Historici zijn over het algemeen niet gelukkig met het lichtzinnig gebruik van de nazi-analogie. Zij vinden dat het geen pas heeft elke gewelddadige dictator met Hitler te vergelijken en bij elke politieke misstand aan het fascisme te refereren. Eind november vorig jaar vroeg Diane McWhorter zich in het internetmagazine Slate af of deze weigering om bij de analyse van de huidige Amerikaanse politieke situatie naar de opkomst van het nationaal-socialisme te verwijzen, ons juist niet blind maakt voor de schandelijke, ongrondwettige praktijken van president Bush en zijn medewerkers.
Onder het mom van de strijd tegen het mondiale terrorisme hebben Bush en Cheney martelpraktijken gelegaliseerd, wezenlijke constitutionele rechten opgeschort en de uitvoerende macht unilateraal gebruikt. Ze hebben welbewust het nieuws gemanipuleerd en systematisch gelogen over al hun belangrijke beleidsvoornemens. Rond de president is een leiderschapscultus gecreëerd, waarbij steeds met ademloze bewondering wordt gesproken van de war president en the decider. Tegenstanders zijn meedogenloos aangepakt met de techniek van de Grote Leugen waarin ook Goebbels zo’n meester was. Waarom, vraagt McWhorter zich af, mag er niet op gewezen worden dat de nazi’s hun macht met vergelijkbare methoden hebben geconsolideerd? De aanslagen van 11 september 2001 vervullen dan dezelfde functie als de Rijksdagbrand.
Ten slotte verwijst zij naar de in het najaar van 2006 aangenomen Military Commissions Act, die de president het recht geeft elke persoon, dus ook elke Amerikaanse staatsburger, te beroven van al zijn rechten door hem te verklaren tot unlawful enemy combatant. Hoe is de jodenvervolging begonnen? Inderdaad: door de joden te beroven van al hun burgerrechten.
McWhorter heeft ook een antwoord op de meest voor de hand liggende bezwaren tegen haar redenering. Zij wil naar eigen zeggen helemaal niet beweren dat Bush een tweede Hitler is, of dat de Amerikaanse regering genocidale plannen heeft. Het gaat haar erom zo duidelijk mogelijk uit te leggen dat Bush en Cheney acceptabel hebben weten te maken wat in de Amerikaanse rechtsstaat volkomen onacceptabel zou moeten zijn. Precies wat de nazi’s deden in de eerste maanden van 1933. En het meest verbijsterende is wel dat de Amerikaanse volksvertegenwoordiging en de vrije Amerikaanse pers volkomen tekort zijn geschoten in hun kritische functie.
Een zwaarwegend bezwaar tegen de argumentatie van McWhorter is dat de Amerikaanse kiezers in november 2006 duidelijk hebben gemaakt dat het beleid van de president gecorrigeerd moet worden. Zo’n kans hebben de Duitse kiezers nooit meer gekregen. Waarom hebben de Amerikaanse kiezers echter zo gereageerd? Omdat de bezetting van Irak zo’n kapitale, bloedige mislukking is geworden. Als dat niet het geval was geweest, als die bezetting een groot succes was geworden, zouden de kiezers Bush en Cheney dan de gelegenheid hebben gegeven hun brutale machtsgreep te consolideren?
Toch schuilt hier, in de vrije Amerikaanse verkiezingen, het essentiële verschil tussen Duitsland in de eerste maanden van 1933 en de Verenigde Staten sinds 9/11, waarvoor McWhorter te weinig oog heeft. De nazi’s hebben in 1933 inderdaad allerlei wetgeving geproduceerd die hun onbeperkte bevoegdheden gaf. Daarnaast hebben zij echter de politieke oppositie met grof geweld uitgeschakeld. De machtsovername van de nazi’s wordt wel legaal genoemd, maar was dat slechts zeer ten dele. Bush en Cheney hebben de Amerikaanse democratie aangetast, maar niet opgedoekt, en dat is een wezenlijk verschil.
Wat in de Verenigde Staten sinds 9/11 is gebeurd, kan beter worden vergeleken met de Red Scare na de Eerste Wereldoorlog en het McCarthyisme na het begin van de Koude Oorlog. Het Amerikaanse politieke systeem raakt gemakkelijk in de greep van een hysterische waan en er zijn altijd politici die daar graag misbruik van maken.
Maarten van Rossem