Home Een godvergeten charlatan

Een godvergeten charlatan

  • Gepubliceerd op: 10 februari 2004
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Henk van Nierop

Een boef, een hopeloos geval, een merkwaardige en eigengereide man, een scherpslijper, een klerikale kameleon, een querulant, een godvergeten charlatan en leugenaar – zo heeft de geschiedschrijving geoordeeld over wonderdokter, pastoor en gereformeerd predikant Pibo Ovittius (van) Abbema (1542(?)-1618), wiens leven nu uitvoerig is beschreven door Paul Abels. De man met deze merkwaardige naam en faam werd geboren in het Friese Grou als Pibe Wytthiezoon, zoon van een verarmde herenboer. In 1579 speelde Pibe een bescheiden rol bij pogingen om Friesland de Unie van Utrecht te laten tekenen en dus vaster bij de Opstand te betrekken, maar een jaar later vestigde hij zich met achterlating van vrouw en kinderen in het koningsgetrouwe Groningen.


Deze waarschijnlijk opportunistische politieke keuze zou zijn leven beslissend beïnvloeden. Terwijl hij in zijn levensonderhoud voorzag als pestdokter in de door een hevige epidemie getroffen Martini-stad, trouwde hij opnieuw en stichtte hij een gezin. Zijn eerste vrouw en kinderen in het Friese Aldeboarn zagen ondertussen nog steeds verlangend uit naar zijn terugkeer. Het duurde niet lang voor zijn misstap uitkwam en Pibe werd veroordeeld tot levenslange verbanning wegens bigamie.
Hiermee brak een leven van omzwervingen aan, waarin Pibe eerst pest- en wonderdokter, vervolgens katholiek pastoor en ten slotte gereformeerd predikant werd. Voor het priesterschap bestond geen formele opleiding. Het was voldoende bij een priester in de leer te gaan en van de bisschop de wijding te ontvangen. Vanzelfsprekend was het celibaat een dwingende eis, en juist dit moest wel tot problemen leiden. Zo werd Pibe smadelijk uit de pastorie van het Limburgse Kessel verdreven toen uitkwam dat de huishoudster met twee kinderen die bij hem was ingetrokken niemand minder was dan zijn (vermoedelijk eerste) echtgenote.
Pibes overgang naar de gereformeerde Kerk ging geleidelijk. Omdat universitair gevormde zielenherders amper voorhanden waren, vond de nieuwe Kerk zijn dienaren vaak door katholieke priesters een examen af te nemen waarin ze werden getoetst op kennis van de Schrift en de (gereformeerde) sacramenten – de zogenoemde ‘reformatie der papen’. Pibe was een van de gelukszoekers die besloot het koorkleed te verwisselen voor de domineestabbaard.
Pibo Ovittius, zoals zijn verlatiniseerde naam inmiddels luidde – een verwijzing naar de Romeinse dichter Ovidius, immers ook een balling, en misschien een veelzeggende verwijzing naar diens dichtwerk Metamorfosen – diende verscheidene gemeentes, waarschijnlijk tot tevredenheid van zijn kerkvolk. Op het eiland Wieringen kwam Ovittius echter in conflict met de gereformeerde classis Alkmaar, die meende dat hij niet gekwalificeerd was. Ovittius wees erop dat de meerderheid van de eilandbewoners hem steunde. Zijn positie werd echter onhoudbaar toen enkele getuigen, onder wie de voormalige pastoor van het eiland, verklaarden dat Ovittius zijn werk als ‘dienaer ofte pastoer’ uitstekend verrichtte: door zijn inspanning immers was de ‘vervallen Chatolicke Roomsche religije’ op het eiland geheel hersteld. Dit had de dominee buitengewoon populair gemaakt. Ovittius sleet zijn laatste jaren in het Sticht Utrecht, waar de Kerk veel minder gecalviniseerd was dan in Holland.
Paul Abels laat zien hoe dun en flexibel de scheidslijn tussen Rome en de Reformatie was. Het ontbreken van een goedgetraind en gedisciplineerd korps van zielenherders moet er een van de oorzaken van zijn geweest dat de gereformeerde Kerk er nooit in geslaagd is de meerderheid van de bevolking voor zich te winnen. Ook laten de avonturen van Ovittius de lezer kennismaken met de oorlog tegen Spanje – niet alleen in al zijn verschrikkingen, maar ook als een conflict dat kansen bood.
Paul Abels heeft vijfentwintig jaar met bewonderenswaardige toewijding gewerkt aan het verzamelen van talloze puzzelstukjes in ten minste drieëntwintig archiefbewaarplaatsen in binnen- en buitenland. Toch blijven Ovittius’ trekken schimmig. De vele processtukken, rekesten en verslagen van klassikale vergaderingen geven nauwelijks een indruk van wat de man innerlijk bewoog. Een echte schelmenroman is het boek daarom niet geworden. Wel biedt de gekozen invalshoek een uniek beeld van de problemen van een Kerk in opbouw en de uitdagingen aan de eerste generatie gereformeerde predikanten. Het is jammer dat de persoon Ovittius enigszins verscholen blijft achter de overvloedige informatie die zijn biograaf zo bekwaam rond hem heeft opgetast.

Henk van Nierop is hoogleraar nieuwe geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van het Amsterdams Centrum voor de Studie van de Gouden Eeuw.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.