Home Dylan en Madonna

Dylan en Madonna

  • Gepubliceerd op: 22 oktober 2001
  • Laatste update 24 aug 2020
  • Auteur:
    Arjen Fortuin
  • 9 minuten leestijd

De yuppen uit de jaren tachtig zien in Madonna de personificatie van de ambitieuze bitch die haar persoonlijke geluk najaagt. En de hippies uit de jaren zestig geloven dat Dylan hen naar een rechtvaardiger wereld zal leiden. Hoe de twee meest spraakmakende popsterren van hun generatie worden gegijzeld door hun generatie.

Ongetwijfeld zijn er belangrijke verschillen tussen de popsterren Madonna (1959) en Bob Dylan (1941). Maar toch: je groeit op in de buurt van Detroit of Minneapolis. Daar maak je als tiener diepe indruk op al je leeftijdgenoten, al was het maar vanwege je egocentrische karakter. Zo rond je twintigste maak je de sprong naar New York, de stad waar alles gebeurt. Daar leef je kortere of langere tijd in de schaduw, en misschien wel in armoede, totdat plotseling blijkt dat jij degene bent om wie de tijdgeest zit te springen. En binnen de kortste keren ligt de wereld aan je voeten.

Je trouwt, maar monogamie is een zwak punt in je huwelijksleven, en al helemaal wanneer je met je echtgenoot in Californië gaat wonen. In de meest weeë van alle Verenigde Staten bevind je je na een paar jaar huwelijk plotseling in de meest vernederende situatie van je leven. Of je zit op het politiebureau van Malibu, bont en blauw geslagen door manlief. Of de onenigheid over de precieze architectuur van het droomhuis van 2,5 miljoen dollar slaat de fundamenten onder je tienjarige huwelijk weg. Maar hoewel je eenzaam bent aan de top, heb je wel het vermogen om aan die top te blijven, of er met zekere regelmaat terug te keren. En je bent niet alleen, want met de jaren blijk je het Opperwezen steeds serieuzer te nemen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

En dan komen de biografen, analisten en anderen die hun liefde voor je artiestenbestaan omzetten in een herschepping van je leven. Want dat moet nu moet voldoen aan de eisen van de generatie die zich zo nadrukkelijk aan je voeten heeft geworpen.

De grote overeenkomst tussen Madonna en Dylan is dat de twee artiesten vanaf het begin van hun loopbaan gegijzeld zijn door de kinderen van hun tijd. Madonna door de postdisco-jongeren die menen dat ze in haar de personificatie van de yuppie-ideologie hebben gevonden, waarin alles uiteindelijk een eigen markttechnische vinding is. Dylan aanvankelijk door de hippies, die in hem de voorganger zien die hen naar een rechtvaardiger wereld zal leiden, maar uiteindelijk ook door een hele generatie babyboomers die een gloedvolle start in het openbare leven kent maar sinds enige decennia ideologisch stuurloos ronddobbert.

De niet-aflatende vervolging van de fans heeft zijn variant in de popbiograaf. Vaak draait die met een wonderlijke onwil tot analyse rond zijn object, tot die aandacht de ster te veel wordt. Dat laatste geldt voor Madonna pas in laatste instantie, want zoals haar voormalige verloofde Warren Beatty tegen haar zei: `You don’t live off camera.’ Het is een van de verstandigste opmerkingen over de artiest in J. Randy Taraborrelli’s biografie Madonna. Van idool tot icoon, die dit jaar verscheen. Helaas voor Taraborrelli maakte Beatty hem on camera, in de documentairefilm Truth or Dare. In bed with Madonna, uit 1990.

Taraborelli is naar eigen zeggen een van de eersten die in 1983 in het doorbrekende discosterretje een aankomende superster zag. Madonna wilde een ster worden, en dat is haar gelukt; die boodschap herhaalt hij monotoon, pagina na pagina. Madonna is een meisje dat al op haar twaalfde expres aan de rekstok hangt, zodat de nonnen haar onderbroekje zien. Zeker in de begindagen van haar carrière gebruikt ze seks op bijna klassieke wijze, zoals ze in de loop der tijd ook met grote graagte mensen voor haar karretje spant om ze op het geëigende moment weer te laten vallen. Ze is een bitch die weet wat ze wil, gedreven door een grote ambitie met ergens binnenin ongetwijfeld een klein hart, op jonge leeftijd zwaarbeschadigd door de vroege dood van haar moeder en vervolgens eindeloze ruzies met haar vader.

Marilyn Monroe

Madonna is zo de ideale personificatie van de generatie yuppen, mensen die verlost van bredere ideologische verbanden hun eigen persoonlijke geluk wensen te scheppen. De harde, berekenende kant van Madonna, zoals haar ambitie en doelgerichtheid, komen in het boek sterk naar voren. Haar succes wordt keer op keer verklaard uit `een handig inspelen op’ of `een goede neus hebben voor’ nieuwe trends, steeds weer in dienst van het verlangen de beroemdste ster ter wereld te worden: een soort Marilyn Monroe, maar dan niet suïcidaal.

Maar als het gaat om de momenten die niet stroken met dit ideaalleven van de berekenende zangeres-zakenvrouw, raakt Taraborrelli de draad kwijt. Omdat alle daden van Madonna worden vertaald in relatie tot de gevolgen daarvan voor haar populariteit, komt maar zelden aan de orde wat haar werkelijk beweegt. Pijnlijk is dat vooral op een van de belangrijke dramatische momenten in de biografie: het einde van het door onbedaarlijke promiscuïteit al zwaarbeschadigde huwelijk tussen de heldin en de acteur Sean Penn. Dat eindigde, als gezegd, in Malibu, Californië, waar Penn zijn echtgenote met een touw aan een stoel bond en urenlang sloeg. Madonna wist te ontkomen naar het politiebureau. Daar deed ze haar verhaal, maar later zou ze weigeren Penn officieel aan te geven. Bovendien waakte ze ervoor dat het incident de media zou bereiken.

Voor Madonna’s ongebruikelijke zwijgzaamheid voert de biograaf aan dat ze `uit genegenheid en respect voor Sean zijn naam op geen enkele manier [wilde] bezoedelen’. Op zoek naar een rationeel argument voor het ideaalmodel van de supervrouw laat Taraborrelli zo de meest voor de hand liggende verklaring liggen: schaamte. Een vrouw die er alles aan doet om de touwtjes in handen te hebben, wil niet worden vastgebonden. Als dat haar toch overkomt, zal ze het verzwijgen.

Het is een hachelijke zaak om leven en daden van een katholiek te beschrijven zonder het concept `schaamte’ bij de hand te hebben. Inderdaad legde de generatie van Madonna een opmerkelijke schaamteloosheid aan den dag, zowel in het nastreven van eigenbelang als van genot, zeker vóór het uitbreken van de aids-epidemie. Maar dat neemt niet weg dat bij de studie van een individu de materie een stuk ingewikkelder wordt. De inhoudelijk weinig coherente katholo-seksuele levensvisie die Madonna in de loop der tijd gaat uitdragen, is bijvoorbeeld wel degelijk serieus, en veel meer dan een aardigheidje om de aandacht op zich te vestigen.

Down the highway. Het leven van Bob Dylan, de biografie die Howard Sounes ongeveer tegelijkertijd publiceerde over het idool van een andere generatie, laat zien hoe ook Dylan zijn hele loopbaan is klemgezet door zijn aanbidders. Madonna en Bob Dylan zijn als personen waarschijnlijk even moeilijk te verwarren als hun muziek. Maar wie de twee biografieën naast elkaar legt, ziet vooral hoe de omgeving van de twee artiesten met volle overgave heeft geprobeerd hun beeld aan de twee idolen op te leggen. Bij Dylan hebben de fans – of althans een groot deel van hen – zich uiteindelijk ontwikkeld tot een even buitenissig als vermoeiend gezelschap, een groep waarbij het gebrek aan gevoel voor proporties het nadrukkelijkst tot uitdrukking komt in de vraag om een Nobelprijs voor Literatuur aan Dylan toe te kennen.

Onschuldige glijpartij

Vijfendertig jaar geleden had deze groep hem waarschijnlijk voor de Nobelprijs voor de Vrede voorgedragen, want Dylan (1941) begint zijn loopbaan als voorzanger van de protestgeneratie uit de jaren zestig. Binnen enkele jaren wordt hij een superster, een status waarop hij niet echt zit te wachten. Hij houdt het amper vijf jaar vol in de spotlights. In 1966 gebruikt hij een waarschijnlijk onschuldige glijpartij op een motorfiets als voorwendsel om zich uit het openbare leven terug te trekken. Met vrouw en kinderen verhuist hij naar een huis in het bos. Zijn ongeluk is dat hij dat doet in het plaatsje Woodstock in de staat New York en dat hij daar al snel wordt geconfronteerd met dezelfde fans voor wie hij de stad is ontvlucht. Uiteindelijk zitten de hippies zelfs in zijn slaapkamer.

De vlucht van Dylan voor de Dylan-fans wordt in de volgende jaren een eindeloze herhalingsoefening, want hij blijkt nergens veilig: vanuit Woodstock keert hij terug naar New York, waar hij echter niet de aangename kringen uit zijn begintijd treft, maar zelfbenoemde dylanologen die zijn vuilniszakken doorspitten, op zoek naar een belangwekkend teken. Want de joodse jongen Dylan is vanaf de eerste dag een Messias, en zijn generatie zal hem voor altijd behandelen als iemand wiens uitingen door – al dan niet goddelijke – inspiratie worden gedragen. De babyboomers menen immers bezig te zijn met de ontdekking van iets hogers en verheveners dan het suffe wederopbouwen van hun ouders. Dus moet hun held zijn beslissingen wel nemen met iets hogers in gedachten.

Hoewel biograaf Sounes in Down the highway over het algemeen verstandig te werk gaat en oog heeft voor de materiële kanten van het Dylan-zijn, zoals het verzamelen van huizen, lijdt Sounes ook aan een vernauwde blik. Die wordt misschien nog het best gekarakteriseerd door de derde zin van het boek: `Zijn reputatie berust niet op commercieel succes.’ Direct daarop volgt dat Dylan meer dan 56 miljoen platen heeft verkocht, maar zijn biograaf vindt blijkbaar niet dat die twee zaken iets met elkaar te maken hebben.

Hoe goed de muziek van Dylan ook mag zijn, commercieel succes is het wezen van de popmuziek, een muziekvorm die zijn kracht juist ontleent aan het vermogen om miljoenen aan te spreken. Ongetwijfeld berust de reputatie van Dylan niet louter op commercieel succes, en ook kun je een boek niet op zijn derde zin afserveren. Maar de vergissing van Sounes is een voorbode van een doorlopende onachtzaamheid voor de zakelijke, profane motieven die ook Dylan voor een deel van zijn daden heeft gehad. Waar de yuppen Madonna graag zien als iemand bij wie alles vrucht van reactie en calculatie is, klampen de babyboomers zich vast aan een beeld van Dylan waarin vrijwel niets ooit berekening is. Terwijl Dylan zoveel concerten met zichtbare tegenzin heeft gegeven dat financiële motieven ongetwijfeld een rol hebben gespeeld.

De zo nadrukkelijk gekoesterde beelden die in de twee biografieën naar voren komen, maken duidelijk hoezeer yuppen en babyboomers weten dat ze zelf van hun oude rolmodellen verwijderd zijn geraakt. De dramatische Werdegang van de geboortegolvers is al talloze malen beschreven. Waar hun leuzen de verbeelding aan de macht zeiden te willen helpen, bleek hun revolutie uiteindelijk vooral een simpele en berekenende vadermoord. En de yuppen zijn er met het klimmen der jaren achter dat berekening en ironie hun langste tijd hebben gehad. Rijkdom is begeerlijk, maar een gezin en vrijwilligerswerk geven ook voldoening. Niet voor niets eindigt de Madonna-biografie met de door tranen overgoten verzoening tussen de superster en haar vader: we zijn weer thuis.

MADONNA. VAN IDOOL TOT ICOON door J. Randy Taraborrelli. 366 p. Het Spectrum, ƒ 39,56

DOWN THE HIGHWAY. HET LEVEN VAN BOB DYLAN door Howard Sounes. 424 p. Het Spectrum, ƒ 65,-