltje van Karl Marx. Waar de geniale Marx in Das Kapital ongeëvenaarde kritiek leverde op het kapitalisme en het marxisme definieerde, zou fabrikantenzoon Engels hem slechts financieel gesteund hebben en leverde hij wat industrieel feitenmateriaal. Maar Friedrich Engels was een minstens zo rebels denker als Marx en leverde een essentiële theoretische bijdrage aan het marxisme.

Najaar 1848. Europa brandt. In Parijs, Berlijn, Wenen en Praag worden de revolutionairen teruggedrongen en de barricades ontruimd. In de Franse hoofdstad stapt een 28-jarige politiek vluchteling van de trein, kort nadat de artillerie de straten van opstandelingen heeft gezuiverd. Friedrich Engels (1820-1895) treft een ‘aanminnig lijk’ van een stad aan. ‘Parijs was dood, het was niet langer Parijs. Het was weer het Parijs van 1847, maar dan zonder de ziel, de levendigheid, het vuur en de gisting die de arbeiders in die dagen aan alles verleenden.’

En wat doet Engels, medeopsteller van het Communistisch Manifest, de theoretische rechtvaardiging van de proletarische revolutie? Sluit hij zich aan bij de laatste restjes van de opstand in Frankrijk, Pruisen en het Habsburgse Rijk? Ja, natuurlijk. Maar eerst gaat hij een maandje op reis om de landschappelijke, culinaire en seksuele geneugten van de Franse campagne te smaken.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Bourgondische vrouwen

Dus terwijl generaal Brandenburg in Berlijn de staat van beleg uitroept en het parlement naar huis stuurt, geniet Engels van de ‘schoongewassen, gladgekamde, rankgebouwde Bourgondische vrouwen’, die hem zoveel meer bevallen dan de ‘besmeurde, klitharige, jonge, Molossische buffels tussen de Seine en de Loire’. Drinkgelagen bekronen de pastorale idylle. ‘O, wat een wijn,’ jubelt hij in zijn ongepubliceerd gebleven reisverslag. Engels zal zich 1848 altijd blijven herinneren als een uitzonderlijk goed wijnjaar.

Friedrich Engels wordt in 1820 geboren in het Noord-Rijnlandse Barmen-Elberfeld, het huidige Wuppertal. Ooit waren Barmen en zustergemeente Elberfeld landelijke dorpjes aan een helder stromende Wupper, maar aan het begin van de negentiende eeuw is vooral Barmen uitgegroeid tot een schoolvoorbeeld van vroege industrialisering – inclusief snelle verstedelijking, proletarisering en vernietiging van het milieu.

De atmosfeer in dit ‘Duitse Manchester’ is drukkend – en niet alleen vanwege de zware luchtverontreiniging. Het toch al streng protestantse Wupper-dal is tijdens de economische crisis van de jaren dertig en veertig onder de invloed geraakt van het piëtisme, een puriteinse variant van het lutheraanse protestantisme met een sterke oriëntatie op ‘calvinistische’ concepten als predestinatie, persoonlijke verlossing en onthechting van het aardse.

Terwijl de fabrieksarbeiders nederig moeten wachten op de Dag des Oordeels, zijn de lokale textielbaronnen niet minder dan uitverkorenen Gods

Wanneer de Barmense fabrieksarbeiders zich na een zware en monotone werkweek – slechts opgevrolijkt door overvloedige schnapsconsumptie, schunnige liedjes en een incidentele knokpartij – in de kerkbanken zetten, krijgen ze vanaf de kansel te horen dat Verlossing op de korte termijn er voor hen niet in zit. Het enige wat ze kunnen doen is nederig en hoopvol wachten op de Dag des Oordeels. Vroomheid en hard werken mogen dan een plicht voor iedere gelovige zijn, ze brengen je niet noodzakelijkerwijs verder in het leven. God heeft immers alles al voorbeschikt.

Degenen die het in het hier-en-nu al goed voor elkaar hebben, zoals de lokale textielbaronnen, zijn niet minder dan uitverkorenen Gods. Hun ostentatieve welvaart vormt het overtuigende bewijs van het hoge peil van hun innerlijke vroomheid. Friedrich Engels behoort tot deze uitverkorenen van Barmen. De succesvolle textielfabrieken van zijn vader en ooms zijn in de wijde omtrek bekend, en hebben het district zelfs zijn informele naam gegeven: Engelsbeek.

De Engelsen zijn fabrikanten van de vroeg-industriële stempel: hun herenhuizen liggen, anders dan in het echte Manchester, naast de fabrieken en de onderkomens van de arbeiders. Dit zorgt ervoor dat de familieleden zich niet kunnen onttrekken aan het vaak weinig verheffende bestaan van de arbeider – zodat Friedrich al vroeg leert zich te bewegen onder de eenvoudige handwerkslieden. En het maakt het de notabelen knap lastig hun morele voortrekkersrol onbesproken te vervullen.

Düsseldorf: een klein Parijs

‘Voor ons, de filistijnen van Wuppertal, was Düsseldorf een klein Parijs,’ zou Engels later verklaren. ‘Daar onderhielden de vrome heren van Barmen hun maîtresses, bezochten ze het theater, en beleefden ze een werkelijk vorstelijke tijd.’ In Barmen zelf, waar de kerkbesturen succesvol hebben geprotesteerd tegen de vestiging van een theater omdat dat het arbeidsethos zou ondermijnen, is het leven van een afstompende eentonigheid.

De intelligente en energieke adolescent Friedrich verlicht zijn bestaan door zich met overgave op de quasimiddeleeuwse nationalistische sagen en romans te storten die zo typerend zijn voor de negentiende-eeuwse Duitse Romantiek. Dit tot grote ongerustheid van senior, die tegen zijn vrouw klaagt dat de vijftienjarige Friedrich ‘ondanks de hevige kastijdingen die hij eerder ontving’ nog altijd geen ‘onvoorwaardelijke gehoorzaamheid’ vertoont.

Is er een betere leerschool denkbaar voor een theoreticus van het marxisme, met zijn felle veroordelingen van de drie-eenheid kapitalisme, bourgeoisie en religie, dan een jeugd als onbegrepen romantische fabrikantenzoon in het ‘obscurantistische’ Barmen? Het is bijzonder verleidelijk om in Engels’ strijd met zijn vader de kiem te zien van zijn liefde voor het revolutionaire communisme. Het staat in elk geval vast dat Engels het zijn vader nooit heeft vergeven dat hij op zestienjarige leeftijd, een uitmuntende leerling op het relatief liberale gymnasium van Elberfeld en dromend van een carrière als jurist of dichter, van school wordt gehaald om te worden ingewijd in de prozaïsche mysteriën van de textielindustrie.

‘We hebben een complete voorraad bier op kantoor. Onder de tafel, achter het fornuis, achter de kast, overal zijn bierflessen’

Toch heeft dat ook zijn voordelen. ‘We hebben een complete voorraad bier op kantoor. Onder de tafel, achter het fornuis, achter de kast, overal zijn bierflessen.’ In 1838 schrijft de dan achttienjarige Friedrich zijn lievelingszuster Marie enthousiaste, testosterongedreven brieven vanuit Bremen, waar hij als leerjongen bij een zakenconnectie van zijn vader in dienst is getreden.

Ontsnapt aan het directe toezicht van zijn ‘reactionaire’ vader en de predikers van Barmen, stort Engels zich op alle vormen van vermaak die de relatief liberale voormalige Hanzestad een godenzoon te bieden heeft. ‘Ik heb de afgelopen vier weken twee keer (met het rapier) geduelleerd,’ pocht hij. ‘De eerste vent trok de belediging in die hij mij had toegevoegd nadat ik hem een stomp op zijn oor had gegeven. De tweede heb ik gisteren een heel mooie boven zijn wenkbrauw toegediend, recht van de top naar beneden.’

Maar tussen het dansen, schermen, drinken, paardrijden, zingen, vrouwenjagen en – vooruit – het kantoorwerk door, leest Engels ook: Das Leben Jesu, kritisch bearbeitet, David Friedrich Strauss’ rationeel-wetenschappelijke analyse van het Nieuwe Testament. Na een opvallend korte gewetenscrisis verwerpt Engels elke vorm van geopenbaarde religie. ‘Ik ben nu een straussiaan,’ schrijft hij uitdagend aan zijn zwaar gelovige jeugdvriend Wilhelm Graeber. ‘Adios geloof! Je bevat evenveel gaten als een spons.’

Geloofsafval en politiek ontwaken

Engels’ geloofsafval gaat gepaard met zijn politieke ontwaken. Hij mengt zich in de kringen van Junges Deutschland, een losse groepering van radicale patriotten die zich inzet voor de vorming van een liberale Duitse eenheidsstaat. Aartsvijand is het ‘reactionaire, feodale’ Pruisen, dat na het Congres van Wenen de Duitse staten van het Rijnland heeft bezet. Engels somt het politieke programma van Jong Duitsland als volgt op: ‘Deelname van het volk in het bestuur van de staat, oftewel een constitutie; emancipatie van de Joden, afschaffing van alle religieuze dwang en alle erfelijke aristocratie etc. Wie kan daar iets tegen hebben?’

De daaropvolgende jaren zal de romantische rebel Engels – dwepend met de radicaal-liberale Romantiekdichter Percey Bysshe Shelley, wiens gedichten hij allemaal uit het hoofd kent – zich langzaam van het Duitse nationalisme in de richting van het communisme bewegen. Die ideologie heeft al een geschiedenis van enkele decennia achter de rug wanneer Engels zich, waarschijnlijk in 1842, ‘bekeert’. Ook die andere opstandige bourgeoiszoon van het Rijnland, Karl Marx, omarmt het communisme overigens pas laat – waarschijnlijk nog iets later dan Engels.

Het is een derde zoon van het Rijnland, Moses Hess, die Engels in aanraking brengt met het in Frankrijk ontstane communisme. Engels bezoekt Hess tijdens een tussenstop op zijn reis naar Manchester, waar hij zijn gehate opleiding tot textielbaron in de plaatselijke textielfabriek van zijn vader zal vervolgen. Volgens Hess arriveert Engels als ‘schuchtere, eerstejaars revolutionair’ en verlaat hij zijn huis als ‘een vurig communist’.

Hess leerde Engels dat de kapitalistische maatschappij zich onafwendbaar in de richting van een gigantische catastrofe beweegt

Dat is misschien een wat overdreven voorstelling van zaken van een zelfzuchtige Hess – wiens vrouw later door Engels zal worden verleid –, maar het kan niet ontkend worden dat Engels ‘Cottonopolis’ vanaf zijn aankomst met de ideologische blik van Hess beschouwt. Hess had Engels geleerd dat de kapitalistische maatschappij – en Manchester in het bijzonder – zich onafwendbaar in de richting van een gigantische catastrofe beweegt door de ongelimiteerde verrijking van de bezittende bovenklasse ten koste van de almaar uitdijende onderklasse van bezitslozen.

In alle brieven, artikelen en essays die Engels vanuit Manchester de wereld in stuurt schemert deze dualistische, apocalyptische visie door. Zijn schrijfsels culmineren uiteindelijk in zijn beroemde aanklacht tegen de industrialisering, De toestand der arbeidende klasse in Engeland, dat in 1845 in Leipzig verschijnt en zijn naam definitief vestigt in Duitse radicale kringen (pas in 1896 komt de eerste Britse uitgave uit).

De toestand der arbeidende klasse is vaak gekarakteriseerd als een indringend staaltje van objectieve journalistieke verslaggeving. Inderdaad weet Engels de maatschappelijke gruwelen van het negentiende-eeuwse Manchester met een ongekende hoeveelheid feitenmateriaal bij een breed publiek onder de aandacht te brengen. Door veel marxisten wordt dit boek dan ook beschouwd als het mandje met proletarisch bewijsmateriaal waaruit de geniale kamergeleerde Marx naar hartenlust kon grabbelen. Maar hoe accuraat Engels’ beschrijvingen van de levensomstandigheden van de arbeidersklasse van Manchester ook geweest mogen zijn, ze waren niet vrij van ideologie.

Botsende belangen van de sociale klassen

Hess’ communistische basisprincipe van de onafwendbaar botsende belangen van twee sociale klassen – de bezittende klasse en de arbeiders – domineert De toestand der arbeidende klasse van de eerste tot de laatste pagina. Voor de nuancering dat zich in Manchester ook een voorhoede van zich emanciperende arbeiders bevond, die zelfs een bescheiden bezit vergaarde en haar medearbeiders via gematigde politieke actie wilde laten delen in de consumptieve geneugten van de hogere burgers, was in zijn politieke aanklacht geen plaats.

De Uncle Tom-achtige karikatuur die Engels van de arbeidersklasse van Manchester schetst – hij was niet toevallig een tijdgenoot van Beecher-Stowe – komt het duidelijkst naar voren in zijn beschrijvingen van de Ierse migrantengemeenschap. Engels was in Manchester al snel gestuit op de knappe Ierse fabrieksarbeidster Mary Burns, met wie hij een langdurige relatie zou aangaan (al zou hij zijn diep gevoelde afkeer van monogamie trouw blijven). Aan de bevallig-proletarische hand van Burns leert de fabrikantenzoon Engels de subcultuur van de Ierse migranten van zeer nabij kennen.

Desondanks kan hij niet anders dan in romantisch-racistische platitudes over de Ieren van Manchester schrijven. ‘De Ier is van oorsprong een zorgeloos, opgewekt, aardappeletend kind van de natuur,’ aldus Engels. ‘Het zuidelijke, oppervlakkige karakter van de Ier, zijn grofheid, die hem slechts een weinig boven de wilden plaatst, zijn verachting voor alle humane pleziertjes, zijn smerigheid en armoede, alles neigt in de richting van dronkenschap.’

Engels deed in de eerste twee jaar in Manchester meer praktische kennis op van het proletariaat dan Marx ooit zou hebben

Hoe paternalistisch en ideologisch gekleurd de blik van fabrikantenzoon Engels op de arbeidersklasse ook is, hij deed die eerste twee jaar in Manchester meer praktische kennis van het proletariaat op dan Marx ooit van zijn leven zou hebben. De statusbewuste Marx theoretiseerde liever over de arbeider dan dat hij zich er in het openbaar mee inliet. Marx en zijn aristocratische vrouw wilden dan ook niets van Mary Burns weten.

Ook het kapitalistische systeem kende Marx enkel uit boeken, niet in de laatste plaats uit de werken van Engels. Marx zou daaruit niet alleen empirische kennis putten, maar ook de grondbeginselen voor zijn ‘eigen’ communistische theorie, het marxisme. Het verdwijnen van de middenklasse, de verpaupering en vervreemding van de arbeider binnen het kapitalistische systeem, de opeenvolging van economische crises, de onafwendbare revolutie van het proletariaat en de daaropvolgende toe-eigening van de productiemiddelen door de communistische staat – het is allemaal in oervorm al terug te vinden in de vroege schrijfsels van Engels uit Manchester.

Toch zou Marx zijn naam geven aan het marxisme en Engels te boek komen te staan als – op z’n best – diens empirische waterdrager. Het grote mysterie van Friedrich Engels, een mysterie dat geen biograaf tot nu toe bevredigend heeft kunnen oplossen, is dat hij zich meteen na zijn beroemde en allesbepalende tweede ontmoeting met Marx – in het Parijse Café de la Régence in september 1844 – heeft neergelegd bij een rol als ‘tweede viool’. In de dit jaar verschenen biografie van Engels van Tristam Hunt wordt dit feit verklaard uit Engels’ bewondering voor zijn vriends ‘superieure bekwaamheid’ in het formuleren van de ideologische grondslagen van ‘hun beider zienswijze’.

Meest elastische denker

Het gekke is dat Engels dit zelf weliswaar met zoveel woorden heeft verklaard – ‘Marx was een genie, wij waren allen op z’n hoogst getalenteerd’ –, maar dat het een nogal ongeloofwaardige vorstelling van zaken vormt in het licht van de dingen die Engels tot op dat moment geschreven had, waaruit Hunt ook uitbundig citeert. Ook wordt Hunt niet moe te benadrukken dat Engels de meest ‘elastische’ denker van de twee is, en de meest gestructureerde en gedisciplineerde.

Als Engels de snel afgeleide Marx niet constant achter de vodden had gezeten, en niet continu met aanvullende theorie en feiten terzijde had gestaan, was het eerste deel van Das Kapital nooit verschenen (de twee postuum verschenen delen schreef Engels zelf op basis van Marx’ warrige nagelaten aantekeningen). Engels voegde ook essentiële elementen aan Das Kapital toe, zoals de door economen standaard aan Marx toegeschreven, maar nooit door hem persoonlijk geformuleerde ‘grote ineenstorting’ van het kapitalistische systeem.

Wellicht moet de oplossing voor het mysterie worden gezocht in het feit dat Engels nooit definitief met zijn familie durfde te breken, zoals Marx wel deed. Engels bleef geld van zijn verwanten ontvangen, zelfs toen hij zich in 1848 fysiek aan de zijde van de revolutionaire opstandelingen in Pruisen en het Habsburgse Rijk schaarde, en zo recht tegenover zijn gezagsgetrouwe familieleden kwam te staan. Als hij in de winter van 1848-1849 als politiek vluchteling in Zwitserland arriveert, beschuldigd van hoogverraad door de Pruisische autoriteiten, stuurt zijn moeder hem geld voor een warme trui.

Wanneer Engels in de winter van 1848-1849 als politiek vluchteling arriveert in Zwitserland, stuurt zijn moeder hem geld voor een warme trui

Engels’ latere verzoening met zijn vader – als de revolutie van ’48-’49 op niets is uitgedraaid – en zijn terugkeer daarna als industrieel naar Manchester stellen hem in staat de armlastige Marx meer dan dertig jaar lang geldelijk te ondersteunen, zodat deze kan blijven aanmodderen met zijn Das Kapital-project. Het maakt het Engels bovendien mogelijk het leven te blijven leiden waar hij zo van houdt: een met veel drank, vrouwen en braspartijen gevuld bestaan. Zo onderscheidt hij zich in zijn jaren als Cotton Lord in Manchester onder meer als enthousiast en kundig beoefenaar van de vossenjacht.

Terwijl Marx in zijn vaste zetel in de bibliotheek van het British Museum aan Das Kapital zit te zwoegen, en zich zorgen maakt over de betaling van de bakkersrekening en de huwelijkskansen van zijn dochters, hangt Engels in Manchester de joviale, gefortuneerde vrijgezel uit. Dat wil niet zeggen dat hij geen sympathie voelt voor Marx en hun gedeelde communistische idealen.

Engels maakte gigantische bedragen – in totaal het equivalent van zo’n 300.000 tot 400.000 huidige Britse ponden – over aan de familie Marx. En hij staat Marx ook persoonlijk bij. Wanneer de grote theoreticus van de klassenstrijd zich bij afwezigheid van zijn vrouw Jenny vergrijpt aan de huishoudster, is Engels degene die negen maanden later de verantwoordelijkheid op zich neemt – om Marx’ reputatie te redden. Engels is tot veel opofferingen in staat, inclusief het verdoezelen van zijn eigen fundamentele bijdrage aan het ‘marxisme’, zolang hij maar zijn leven van romantische rebel kan blijven leiden.

Dat houdt hij vol tot vlak na zijn dood: waar Marx in 1883 wordt begraven op het protserige bourgeoiskerkhof van Highgate, laat Engels in 1896 zijn as uitstrooien in de kolkende zee voor de romantisch vervaarlijke kliffen bij het badplaatsje Eastbourne – de plek waar hij de laatste jaren van zijn leven zoveel gelukkige, in pilsener gedrenkte zomeravonden en -nachten heeft doorgebracht.