Home Discussie over de doodstraf in 1875

Discussie over de doodstraf in 1875

  • Gepubliceerd op: 27 januari 2016
  • Laatste update 26 jan 2024
  • Auteur:
    Paul van der Steen
  • 6 minuten leestijd
Discussie over de doodstraf in 1875

Na een gruwelijke moordzaak laaide in 1875 de discussie over de doodstraf weer op. Moest de maatschappij humaan zijn tegenover onmenselijke misdadigers? Schrijver Multatuli vond van niet.

Nederland was geschokt toen op 14 december 1872 de ontzielde lichamen van de rijke Haagse weduwe Van der Kouwen en haar dienstbode Helena Beeloo in een chic Haags huis werden gevonden. De twee vrouwen waren met messteken om het leven gebracht. Geld, juwelen en waardepapieren waren verdwenen.

Wie vertegenwoordigsters van het zwakke geslacht zo kon toetakelen, verdiende de zwaarst mogelijke straf, vond de publieke opinie. Voor een proces was echter in de eerste plaats een dader nodig, en die ontbrak vooralsnog. Zelfs een beloning van 1000 gulden hielp niet. Diverse verdachten verdwenen voor maanden achter de tralies, maar moesten weer worden vrijgelaten omdat ze niets met de moorden van doen hadden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Hendrik Jut loopt tegen de lamp

Toen de zaak op dood spoor was geraakt, hadden de media minder om over te schrijven en raakten de moorden enigszinsin vergetelheid. Tot de politie in 1875 de voormalige kelner Hendrik Jut in het vizier kreeg. Die had er sinds december 1872 een opmerkelijke levenswandel op na gehouden met reizen naar de Verenigde Staten en de Kaap. Jut had daarna nog geld genoeg om een koffiehuis in Rotterdam te openen en op grote voet te leven.

In februari 1873 was hij in het huwelijk getreden met ene Christina Goedvolk, die nog dat voorjaar was bevallen van een dochter. De moeder van het kind bleek een voormalige dienstmeid van de weduwe Van der Kouwen te zijn.

Jut (24) en Goedvolk (28) werden opgepakt. De twee, die kort na de moord al zonder succes waren gehoord, bekenden. Het was zíjn plan geweest. Met een flinke buit zouden de jonge ouders en hun kind een mooie start kunnen maken. Zij was op de hoogte van de roofplannen en had zich met hem binnengepraat bij haar oude werkgeefster. Maar ze zou niet geweten hebben van zijn moorddadige intenties. Toen er eenmaal doden waren gevallen, meende Goedvolk dat ze niet meer terug kon. Ze besloot samen met haar man te genieten van de nieuwe rijkdom. Tot ze alsnog tegen de lamp liepen.

De discussie over de doodstraf laait op

De kranten beschreven de twee verdachten veelal als monsters. Waarheid en verdichting liepen door elkaar heen. Goedvolk zou Jut voor de moord jenever met kruit hebben laten drinken om hem extra moedig en bloeddorstig te maken. De moordenaar werd neergezet als ‘een wild en opgewonden persoon’ met ‘ontembare zucht naar weelde, macht en grootheid’. Hij kon, zo bleek, voor iemand uit zijn klasse wel aardig zijn gedachten op papier zetten. Ook daar hadden de media een sluitende verklaring voor: Jut ‘las veel zedeloos geschrijf en ook veel rooverromans’.

De moordzaak zorgde ervoor dat de discussie over de doodstraf, die in 1860 was afgeschaft, opnieuw oplaaide. Alle argumenten die ertegen pleitten waren mooi en aardig, maar waarom moest de maatschappij humaan zijn tegenover onmenselijke misdadigers?

Met zoveel voorpubliciteit wist justitie al vooraf dat de inhoudelijke behandeling van de zaak veel publiek zou trekken. Politie en zelfs de cavalerie bewaakten de rechtbank. De advocaten van de verdachten – Jut had de latere staatsman Pieter Cort van der Linden als raadsman – deden nog hun best om er relatief lage straffen uit te slepen. Ze wezen op goede karaktertrekken van de verdachten en benadrukten hun christelijk geloof.

Jut zelf riep de Heer aan in zijn laatste woorden: ‘In de naam van Jezus Christus, wiens leer was liefde, barmhartigheid en ontferming, bezweer ik u, heb ontferming en genade voor mijne vrouw… al was het toch ook ter wille van mijn geliefde kind.’

De veroordeling van Jut

De rechtbank verweet Goedvolk uiteindelijk alleen de diefstal. Ze kreeg er twaalf jaar tuchthuis voor. Jut werd veroordeeld tot de zwaarst mogelijke straf: levenslang. Toen hij dat hoorde, ging hij volgens Het Vaderland volledig door het lint. ‘Bijtende en trappende als een dier, brullende en snuivende van woede, mocht het eerst, nadat de terechtzitting minstens tien minuten geëindigd was, den veldwachters gelukken hem op een aangebrachte krib neder te leggen en daarop te binden, na hem voortdurend met koud water te hebben begoten.’

De krant vond het een afschuwelijk schouwspel ‘waarbij evenals bij zijn moorden op de ongelukkige weduwe v.d. Kouwen en haar dienstmaagd, Helena Beeloo, de wildheid en de woestheid zijner dierlijke natuur zich in al haar ruwe kracht openbaarden’.

Een kermisexploitant speelde handig in op de woede bij velen dat het bij ‘slechts’ levenslang was gebleven. Hij had een attractie waarbij mensen zo hard mogelijk op een veermechanisme moesten slaan. Wie een bel kon laten rinkelen, kreeg een prijs. Tot dan toe werd dit vermaak ‘de Lukas’ genoemd. Nu werd het ‘de Kop van Jut’. Kermisbezoekers moesten zich maar voorstellen dat ze op het hoofd van de beruchte moordenaar sloegen.

De moord in de media

Zelfs na het uitspreken van dit vonnis verflauwde de belangstelling niet. Een slimme fotograaf had belangstellenden vooraf al laten intekenen op een afbeelding van de rechtszaal tijdens de behandeling met ‘de zeer duidelijke portretten van Jut en Goedvolk’. Vrij snel na het proces was ook een voor leken leesbare bewerking van de processtukken te koop.

De schrijver Multatuli mengde zich na het uitspreken van de straffen in het debat over de moord. Hij sprak zijn bewondering uit voor een getuige die bij eedaflegging riep: ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig… en de moordenaars aan de galg!’ De auteur van Max Havelaar kon zich wel vinden in die straf ‘omdat ik ’t by de duurte der levensmiddelen en de hoogte van de woninghuur, ongepast vind, vry logies en onderhoud te geven aan wezens die zoo gemakkelijk door ’t geloof in Christus, gratis en zonder bezwaar voor de burgery, vrye woning weten te bekomen in ’t hemelsch Jeruzalem’.

Multatuli verwees hiermee naar een open brief waarin Jut zich tot Christus had gewend. Hij haalde daarbij ook uit naar Cort van der Linden, die in zijn pleidooi had gewezen op de godvruchtigheid van zijn cliënt. Hij noemde zulke betogen ‘schaamteloze zotterny’, die ook er ook nog eens toe kon leiden dat types als Goedvolk en Jut eenmaal weer in vrijheid ‘hun liefelyk handwerk tot eigen vermaak en aanmoediging van anderen zouden voortzetten’.

Het lot van de moordenaars

Hendrik Juts levenslang bleek van korte duur. Hij stierf twee jaar na zijn veroordeling in de gevangenis van Leeuwarden. Zijn hoofd werd op sterk water gezet en was nog jaren te zien in het anatomisch museum in Groningen. Maar in het museum verdroogde zijn hoofd: de pot was niet goed afgesloten en de alcohol verdampte, waarna de echte kop van Jut werd weggegooid.

Christina Goedvolk kwam in 1888 vrij. Onder de naam van haar moeder werkte ze een tijdlang als dienstbode, tot haar werkgeefster haar ware identiteit ontdekte. In 1890 kreeg ze opnieuw twee jaar cel omdat ze twee paraplu’s en twee stukken zeep had gestolen in een Amsterdamse winkel. Weer op vrije voeten ontmoette ze een uit Duitsland afkomstige machinebankwerker, die in 1896 haar tweede man werd. Door zijn dood in 1907 raakte ze opnieuw aan de bedelstaf. In 1920 werd ze opgenomen in het Haarlemse Stads Armen- en Ziekenhuis, waar ze in 1926 op 79-jarige leeftijd overleed.