Hoe maak je een interessante film over een corrupte en vulgaire politicus? Het makkelijkst is om hem als een grote schoft te tonen, waarbij de kijker zich moreel superieur kan wanen. Met Loro heeft Paolo Sorrentino, die we kennen van het imponerende La grande bellezza, niet zo’n film over Silvio Berlusconi willen maken.
De drievoudige premier is in de film, die zich afspeelt tussen 2006 en 2009, het symbool van een moreel verloederd Italië. Loro toont een verrotte politieke cultuur met Berlusconi boven op de apenrots. Hij is de zonnekoning, die beslist wie er uit de financiële ruif met hem mee mag eten. Rond hem woedt een gevecht om zijn aandacht. Dat de kans daarop stijgt door hem seks te bieden, is te zien in eindeloos lange scènes met jonge vrouwen, sommigen hoeren, anderen social climbers, waarin stevig coke wordt gesnoven. Ze verwijzen uiteraard naar Berlusconi’s bunga bunga-feesten.
De overvloedige aandacht ervoor leverde Sorrentino het verwijt op te zwelgen in deze uitspattingen. Zijn verdediging illustreert dat zijn ambities met Loro groter zijn dan een anti-Berlusconi-pamflet: ‘Deze film gaat over de triomf van vulgariteit. Daarvoor is het noodzakelijk om de schoonheid ervan te laten zien.’ Doordat Sorrentino met Loro onderzoekt ‘wat zo aantrekkelijk is in een leven dat we ook weerzinwekkend vinden’, manoeuvreert hij de kijker in een ongemakkelijke positie. We voelen ons een voyeur, maar ervaren ook de aantrekkingskracht van een leven zonder god en gebod. Er schuilt een Berlusconi in ons allemaal, is de confronterende boodschap van Loro.