Geen monster, maar een miezerig mannetje
Hannah Arendt en het Eichmann-proces
‘Het kwaad wordt verondersteld demonisch te zijn, een incarnatie van satan. Maar bij Eichmann kun je geen spoor vinden van satanische grootsheid.’ Aldus de Duits-Amerikaanse filosofe en politiek theoretica Hannah Arendt (1906-1975) in Margarethe von Trotta’s speelfilm Hannah Arendt. De Duitse regisseuse, die eerder onder meer films maakte over RAF-terroriste Güdrun Ensslin, Rosa Luxemburg en mystica Hildegard von Bingen, voert Arendt op als een onverschrokken en briljante intellectueel, die sociaal niet altijd even handig opereert, maar bij wie intellectuele integriteit boven alles gaat.
De film concentreert zich op haar verslag van het Eichmann-proces in 1963 voor de New Yorker, waarin de beroemde frase over ‘de banaliteit van het kwaad’ staat. Het verslag maakte haar wereldberoemd en controversieel. Een halve eeuw later is ze dat nog steeds.
Hannah Arendt begint op een donkere avond met de kidnapping van een wandelaar op een stille weg. Vliegensvlug wordt de man een auto in geduwd. Later valt de raadselachtige scène op zijn plek: de man is Eichmann, die in Buenos Aires door de Mossad wordt opgepakt om in Israël te worden berecht voor zijn aandeel in de Jodenvernietiging.
Voordat de film toekomt aan de rechtszaak, introduceert hij het New Yorkse academisch-intellectuele milieu waarin Arendt verkeert. De in Duitsland geboren en getogen filosofe, die na Hitlers machtsovername naar Frankrijk verhuisde en in 1941 naar Amerika vluchtte, is in het begin van de jaren zestig al een wetenschappelijke beroemdheid door haar studie van het totalitarisme. In gezelschap van de smartest and brightest voelt ze zich thuis.
De Duitse actrice Barbara Sukowa speelt Arendt als een zelfbewuste, enigszins arrogante kettingrookster, die altijd een gevatte opmerking paraat heeft. De film besteedt met flashbacks ook aandacht aan Arendts liefdesaffaire als studente in Duitsland met haar filosofische leermeester Martin Heidegger (‘Denken is een eenzame zaak’). Het is niet het beste deel van de film. Dat Arendt de man die met het Hitler-bewind sympathiseerde na de oorlog blijft opzoeken, is een raadsel dat de film niet verklaart.
Terug naar New York, waar Arendt ingaat op het aanbod van de New Yorker om het Eichmann-proces in 1961 te verslaan. Haar kritische blik laat ze niet thuis. Principieel vindt ze dat het proces niet in Israël gevoerd zou moeten worden, maar voor een internationaal gerechtshof. Haar angst dat Israël er een showproces van maakt, ziet ze bevestigd in het gedrag van de openbaar aanklager Gideon Hausner. Ze beschuldigt hem ervan rond te paraderen ‘alsof hij met Eichmann voor de hoofdrol in een toneelstuk vecht’.
Maar Arendts grootste schok is de confrontatie met Eichmann. Ze ziet geen gruwelijk monster, maar een miezerig bebrild mannetje, dat bureaucratische orders opvolgde: in zijn geval het probleemloos laten rijden van treinen naar de concentratiekampen. Dat was zijn taak, en voor wat er daarna met de Joden gebeurde voelde hij zich niet verantwoordelijk. Hij heeft trouwens niets tegen Joden, zegt Eichmann in de film op archiefbeelden van het proces.
Het verwart Arendt dat ze in de treinregelaar geen monster ziet, maar een ‘verschrikkelijk normaal mens’. Het leidt tot haar fameuze opvatting over ‘de banaliteit van het kwaad’: de Jodenvernietiging slaagde, omdat hij gebureaucratiseerd was. Ambtenaren deden wat hun gevraagd werd, zonder over de consequenties na te denken. De meesten waren geen antisemitische monsters, maar hadden nooit geleerd om zelfstandig te oordelen.
Historici hebben Arendts opvatting van meet af aan onder vuur genomen. In de film vat de zionist Kurt Blumenfeld, een oude vriend van Arendt, de kritiek bondig samen: ‘Je laat je door Eichmann in de maling nemen.’ Dat weinig historici het met Arendt eens zijn, heeft niet verhinderd dat haar opvatting over het kwaad diep in de westerse cultuur is doorgedrongen. Er kan geen misdaad worden gepleegd of de frase over de banaliteit van het kwaad duikt op.
Minstens zo controversieel in Arendts verslag was haar opvatting dat de Joodse elite medeschuldig was aan de Jodenvernietiging. De Joodse Raden hadden beter moeten weten en niet moeten samenwerken met de Duitsers, maar in verzet moeten gaan. De film laat zien dat deze achterafwijsheid, die in de Joodse gemeenschap aankomt als een mokerslag, Arendt een stroom haatbrieven en doodsbedreigingen oplevert. Ook sneuvelen decennialange vriendschappen.
Von Trotta laat haar aan het einde haar opvattingen nog eens gloedvol verdedigen in een beladen college. Arendt legt uit dat Eichmann begrijpen niet hetzelfde is als hem vergeven, en dat moeilijke en pijnlijke vragen niet uit de weg moeten worden gegaan. Het is de climax van de film, die onder de oppervlakte over intellectuele moed en ongebreidelde denkkracht gaat. Von Trotta maakt van Arendt een onvervalste heldin. Het levert een geïdealiseerd, maar inspirerend beeld op.
Hannah Arendt
Margarethe von Trotta
Vanaf 2 mei in de bioscoop
Dit artikel is exclusief voor abonnees