Geert Mak is kortom de P.J. Bouman van onze tijd. P.J. Bouman was in zijn jaren de bekendste historicus van Nederland, of in elk geval de best verkopende en meest geprezen historicus van Nederland B en hij was niet eens historicus. Zijn persoonlijke geschiedenis van de Oude Wereld in de twintigste eeuw heette Revolutie der eenzamen (1953). Nog tijdens Boumans leven verschenen 34 drukken van het boek. Van de opbrengsten kocht hij een fraaie bungalow, die hij alleen verliet wanneer hij als geliefd spreker een van zijn talrijke voordrachten in het land hield.
Hoewel Mak journalist is en Bouman socioloog was, houdt de overeenkomst nog lang niet op. Zowel Revolutie der eenzamen als In Europa is een tussenvorm van geschiedschrijving en documentaire. Beide werken neigen naar een ‘filmische’ verbeelding van het verleden, met impressionistische shots en veelbetekenende close-ups. De boeken zijn dan ook meer caleidoscopisch dan wetenschappelijk, en bovendien veeleer lekker leesbaar dan studieuze kost.
Als kind van zijn tijd B het existentialisme van de jaren vijftig B was Bouman steeds weer op zoek naar de eenzame mens te midden van de chaotische geschiedenis van de twintigste eeuw. Als kind van zijn tijd B het ruwe ontwaken uit de welvaartsdroom der babyboomers na 11 september B is Mak steeds weer op zoek naar de mens te midden van de vijandige geschiedenis van de twintigste eeuw. Een zeker melancholisch pessimisme is beiden daarbij niet vreemd. Misschien is dat geen wonder bij boeken die handelen over een eeuw waarin de Oude Wereld voornamelijk aan zelfvernietiging deed alvorens gehavend naar eenheid te struikelen.
Queen Mum
Het is evenmin een wonder dat Revolutie der eenzamen en In Europa naast dezelfde kwaliteiten ook dezelfde tekortkomingen hebben. Beide werken zijn subjectief-romantisch en ook moralistisch-suggestief, en bovendien gaan beide enigszins gebukt onder feitelijke onjuistheden en een gebrek aan kennis van de geschiedwetenschappelijke literatuur. Beide dragen het kenmerk van te snel werken en te vluchtig lezen.
Een dikke, kille laag mist in Europa
- Gepubliceerd op: 16 maart 2004
- Laatste update 07 apr 2020
Verontrustend is het wanneer Mak als een soort historische conclusie betoogt: ‘Overal in de Donaumonarchie heerste een zorgvuldig ontwikkelde combinatie van lichtheid en ernst, een zangerig Duits vol Italiaans theater en Slavische melancholie, een gezamenlijke cultuur die, meer dan al het andere, de verschillende nationale elites samenbond’, om dan te concluderen dat in het Habsburgse Rijk ‘een gezonde balans bestond tussen regelen en laten gebeuren, tussen structuur en vrijheid. Er bestond (…) een gemeenschappelijk verhaal’.
Eerlijk gezegd is het de vraag of de Hongaren die ‘gezonde balans’ ook zagen toen hun opstand in 1849 bloedig werd neergeslagen, en of de Tsjechen dat ‘gemeenschappelijk verhaal’ ook kenden in de eeuwen dat ze hun taal niet mochten spreken, en of de melancholie der Slaven misschien niet voortkwam uit de tamelijk onprettige discriminatie waaraan ze blootstonden. Mak is blijkbaar niet erg op de hoogte van de enorme etnische spanningen in het Oostenrijkse Rijk, die nochtans geen geringe rol speelden bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
Even curieus is zijn grandioze slotsom over de diepere betekenis van Europa: ‘Europa betekent het opheffen van de glazen stolpen waaronder elke Europese natie eeuwenlang zijn eigenheid kon beleven.’ Hoezo ‘eeuwenlang’? Konden Duitsland en Italië dan al hun ‘eigenheid’ beleven voor hun eenwording omstreeks 1870? En omgekeerd: waren het Oostenrijkse Rijk en het Europese deel van het Ottomaanse Rijk dan geen multi-etnische lappendekens? Men heeft dan al niet meer de neiging echt te luisteren naar Maks laatste waarschuwingen: ‘De uitbreiding [van de Europese Unie] is simpelweg een morele noodzaak’, en: ‘Bedenk wel: Europa krijgt maar één keer de kans.’
Lichtbejaarde schoonmoeders
Nu is het de vraag of men dit boek van Mak dient te beoordelen als een geschiedwetenschappelijk werk. De oorsprong van In Europa ligt immers in zijn korte bijdragen aan NRC Handelsblad over ‘de staat van Europa’ aan de vooravond van de millenniumwende. Een jaar lang reisde hij door de Oude wereld en deed daarvan dagelijks verslag. Zijn stops in Parijs, Londen, Wenen,Verdun, Sarajevo, Versailles en Auschwitz, Guernica, Neurenberg, Tsjernobyl en waar al niet vormden de basis van dit werk. Er kwamen aanvullingen door interviews (waarvan dat met Ruud Lubbers over zijn gemiste voorzitterschap van de Europese Raad het opmerkelijkst is) en het lezen van vele boeken waaruit met schaar en lijmpot kwistig werd geput.
Moet men In Europa niet vooral zien als een journalistiek werk? In dat geval kan men evengoed teleurgesteld raken. Niet over de weidsheid van de aanpak noch over de ambities van het project, maar wel over het veelal clichématige taalgebruik. Een appelboom in dit boek is steevast ‘een kleurige appelboom’, een tuin is steevast ‘een groene tuin’, een dal altijd ‘een diep dal’, een storm altijd ‘een gierende storm’, heuvels zijn altijd ‘nevelige heuvels’, een regenboog is altijd ‘een gouden regenboog’, een symbool steevast het ‘ultieme symbool’, en er hangt geen mist over Europa maar altijd weer ‘een dikke, kille laag mist’.
We knipperen dan al niet meer met de ogen over zinnen als: ‘Zoals Londen gemaakt is om zaken te doen, zoals Parijs de ideale stad is voor rebellerende twintigjarigen en hun ouders, is Wenen het perfecte rustoord voor lichtbejaarde schoonmoeders’, of: ‘Spanjaarden zijn trotse mensen’, dan wel ‘Dublin is een lelijke stad vol uitgesproken lelijke mensen, maar het is er heerlijk toeven’.
De functie van deze B vaak storende, soms lachwekkende B clichés is duidelijk. Mak wil de lezer bovenal behagen. Zijn perceptie van de twintigste eeuw is ongetwijfeld bedoeld als journalistiek-intellectueel (ja, Hans Magnus Enzensberger duikt ook weer op), maar glijdt verontrustend vaak af naar een Anton Pieck-aanpak, waarin goed en kwaad bij voorbaat vast staan en de tocht alleen voert langs de allerbekendste herkenningspunten.
‘De geschiedenis is geen glad verhaal,’ schrijft Mak, maar de vraag blijft waarom hij zelf dan zo’n glad verhaal heeft geschreven over een bepaald niet gladde eeuw.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Nieuwste berichten


Mummieportretten in Romeinse stijl
Na de verovering van Egypte door de Romeinen ontstonden ‘mummieportretten’, de vroegst bekende realistisch op hout geschilderde portretkunst.


Bezetting via archeologie
Israël investeert in de archeologie van de Westbank. Volgens de Palestijnen is het een dekmantel om de controle over de westelijke Jordaanoever uit te breiden.


Wel of geen tweede slaap?
Volgens een populaire theorie van historicus Roger Ekirch werden slapers in het verleden midden in de nacht gezamenlijk wakker.


God vermaande alleen de vijand
Mensen in de zestiende eeuw beschouwden natuurverschijnselen vaak als tekens van God. Maar soms was een verklaring een kwestie van politiek.