Home Een tsunami aan grote en kleine weetjes

Een tsunami aan grote en kleine weetjes

  • Gepubliceerd op: 1 september 2010
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bastiaan Bommeljé

William McGuire (‘Bill’) Bryson is wat je noemt een succesvol schrijver. Van zijn taalboeken en zijn reisboeken, zoals The Lost Continent, Notes from a Small Island en Down Under, zijn miljoenen exemplaren verkocht, terwijl zijn A Walk in the Woods wordt verfilmd door Robert Redford. Dit alles werd in 2003 nog overtroffen door de wereldwijde bijval voor A Short History of Nearly Everything, een populair-wetenschappelijk boek vol grote en kleine weetjes, dat onder andere werd onderscheiden met de Descartes Prijs van de Europese Unie.

Onder de titel Een kleine geschiedenis van bijna alles betekende dit werk ook de doorbraak in Nederland van de thans 59-jarige voormalige drop-out student, psychiatrisch verpleger, journalist van de Independent en chief copy editor van het economiekatern van de Times, die zijn hele leven al pendelt tussen zijn geboorteland de Verenigde Staten en het platteland van Engeland.

En dat succes is geen hype. Bill Bryson is niet alleen een succesvol, maar ook een begiftigd schrijver. Hij is op een Angelsaksische manier beschaafd humoristisch, tomeloos nieuwsgierig, stilistisch begaafd en behept met een aanstekelijke eruditie, die enigszins ongestructureerd meandert tussen relevante feiten en irrelevante nonsens. Anders gezegd: Bryson is een journalistiek-historische hybride: waar zijn geschiedkundige kennis tekortschiet, weet hij dat doorgaans handig te verhullen met een vlotte pen.

Dit geldt eens te meer voor Brysons nieuwe succesboek At Home, dat in Nederlandse vertaling verscheen als Een huis vol. Een kleine geschiedenis van het dagelijks leven. Dit is geen ‘geschiedenis van het dagelijks leven’ op de studieuze wijze van Philippe Ariès of Emmanuel Le Roy Ladurie, maar meer historische journalistiek in de goede zin van het woord.

Bryson woont tegenwoordig in een negentiende-eeuwse pastorie in een klein Engels dorpje in het Engelse graafschap Norfolk in East Anglia. Zijn woning werd in 1851 opgetrokken door Thomas Marsham (1822-1905), de lokale anglicaanse dominee, die wat betreft opleiding, inkomen en status behoorde tot de Engelse elite.

Bryson gaat in zijn boek op een historische reis door zijn huis: kamer voor kamer zoekt hij naar de geschiedenis van de voorwerpen waarmee de vertrekken waren gevuld. Hij werkt zijn weg omhoog vanaf de hal via de kelder naar de zolder, en dit geeft hem de gelegenheid tot een soort universele geschiedenis van het huiselijk leven (van de elite) in een tijd van ingrijpende technologische, sociale en culturele veranderingen in de westerse wereld.

Zeer terecht betoogt Bryson dat het leven in de eerste helft van de negentiende eeuw nog veel weg had van de Middeleeuwen, terwijl in de tweede helft van de eeuw stoomschepen, treinen, telefoon, automobielen en wolkenkrabbers al tamelijk gewoon waren. Wat dat betreft is 1851 een symbolisch jaar. Niet alleen werd op dit kantelpunt van de eeuw de pastorie gebouwd in de aloude Engelse traditie, maar terzelfder tijd verrees in Hyde Park tijdens de Great Exibition, de eerste wereldtentoonstelling, de ultramoderne glas-en-staalconstructie van Crystal Palace. Deze architectonische triomf van de moderne tijd, die ook precies 1851 voet (555 meter) lang was, vormt het startpunt voor Brysons boek en voor een tsunami aan grote en kleine weetjes die hij associatief over de pagina’s uitstort.

Maar dit startpunt is eerlijk gezegd naast het begin van het vermaak ook meteen het begin van de scepsis. In de eerste plaats hebben heel veel van de feiten en feitjes slechts een dunne band met het huis of met het dagelijks leven, en lijken ze soms verdacht veel op restjes van A Short History of Nearly Everything. Zo is het hoofdstuk over de kelder grotendeels gevuld met een lang vertoog over bakstenen. En het hoofdstuk over de keuken biedt de wetenswaardigheid dat Queen Anne (1665-1714) zo dik werd door excessief te eten dat in de vloer van Windsor Castle een valluik moest worden gezaagd om haar van etage naar etage te hijsen, maar weinig over de feitelijke kookgewoontes in de pastorie.

In de tweede plaats blijken Brysons vertellingen niet zelden op nogal dun ijs gefundeerd en merkt men dat hij zijn anekdotes zonder schroom opleukt of opzettelijk vaag in de tijd plaatst. Hier wint zijn journalistieke instinct het van de geschiedkundige precisie: de aardigheid van het verhaal mag niet worden vermoord met historische feiten.

Neem Crystal Palace, op de allereerste pagina’s. De ontwerper daarvan, Joseph Paxton, was niet zomaar de ‘hoofdtuinier’ van de hertog van Devonshire toen hij zijn constructie aanbood voor de Great Exhibition. Hoewel hij inderdaad geen formele opleiding had genoten, was hij in 1851 al lang opgeklommen tot ‘manager’ van de Devonshire estate, een beroemd architect van kassen en parlementslid van Coventry, terwijl koningin Victoria hem reeds geridderd had. Daarnaast was Crystal Palace dan wel de grootste, maar zeker niet de eerste staal-met-glasconstructie waar ‘alle klassen’ elkaar tegenkwamen. Al in 1819 was de Burlington Arcade in Londen verrezen (de eerste koopgoot), in 1847 hadden de Belgen in Brussel de Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen gebouwd en in 1848 werd de Passazh in Sint-Petersburg geopend.

Als Bryson het heeft over de excentrieke achttiende-eeuwse architect James Wyatt, schrijft hij dat diens ‘Pantheon’ uit 1772, ‘honderdzestig jaar lang’ als tentoonstellingsruimte stond in Oxford Street in Londen, tot Marks & Spencer het gebouw in 1931 sloopte om plaats te maken voor een nieuwe winkel. In werkelijkheid brandde het bouwwerk van Wyatt al in 1792 tot de grond toe af, en werd het daarna diverse keren herbouwd door architecten die zich slechts losjes hielden aan het oorspronkelijke ontwerp. Het was nooit meer in gebruik als tentoonstellingsruimte.

In het alleszins vermakelijke (en huiveringwekkende) hoofdstuk over de slaapkamer blijkt ook dat Bryson zijn bronnen niet erg kritisch benadert. Zo citeert hij Victoriaanse publicaties over korsetten alsof het gaat over notariële akten vol feitelijke informatie in plaats van de softpornoverhalen die het in werkelijkheid waren. O ja, en de anekdote dat de kunstcriticus John Ruskin (1819-1900) zijn huwelijk nooit consummeerde omdat hij schrok van het schaamhaar van zijn vrouw is ook reeds lang in historische kring ontmaskerd als een broodjeaapverhaal.

Brysons opmerking dat de watertoevoer in het oude Rome efficiënter was dan nu, omdat de Romeinen per persoon per dag konden beschikken over 1200 liter water, wat acht keer zoveel is als het huidige waterverbruik in Rome, klinkt aardig, maar slaat nergens op. De Romeinen konden hun aquaducten nooit echt dichtdraaien, terwijl tegenwoordig kranen slechts bij gebruik worden geopend. En Brysons weetje dat wij van de meer dan 30.000 eetbare planten nu nog voor negentig procent van ons menu vasthouden aan dezelfde elf soorten als de neolithische mens, is ook meer sweeping dan precies.

Dat alles neemt niet weg dat dit wonderlijke boek een bric-à-brac van feitjes, weetjes, anekdotes en terzijdes biedt die vaak grappig en altijd duizelingwekkend zijn. Een gestructureerd geschiedkundig betoog biedt Bryson niet, maar wel voldoende glimlachen voor uw dagelijkse dosis histotainment.

Bill Bryson
Een huis vol. Een kleine geschiedenis van het dagelijks leven
328 p. Uitgeverij Atlas, € 24,90

 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.