Home DUISTER CONTINENT. EUROPA IN DE TWINTIGSTE EEUW

DUISTER CONTINENT. EUROPA IN DE TWINTIGSTE EEUW

  • Gepubliceerd op: 6 juni 2001
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Willem Melching
  • 6 minuten leestijd

De zomer is in aantocht en Mazowers Duister Continent. Europa in de twintigste eeuw mag in geen enkele koffer of rugzak ontbreken. Mark Mazower schetst in ruim vijfhonderd zeer goed vertaalde pagina’s een fascinerend panorama van de twintigste-eeuwse Europese geschiedenis. Een panorama met onverwachte vergezichten, dat daarom ook tot nadenken stemt. Het is goed om eens stil te staan bij het feit dat de overwinningen van de democratie in 1945 en in 1989/1990 niet zo voor de hand lagen als wij wel denken. West-Europeanen zijn bofkonten, want de parlementaire democratie zoals wij die nu kennen heeft werkelijk aan een zijden draadje gehangen.

        Mazower heeft zijn titel goed gekozen. Er is een merkwaardig contrast tussen de bloedige eerste helft van de twintigste eeuw en de gelukzalige en welvarende tweede helft. Het eerste deel van de eeuw, ook wel omschreven als ‘de Europese burgeroorlog’ of de ‘31-jarige oorlog’ resulteerde in minstens zestig miljoen doden en een aantal genociden die duidelijk maakten dat de zondeval van de Europese mens van een ongekende diepte kon zijn. In 1914 viel de Europese maagd languit op haar gezicht in de Vlaamse modder en het duurde tot 1945 eer weer overeind gekrabbeld was.

Jeugdige presentatie
De kern van Mazowers these is dat de rol van de parlementaire democratie in de jaren dertig leek te zijn uitgespeeld. Deze regeringsvorm was misschien bruikbaar voor de liberale negentiende eeuw, maar beslist onbruikbaar voor de massa-democratie zoals die in het kielzog van de Eerste Wereldoorlog overal was ontstaan. Algemeen kiesrecht en democratie leken eenvoudigweg niet compatible te zijn. De totalitaire alternatieven: het sovjetcommunisme, het Italiaanse fascisme, het Duitse nationaal-socialisme en de vele imitaties van deze systemen leken juist wél de toekomst te hebben. Wijd verspreid was het idee dat een verdere modernisering van economie en samenleving het heel goed kon stellen zonder de democratie. Sterker nog, de democratie was alleen maar een hindernis voor een verdere ontwikkeling.
        Niet alleen in brede lagen van de bevolking, maar juist ook bij vele intellectuelen bestond dit gevoel. De Nederlandse historicus A.A. de Jonge noemde dit de ‘kleine crisis’ van de democratie. De democratie was niet meer succesvol, en ongeschikt om moderne problemen als massificatie en economische crises het hoofd te bieden. Tekenend voor deze stemming zijn boektitels als Untergang des Abendlandes van Oswald Spengler, De schaduwen van morgen van Huizinga of Opstand der horden van de Spaanse auteur Ortega y Gasset. Ook in de dagelijkse politiek liep de parlementaire democratie schade op. Ondanks de hooggestemde verwachtingen was de vredesregeling na de eerste Wereldoorlog totaal mislukt: de democratie had in Duitsland en veel andere landen geen wortel geschoten, de internationale verhoudingen leden onder problemen met minderheden en overspannen nationalistische gevoelens.
        De democratie functioneerde in het Interbellum ook niet echt. De regeringen waren instabiel – parlementen in Frankrijk en Duitsland stuurden om de haverklap regeringen naar huis – en ook de prestaties op economisch terrein lieten te wensen over. Na de wereldcrisis van 1929 stonden de democratieën veelal met lege handen. Het beleid kwam lange tijd niet veel verder dan bezuinigen en het minimaliseren van het al bescheiden sociale vangnet. De democratieën slaagden er met name niet in een zekere geborgenheid te bieden. Mazower citeert met instemming Keynes: ‘Het positieve argument om liberaal te zijn was heel zwak.’
        De totalitaire systemen, zoals de Sovjet-Unie, Italië en Duitsland, namen de economie met behulp van planning op energieke, moderne en naar het zich liet aanzien succesvolle wijze ter hand. Terwijl andere regeringsleiders bezuinigingen moesten aankondigen, riep Hitler dat het bezit van een wagen voor het hele Volk binnen handbereik zou komen! Ook leken de totalitaire systemen geborgenheid in de Volksgemeinschaft of de proletarische massa’s te bieden. Dat was in de geïndividualiseerde, kille democratieën wel anders. Zo leek het in ieder geval. Deze indruk werd versterkt door de geraffineerde propaganda en de jeugdige en moderne presentatie van de dictaturen. Mussolini en Hitler waren de eerste moderne politici in de zin dat zij de media optimaal wisten te gebruiken.
        Anders dan marxistische historici, zoals Eric Hobsbawm, beschouwt Mazower het fascisme – terecht – niet als een variant op het perfide kapitalisme, maar als een systeem met een eigen identiteit. Juist het antikapitalisme was voor veel aanhangers de grote charme van de moderne rechtse stromingen. Ook sloot de leer van nazisme en fascisme goed aan bij gangbare ideeën over eugenetica, familie en seksuele moraal.

Zelfvernietiging
Een dieptepunt in de Europese geschiedenis en een hoogtepunt in Mazowers boek is de Tweede Wereldoorlog. Hij maakt onder het motto ‘Hitlers gemiste kans’ zeer aannemelijk dat grote delen van de machtselites in West-Europa zich hadden neergelegd bij de overwinning van Duitsland. De tijd was gekomen voor een wisseling van de wacht: de rol van Groot-Brittannië was uitgespeeld. Door de Duitse bezetting was er een machtsvacuüm ontstaan dat mogelijkheden tot maatschappelijke vernieuwing bood. Daar speelden de fameuze Nederlandse Unie, maar ook Vichy-Frankrijk op in. Een verenigd Europa onder Duits leiderschap leek binnen handbereik. In 1941 vernietigde Hitler zijn riante positie. De inval in de Sovjet-Unie maakte van de oorlog een kruistocht. Een kruistocht tegen het communisme en voor de utopie van de raciale zuiverheid. Toen vanaf de herfst van 1941 de machinerie van de Blitzkrieg begon te haperen, ging Hitler over tot de exploitatie van West-Europa. Pas toen verloor Duitsland de sympathie van velen.
        De Duitse zelfvernietiging duurde tot 1945. De misdadigheid van de fascistische regimes gaf de democratie een tweede kans. De democraten hadden bijgeleerd, óók van de dictaturen. De les van de jaren dertig was duidelijk: ook of juist de democratie moet zijn burgers iets te bieden hebben. Het begrip ‘democratie’ moest opnieuw worden gedefinieerd. Het antwoord op de totalitaire verleiding was de verzorgingsstaat. In verschillende landen was hierover intensief nagedacht of er zelfs al mee geëxperimenteerd.
        Europa kreeg een tweede kans. Onder Amerikaanse druk en geholpen door de Koude Oorlog werd het Duitse probleem – voorlopig althans – opgelost: verzoening met Frankrijk in Europees verband en een deling. Ook de ideologische Abgrenzung van het communisme was een steun voor de democratie in West-Europa. De onderdrukking van zo’n vierhonderd miljoen Oost-Europeanen maakte de West-Europeanen bewust van het bijzondere van hun eigen systeem. In de binnenlandse politiek volgden vrijwel alle West-Europese landen hetzelfde patroon. Een brede, meestal rooms-rode coalitie nam de wederopbouw ter hand. Een godsvrede op het terrein van de arbeidsverhoudingen in combinatie met de opbouw van de verzorgingsstaat was het resultaat: een zeer solide fundament onder het spectaculaire succes van de democratie in het naoorlogse Europa.

Willem Melching werkt aan de Universiteit van Amsterdam en is gespecialiseerd in de geschiedenis van Duitsland.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.