Wim Treub (1858-1931) was een van de negentiende-eeuwse liberalen die de maatschappij radicaal wilden veranderen en zich tegelijkertijd een fervent tegenstander van het socialisme toonde.
Het was in een kluwen van journalistiek, literatuur en politiek dat Treub in Amsterdam zijn debuut maakte. Hij kende Carel Gerritsen, partner van Aletta Jacobs, de Tachtigers rond het tijdschrift De Nieuwe Gids (Willem Kloos, Lodewijk van Deyssel, Albert Verwey, Frank van der Goes). Maar ook kunstenaars als Jan Veth, George Breitner en de architecten Jan Springer en Hendrik Berlage, die zich roerden in De Amsterdammer, De Telegraaf en De Kroniek van P.L. Tak.
Treub discussieerde heftig met hen mee. Hij was redacteur van het Sociaal Weekblad en van Vragen des Tijds. Steeds weer pleitte hij voor gelijke kansen voor iedereen, maar níét voor gelijkheid. Als wethouder Publieke Werken zette hij zich in voor gratis voorzieningen voor kinderen en voor deprivatisering van nutsbedrijven. Vervolgens werd hij hoogleraar financiën, om in 1904 Kamerlid te worden voor de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB), die hij zelf had opgericht.
Treubs amoureuze leven bracht hem politiek in gevaar
Slijkerman weet dankzij een correspondentie die minister Ard van der Steur (diens vader was antiquaar) hem in handen speelde de familie op te sporen van een in 1910 geboren ‘onwettige’ dochter van Treub. We wisten alleen van een zoon uit zijn eerste huwelijk. Zijn amoureuze leven bracht hem ook politiek in gevaar. In 1913 werd Treub minister, eerst van Landbouw daarna van Financiën.
Hij kwam in het oog van een storm terecht toen hij een verhouding kreeg met een getrouwde vrouw. Toch was het waarschijnlijk zijn sociale hervormingsplan, in combinatie met zijn koppigheid, die hem politiek de kop kostte. Een jaar later werd hij opnieuw gevraagd de portefeuille Financiën op zich te nemen, alsof hij alleen maar op vakantie was geweest.
In zijn proefschrift over belastingpolitiek en in vele andere publicaties pleitte Treub weliswaar tegen de sociaal-democraten, maar toonde hij zich tegelijkertijd een pleitbezorger van wat wij nu ‘progressieve inkomstenbelasting’ noemen – betalen naar draagkracht.
Treub was geen rasindividualist
Slijkerman concludeert terecht dat we Treub niet als rasindividualist kunnen beschouwen, zoals latere liberalen zich graag afficheerden. Treub voelde altijd de spanning tussen individu en gemeenschap. Het individu moest het op eigen gelegenheid rooien, maar aan de politiek de taak voor gelijke kansen te zorgen. Ambities werden in zijn eigen familie zeer serieus genomen. Zijn broer Hector werd een beroemd gynaecoloog, en Melchior, een andere broer, schopte het tot gerenommeerd plantkundige. Diederick Slijkerman heeft het allemaal wat schools opgeschreven, maar het levert wel een heldere en informatieve biografie op.
Hans Renders is directeur van het Biografie Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees