Home Opleiding over het koloniaal verleden

Opleiding over het koloniaal verleden

  • Gepubliceerd op: 24 juni 2021
  • Laatste update 04 apr 2023
  • Auteur:
    Ewout Klei
  • 7 minuten leestijd
Opleiding over het koloniaal verleden

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot HN Actueel? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Moeten Nederlandse universiteiten een bacheloropleiding Colonial Studies krijgen? Er circuleert nu een pamflet, dat onder andere is ondertekend door schrijfster Cynthia McLeod-Ferrier, dat een lans breekt voor zo’n opleiding. Wat betogen zij? En vooral: wat vinden Nederlandse hoogleraren geschiedenis en de universiteiten van deze plannen?

Op dit moment is de master colonial studies een vervolgopleiding van de studie geschiedenis, en zijn er universiteiten die minors en specifieke vakken geven over het koloniale verleden. De pamflettisten vinden dat er een volledige bacheloropleiding moet komen, een studie die helemaal gaat over de geschiedenis van 400 jaar kolonialisme, vanaf dag 1 van de opleiding. De tijd is nu rijp voor zo’n opleiding, vanwege de maatschappelijke discussies die nu spelen over het Nederlandse slavernijverleden en het koloniale verleden, stellen ze.

Met de kennis die tijdens deze opleiding wordt opgedaan, kunnen beleidsmakers en de politiek betere beslissingen nemen over brede maatschappelijke issues, is het idee. De pamflettisten noemen de koloniale periode ‘de belangrijkste periode sinds de jaartelling die zo enorm veel invloed heeft op de wereld van vandaag’ en hopen dat universiteiten hier werk van maken door een aparte bacheloropleiding te ontwerpen.

Veranderende studentenpopulatie

Ihab Saloul, hoogleraar Memory en Narrative aan de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit van Bologna, is een groot voorstander van zo’n opleiding.  ‘Een bacheloropleiding (post)colonial studies is niet “goed” of “niet goed”, maar noodzakelijk. Alle Nederlandse universiteiten moeten wat met deze thematiek doen. Het is maatschappelijk superrelevant, denk aan de discussies over Zwarte Piet en de Coentunnel. Dit debat heeft verdieping nodig, kennis, en daarvoor zorgt deze belangrijke studie.’ Saloul wijst erop dat er vanuit de studenten veel vraag is naar deze thematiek, ook omdat de studentenpopulatie verandert. Nederland wordt veelkleuriger. We moeten daarom breder gaan kijken naar de geschiedenis. Het Eurocentrische perspectief op de Tweede Wereldoorlog is bijvoorbeeld te beperkt. ‘In Noord-Afrika en in het Midden-Oosten was er ook oorlog, maar daar leren studenten niets over.’

Ulbe Bosma, hoogleraar Economische en Sociale Geschiedenis aan de Vrije Universiteit en onderzoeker bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam, vult aan: ‘Veel mensen met migratieachtergrond herkennen zich niet in het huidige curriculum. Geschiedenis is te veel toegespitst op de westerse geschiedenis. Hoe interesseer je studenten met een migratieachtergrond voor het vak geschiedenis? Dat dit ook hun geschiedenis is?’

‘Dit moet wel een inhoudelijk stevige opleiding zijn, geen politieke identiteitsfabriek’

Ook Jos Gommans, hoogleraar koloniale geschiedenis en wereldgeschiedenis in Leiden vindt het idee van een aparte bacheloropleiding colonial studies sympathiek, met alle mogelijkheden van dien voor interdisciplinaire samenwerking. ‘Maar dit moet wel een inhoudelijk stevige opleiding zijn, geen politieke identiteitsfabriek’, zegt hij. ‘Wetenschap staat niet los van maatschappelijke ontwikkelingen, maar wetenschappers moeten wel in alle vrijheid onderzoek kunnen doen.’

Hoewel Gommans waardering heeft voor het baanbrekende werk van de Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper Edward Saïd en de Nederlandse genderwetenschapper Gloria Wekker, vindt hij dat er niet alleen aan discourse analysis moet worden gedaan. ‘Natuurlijk spelen ongelijke machtsrelaties tussen de kolonisator en de gekoloniseerde een rol en zien we dit terug in een koloniaal discours, maar colonial studies moet breder zijn en een bijdrage leveren aan een meer evenwichtige wereldgeschiedenis met volop aandacht voor andere culturen. ’ Om die reden benadrukt Gommans het leren van een vreemde taal. ‘Pas dan leren studenten de koloniale geschiedenis ook van binnenuit begrijpen.’

Global history

Niet alle hoogleraren zijn echter overtuigd van de noodzaak van een nieuwe opleiding. Marieke Bloembergen, hoogleraar Archival and Postcolonial Studies in Leiden, begrijpt de wens en de relevantie, ‘maar er gebeurt echt meer op dat vlak dan in het pamflet wordt gesuggereerd, juist ook op bachelorniveau.’ Ze vindt dat we eerst goed moeten kijken wat er bij geschiedenis, de sociale wetenschappen en de areastudies – denk aan Koreastudies en Sinologie – aan dit thema wordt gedaan.

‘Over Amsterdam valt veel meer te vertellen dan alleen het slavernijverleden van de stad.’

Dat is ook de mening van professor George Harinck, die aan de VU en aan de Theologische Universiteit Kampen geschiedenis doceert. ‘Op beide universiteiten waar ik werk, ook die in Kampen, is er al veel aandacht voor koloniale en postkoloniale geschiedenis’, zegt hij. ‘Ik denk dat de pamfletschrijfsters niet voldoende weten wat er in het Nederlandse wetenschapsgebied allemaal gebeurt. Daarnaast is het voor historici belangrijk denk ik dat ze eerst vanuit een algemene invalshoek breed worden opgeleid. Je moet niet het gevoel krijgen dat dit alles gaat overheersen. Over Amsterdam valt veel meer te vertellen dan alleen het slavernijverleden van de stad.’

Leo Lucassen, directeur van het IISG en hoogleraar migratiegeschiedenis in Leiden, vindt dat reguliere opleidingen nog steeds te weinig doen aan koloniale en postkoloniale onderwerpen, maar is juist daarom geen voorstander van een aparte bacheloropleiding voor colonial studies. ‘In Leiden is bijvoorbeeld heel veel veranderd. De nogal Eurocentrische benadering van geschiedenis door de vorige generatie historici – Cees Fasseur, Henk Wesseling en Piet Emmer – hebben we achter ons gelaten. We kijken nu veel breder. Ik zou zeggen: laten we in deze richting verder gaan. Als er een aparte bacheloropleiding komt, dan lopen we het risico dat zo’n opleiding een eilandje wordt, en de geschiedenisopleiding Eurocentrisch blijft. Terwijl we juist moeten aansluiten bij het brede perspectief van global history.’

Nieuwe handboeken

Wat vinden de universiteiten zelf van een aparte bacheloropleiding colonial studies? Zit hier muziek in? Professor Thony Visser, decaan van de Faculteit der Letteren aan de Rijksuniversiteit Groningen, vertelt dat haar universiteit al veel aanbiedt op dit gebied. Of een instelling wel of niet een aparte bacheloropleiding wil aanbieden hangt volgens haar onder andere samen met de te verwachten instroom en arbeidsmarktperspectieven, maar inhoudelijk gezien vooral ook met de visie op het totale opleidingsaanbod van de letterfaculteit. ‘Wij vinden het belangrijk dat een verschijnsel als kolonialisme wordt bestudeerd in de specifieke context van het ontstaan ervan, maar ook in een specifiek wetenschappelijk kader’, zegt ze.

De decaan sluit niet uit dat de RuG in de toekomst met een aparte bacheloropleiding colonial studies of postcolonial studies komt, maar vindt dat de letterenfaculteit op dit moment de expertise goed inbedt in de verschillende opleidingen. ‘We denken op die manier zelfs meer studenten te bereiken.’ Voor een aparte bachelor- of masteropleiding moet er een accreditatietraject worden doorlopen dat ongeveer twee jaar zal duren, vertelt Visser. ‘Maar er is een gerede kans dat we een opleiding moeten sluiten indien we een nieuwe willen starten.’

‘Er is een gerede kans dat we een opleiding moeten sluiten indien we een nieuwe willen starten.’

Professor Susan Legêne, decaan aan de VU, benadrukt eveneens dat het ingewikkeld is om een nieuwe opleiding te starten. ‘Hoe ziet het curriculum eruit? Is er een nieuwe staf nodig? Als we het afkunnen met de bestaande staf, waarom dan de nieuwe opleiding?’ Over het tijdspad is Legêne pessimistischer dan Visser: ‘Je hebt dit niet binnen vier jaar voor elkaar’, zegt ze. ‘Mijn voorkeur is daarom een paradigmashift. Nog meer dan nu het geval is moeten studenten zich breed oriënteren.’

Legêne vindt onder andere dat er nagedacht mag worden over de traditionele start van de opleidingen met handboeken in het eerste jaar. ‘Toen ik in de jaren zeventig geschiedenis ging studeren kregen we het handboek van R.R. Palmer: A history of the modern world. Dat gebruiken sommige opleidingen nog steeds. Hoewel de huidige versie ervan behoorlijk herschreven is – in 1973 stond het nog bol van Koude Oorlogsretoriek – gaat dit boek sterk uit van Europees en Amerikaans perspectief. Als decaan ga ik niet over de handboeken, dat doet de docent, maar als historicus wil ik maar zeggen dat er ook andere – betere – inleidingen op de wereldgeschiedenis bestaan.’

Ewout Klei is historicus en journalist.