Home Film: ‘Eerbied zit de Javaan in het bloed’

Film: ‘Eerbied zit de Javaan in het bloed’

  • Gepubliceerd op: 30 juni 2010
  • Laatste update 23 jun 2021
  • Auteur:
    Jos van der Burg

Westerse landen stelden het bezit van koloniën altijd voor als een volstrekt logisch verschijnsel. De blanke overheersing paste in Gods grote plan voor de mensheid. Daarin hadden Europese landen de plicht om de in duisternis levende primitieve volkeren beschaving bij te brengen. Met de uitvinding van de film kwam er een spectaculaire mogelijkheid bij om het grootse werk dat in de koloniën werd verricht onder de aandacht te brengen. Anders dan met kranten en boeken kon met film een massapubliek worden bereikt.

Toch stonden het bedrijfsleven en de overheid niet te trappelen om film voor educatieve – lees: propaganda- – doeleinden in te schakelen. Het medium was geboren op de kermis, zodat de elite het met wantrouwen bekeek. Men had meer oog voor de negatieve aspecten – druisten beelden niet in tegen de goede zeden? – dan voor de propagandamogelijkheden. Sommigen dachten zelfs dat de film na een kortstondige hype zou verdwijnen.

Dat geldt niet voor de initiatiefnemers van het in 1910 opgerichte Koloniaal Instituut – de voorloper van het Koninklijk Instituut voor de Tropen, dat een exponent was van de ethische politiek die vanaf de eeuwwisseling het Nederlandse-Indië-beleid steeds nadrukkelijker bepaalde. Nederland had een ‘zedelijke verplichting’ en een ‘ereschuld’ bij de inheemse bevolking. Haar leefomstandigheden moesten worden verbeterd, maar daarvoor moest draagvlak worden gecreëerd in het moederland. Het Koloniaal Instituut nam als een kenniscentrum avant la lettre die taak op zich.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Bijzonder was dat het al in een vroeg stadium de mogelijkheden van film inzag. Een jaar na de oprichting stelde het instituut de minister van Koloniën voor films te laten maken over ‘de maatschappelijke en huishoudelijke toestand der bevolking van onze Oost-Indische koloniën’. De films moesten worden gemaakt door iemand ‘met zeker prestige tegenover Europeanen en inlanders, en gewend om zich zowel in de Europese als de inlandse maatschappij gemakkelijk te bewegen’.

Aan die voorwaarden voldeed blijkbaar de toen bijna 40-jarige Johan Lamster, die vanaf zijn 23ste in Indië had gewoond. Hij was begonnen als kapitein in het KNIL en werd later medewerker van de Topografische Dienst. In 1911 was hij voor het eerst in zeventien jaar weer in Nederland. Een jaar later keerde hij met een cameraman en een door het Koloniaal Instituut opgesteld lijstje filmonderwerpen terug naar Indië. Het leidde tot 56 korte films, waarvan er nu 15 zijn uitgebracht op de dvd J.C. Lamster, een vroege filmer in Nederlands-Indië.

De dvd, die samen met het gelijknamige boek over Lamster wordt uitgegeven, geeft een goed inzicht in de Nederlandse visie op Indië. Essentieel daarin was de gedachte dat tussen de Nederlanders en de inlandse bevolking een onoverbrugbare kloof liep. Het immense verschil is in de films meteen zichtbaar in de kleding: Hollanders dragen smetteloos wit, inlanders kleurige, maar ook vaak grauwe kleren. Hollanders zijn altijd in leidinggevende functies te zien, inlanders in dienende.

Het perspectief in de films is dat van de kolonisator, die waarneemt met een quasi-objectieve blik. ‘In het algemeen presteert de inlandse werkman lang niet zoveel als de Europese,’ zegt de voice-over als de camera inzoomt op arbeiders in een locomotievenfabriek. Daar staat tegenover dat de inlander ‘bij de arbeid een veel gezonder en minder vermoeiende houding aanneemt’.

Telkens weer wordt op de werkelijkheid het raster van deze tweedeling gelegd, waarbij de voice-over als een niet onwelwillende patriarch ook complimenten uitdeelt. ‘De moskeegangers verlaten het bedehuis met de rust en bedaardheid die een oosterse volksmenigte zo gunstig onderscheidt van een westerse.’ Dat komt natuurlijk doordat ‘eerbied en goede vormen de Javaan in het bloed zitten’.

Het dualistische sociale systeem, dat sterk aan de Zuid-Afrikaanse apartheid doet denken, wordt gepresenteerd als een onveranderlijke natuurlijke ordening. In Lamsters films is Indië een harmonische samenleving, waarin iedereen het vanzelfsprekend vindt dat 100.000 Hollanders het leven bepalen van meer dan 50 miljoen mensen.

De films zijn minstens zo interessant om wat ze niet als om wat ze wel laten zien. Soms wordt plotseling een blinde vlek zichtbaar, zoals in een item over de verwerking van de agave-vezel. ‘Kinderen zijn bezig om de gedroogde vezel vlug en krachtig over de rekken te slaan om haar van vuil en stof te zuiveren,’ zegt de voice-over bij beelden van kleine kinderen, die bij dit werk volop het uit de vezels geslagen stof inademen. Schandelijke kinderarbeid? De film hopt snel verder. ‘Om de gedroogde vezel te verpakken, legt men eerst een kruis van bandijzer op de grond.’

J.C. Lamster, een vroege filmer in Nederlands-Indië

Boek en dvd. Eye/ KIT Publishers, € 24,50