Home Frans Wong, oprichter van de eerste abortuskliniek

Frans Wong, oprichter van de eerste abortuskliniek

  • Gepubliceerd op: 15 november 2000
  • Laatste update 12 mei 2022
  • Auteur:
    Eva Rensman

Dertig jaar geleden richtte Frans Wong de eerste Nederlandse abortuskliniek op, aan het Amsterdamse Oosterpark. Abortus was officieel illegaal, maar werd gedoogd. Wong: ‘Om tegenstanders te pesten liet ik liet een bord ophangen over twee gevels breed: abortuskliniek.’ Tien jaar later, in 1980, werd abortus gelegaliseerd.

In december 1980 nam de Tweede Kamer met een krappe meerderheid (76 voor, 74 tegen) de abortuswet aan: abortus was niet langer strafbaar. Een vrouw die haar zwangerschap wilde laten afbreken, mocht abortus laten plegen tot 23 weken na de eerste dag van de laatste menstruatie, maar alleen in een kliniek die daarvoor een vergunning had. Bovendien moest ze na het eerste gesprek met een arts vijf dagen bedenktijd in acht nemen voor de abortus kon plaatsvinden. Tot grote woede van de vrouwenbeweging was deze bepaling erbij gekomen, anders wilde het CDA niet met de wet instemmen.

Aan de abortuswet was ruim tien jaar politieke strijd vooraf gegaan. In 1969 hadden de PvdA’ers H. Roethof en J. Lamberts het eerste initiatiefwetsontwerp ingediend. Pas in 1985 ging de abortuswet uiteindelijk in werking, omdat er eerst nog verschillende Algemene Maatregelen van Bestuur moesten worden ontworpen voor de precieze invulling ervan.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Toch bestonden er toen al vijftien jaar klinieken in Nederland waar geaborteerd werd zonder dat de arts of de vrouw werd vervolgd. Sinds eind jaren zestig werd abortus gedoogd, mits een arts had vastgesteld dat de vrouw in geestelijke nood verkeerde. Huisarts en seksuoloog Frans Wong richtte in 1970 de eerste abortuskliniek in Nederland op, waarvan hij nog steeds directeur is. ‘De abortuswet veranderde niets aan de praktijk’, zegt hij. ‘Er kwamen niet meer cliënten, we deden gewoon wat we daarvoor al deden. De wet paste zich aan de praktijk aan, niet andersom. Alleen waren die betuttelende vijf dagen bedenktijd erbij gekomen.’

Wong (1923) had in 1952 zijn artsexamen afgelegd en was een jaar later een praktijk begonnen als huisarts in de buurt Katendrecht in Rotterdam, waar veel prostituees woonden. Zij en hun klanten werden patiënt bij Wong. In 1961 promoveerde hij op het onderwerp prostitutie. Nadat Wong enkele jaren als arts in Afrika had gewerkt, vestigde hij zich eind jaren zestig weer als huisarts in Amsterdam. Daarnaast specialiseerde hij zich als seksuoloog.

Hoe raakte u betrokken bij abortus?

‘Ik kreeg steeds meer te maken met geboortebeperking en ongewenste zwangerschappen. Vrouwen kwamen bij mij voor de anticonceptiepil, omdat er bijna geen andere artsen waren die hem wilden voorschrijven. De meeste artsen vonden dat dan het hek van de dam was, dat vrouwen er dan “op los zouden leven”. Ik ben altijd van mening geweest dat elke vrouw vrij moet zijn om te kiezen of ze zwanger wil worden of niet. Een vrouw moet biologisch net zo vrij zijn als een man. En vrouwen kwamen ook om een einde te maken aan een zwangerschap. Eind jaren zestig heb ik daarom een ‘abortuscommissie’ opgericht.’

Wat deed die commissie?

‘De commissie bestond uit mij, en een psychiater. We werkten samen met een gynaecoloog en met de arts Storm, die ‘algemeen arts’ was maar zich neuroloog noemde – het was een vreemde man. De gynaecoloog en Storm voerden de abortussen uit. Vrouwen die ongewenst zwanger waren, konden bij mij komen om een rapport te laten opmaken, waarin ik schreef dat de zwangerschap psychische nood veroorzaakte. Dan stuurde ik ze door naar de psychiater, die een soortgelijk rapport opstelde. Vervolgens werden ze doorverwezen naar één van de twee artsen die de abortus uitvoerde.’

Had u geen last van justitie?

‘Officieel was abortus strafbaar, maar wij werden niet vervolgd. In 1966 schreef de jurist Enschedé namelijk een artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde waarin hij stelde dat een arts, die abortus doet bij een vrouw die in psychische nood verkeert vanwege de ongewenste zwangerschap, niet kan worden vervolgd, mits hij secuur handelt. Een internationaal medisch congres in Oslo bevestigde deze uitspraak nog een keer. Justitie wist daarom niet wat ze met ons aan moesten. Wij stonden heel sterk, en ze gedoogden ons.’

Wat voor vrouwen hielp u?

‘Alle gegevens over de vrouwen die kwamen, hield ik bij. Hun leeftijd, hun achtergrond, hun religie, of ze wel of niet getrouwd waren en de reden waarom ze abortus wilden. In 1971 heb ik samen met de NVSH een overzicht gepubliceerd van de gegevens van 450 vrouwen. Daaruit bleek dat ze een afspiegeling van de Nederlandse bevolking vormden. Velen waren getrouwd, hadden al kinderen en wilden er niet nog één bij. Er kwamen ook veel christelijke vrouwen. Duidelijk was dat de vrouw die zich liet aborteren geen “Damslaper” was, die met iedereen het ledikant deelde, zoals tegenstanders vaak beweerden. Ze waren vaak wel iets beter bemiddeld, omdat ze de abortus moesten kunnen betalen. Samen met de kosten voor de twee medische rapporten was dat toen tussen de vierhonderd en zeshonderd gulden. Ik kreeg daar vijftien gulden van, voor het opmaken van het rapport. De psychiater kreeg voor hetzelfde werk dertig gulden – want hij kreeg specialistentarief – en de rest van het geld was voor de arts die de abortus uitvoerde.

Deze gegevens heb ik in 1971 aan de Tweede Kamer aangeboden bij het eerste kamerdebat over abortus. Abortus was toen nog steeds taboe, maar ik werd niet aangevallen door de kamerleden. Ze stelden juist veel geïnteresseerde vragen. Misschien omdat ik arts was, en artsen genoten in die tijd meer aanzien dan nu. Bovendien was ik een beetje bekend van televisie, in een programma van de NVSH had ik wel eens iets verteld over anticonceptie.’

Ontstond uit de abortuscommissie uiteindelijk de abortuskliniek?

‘Er kwamen zoveel vrouwen bij mij, dat ik op den duur vond dat er een aparte kliniek moest komen. Ik belegde toen een vergadering met artsen bij mij thuis, onder leiding van het artsenechtpaar Wibaut. Maar niemand wilde, en niemand durfde. Toen dacht ik: dan doe ik het zelf wel. In Afrika had ik vaak curettages uitgevoerd, ik wist dus dat ik het kon. Tegelijkertijd kwam Frank Wibaut bij me met een artikel over een nieuw zuigapparaat uit Denemarken, dat daar werd gebruikt bij abortus. Daar was de wetgeving toen al ruimer. We hebben het apparaat besteld, en met behulp van de Deense gebruiksaanwijzing zocht ik uit hoe ik het moest gebruiken. De eerste abortus voerde ik uit in 1970. Het ging zo simpel met dat apparaat, dat ik de eerste keren dacht dat het mislukt was. Ik liet de vrouwen een paar dagen daarna terugkomen om een zwangerschapstest te laten doen ter controle. Die was nog positief. Pas later kwam ik erachter dat het nog een paar dagen langer duurt voordat het zwangerschapshormoon uit het bloed is. We kregen al snel vijf patiënten per dag. Met de actiegroep Dolle Mina, die streed voor legale abortus met de kreet “Baas in eigen buik”, had ik goede contacten, en zij stuurde veel vrouwen naar ons door.’

Hoe reageerden andere artsen op de kliniek?

‘Veel artsen keken me met de nek aan. Ze stuurden zelfs de hoofdinspecteur van de Volksgezondheid op me af, met de beschuldiging dat ik illegaal abortussen uitvoerde. Maar ik werd al snel goeie maatjes met hem – hij bleek ook in Afrika te hebben gewerkt. Bovendien werkten we secuur, zoals Enschedé in zijn artikel als voorwaarde had beschreven. We stelden nog steeds over elke vrouw twee rapporten op. Het enige wat de inspecteur op de kliniek had aan te merken, was dat de wachtkamer te klein was. Toen heb ik het pand ernaast gekocht. En om de tegenstanders te pesten liet ik een bord ophangen, over twee gevels breed, met hele grote letters: abortuskliniek. Zo kon niemand er meer omheen. De mensen zaten in de tram met hun neus op het raam gedrukt te kijken.’

Hoe zag de kliniek eruit, was het een soort ziekenhuis?

‘Ik wilde met de kliniek abortus uit de illegale hoek halen. Dat moest ook blijken uit het tarief: 250 gulden. Vijftig gulden minder dan een huisarts voor een bevalling rekende. Dat was omdat je voor een bevalling ook ’s nachts je bed uit moest, en voor abortus niet. Ik wilde van abortus een normale medische ingreep maken. Maar verder wilde ik juist niet dat de kliniek op een ziekenhuis leek, die waren toen nog erg steriel en autoritair. Daar protesteerde ik tegen. Om te beginnen stelde ik als regel dat iedereen elkaar moest tutoyeren, zowel artsen als verpleegkundigen. Dat was revolutionair toen. De vrouwen noemden we geen patiënten, maar cliënten, want ze waren niet ziek. En we doorbraken de regel dat ziekenhuizen wit moesten zijn. De muren werden in alle kleuren geverfd, we hingen posters op, foto’s van een man en vrouw die elkaar kusten. Alles stond in het teken van protest.’

Kon iedereen bij jullie terecht?

‘Uit het hele land, en uit het buitenland, kwamen vrouwen naar de Oosterpark-kliniek, op drukke dagen honderdtwintig per dag. Wij braken zwangerschappen af tot dertien weken na de laatste menstruatie, voor zwangerschappen die al verder waren hadden we de apparatuur en de medische kennis nog niet. Daarom ging ik een samenwerking aan met de NVSH voor zulke “verre” zwangerschappen. Er werd een “luchtbrug” georganiseerd naar Londen, waar deze ingrepen wel werden uitgevoerd. Voor vrouwen die het niet konden betalen, financierden de Oosterpark-kliniek en de NVSH de reis en de ingreep. Een paar jaar daarna volgden Nederlandse artsen in Londen een opleiding, en konden dergelijke zwangerschappen ook in Nederland worden afgebroken.’

Uit welke landen kwamen vrouwen naar Nederland voor een abortus?

‘Eerst vooral uit Duitsland, België en Frankrijk. Uit Frankrijk kwamen ze met bussen vol, vijftig vrouwen tegelijk. Later kwamen vrouwen uit Italië en Spanje met de KLM. De KLM stelde zelfs nog voor een samenwerking te organiseren, abortusvluchten noemden ze het. De conservatieve KLM! Het ging ze natuurlijk alleen maar om de centen. Ze wilden samen met ons een eenheidsprijs vaststellen, waarbij de abortus bij de vliegprijs was inbegrepen. Dat ging ons te ver. Dat hebben we nooit gedaan. Nu is in bijna heel Europa abortus gelegaliseerd, buitenlandse vrouwen komen nu voor het afbreken van de ‘verdere’ zwangerschappen. Ook de Nederlandse vrouwen die voor abortus komen zijn anders dan in de jaren zeventig. Nog steeds komen er veel jonge meisjes die buiten weten van hun ouders seksueel actief zijn. En er komen ook steeds meer Turkse en Marokkaanse meisjes. Zij komen uit een cultuur waarin voorbehoedmiddelen nog erg taboe zijn. Een groep die constant is gebleven zijn christenen die tegen anticonceptie zijn, maar als het dan een keer verkeerd gaat toch kiezen voor een abortus. Uit de CDA-hoek zeg maar, mensen die eigenlijk ook principieel tegen abortus zijn, behalve als het henzelf betreft. Dat heb ik altijd zo hypocriet gevonden.’

Werd er ook na de legalisatie van 1980 nog geprotesteerd tegen de kliniek?

‘Er vloog nog wel eens een baksteen door de ramen. En de EO probeerde af en toe aan te tonen dat abortus in Nederland niet zorgvuldig gebeurt. Een paar jaar geleden lieten ze een documentaire zien waarin een vrouw om abortus vroeg omdat ze op wintersport wilde. Het bleek allemaal in scène te zijn gezet. Ze zijn daarvoor ook bij ons geweest. Degene die het gesprek voerde, zei echter dat ze het gevoel had dat de vrouw er niet helemaal achterstond, en dat ze over een week nog maar eens moest terugkomen. Zeer zorgvuldig dus. Alleen dat heeft de EO niet uitgezonden. Ze lieten alleen een kliniek zien die wel meteen op de wens inging.’

Wat vond uw omgeving ervan dat u een abortuskliniek had opgericht?

‘Er waren familieleden en kennissen die niet meer met me wilden omgaan. Dat was heel pijnlijk.

En dan zijn er nog mensen die je verwijten dat je het alleen voor het geld hebt gedaan. Dat zijn vaak de artsen die er zelf miljonair van zijn geworden. Reken maar uit: je krijgt als arts in dienst van een kliniek voor elke abortus honderdtwintig gulden. En je kunt er minimaal tien per dag doen. Daar moet je nog wel belasting over betalen, maar toch. Ik ben er niet echt rijk van geworden. Als directeur van een kliniek heb je te veel kosten. Bovendien kan ik helemaal niet goed met geld omgaan, en ben ik al mijn geld weer kwijtgeraakt. Ik ben verschillende malen opgelicht.’