Proefschriften, lezingen of artikelen kunnen ons beeld van het verleden ingrijpend veranderen. Deze keer het proefschrift van Tina Hammer-Stroeve, waarin zij stelt dat de vrouwen een grote invloed hadden binnen de ondernemerselite van de Enschedese textielindustrie.
‘Een ondernemersvrouw was niet alleen een “dame” die de regie over het huishouden voerde en anderen voor zich liet werken. Ze droeg ook op haar eigen wijze bij aan het familiebedrijf,’ vertelt Tina Hammer-Stroeve. Hammer-Stroeve promoveerde onlangs op de rol van vrouwen in de textielondernemerselite van Enschede, de plaats waar zij het grootste deel van haar jeugd doorbracht. Na een loopbaan als tekenlerares begon ze aan een studie geschiedenis, die uiteindelijk leidde tot promotieonderzoek. ‘Als lid van de Nederlandse Kostuumvereniging kwam ik in contact met twee fabrikantenvrouwen uit Enschede. Daardoor herinnerde ik me dat er zo’n rijke, geïsoleerde gemeenschap had bestaan. Vroeger fietste ik langs de grote villa’s in Enschede. Inmiddels was ik afgestudeerd en had ik een cursus vrouwengeschiedenis gevolgd. Ik besefte dat zich in deze woningen iets interessants had afgespeeld.
De toegenomen belangstelling voor vrouwengeschiedenis heeft gezorgd voor een duidelijker beeld van arme en onderdrukte vrouwen, maar ik was vooral nieuwsgierig naar de andere kant van de medaille. Elites in het algemeen zijn wel bestudeerd, maar de nadruk lag meestal op het doen en laten van de mannelijke helft. Ik wilde weten of de vrouwen in de textielondernemerselite invloed hadden, en zo ja, welke.
Het antwoord daarop was duidelijk: zonder vrouwen had de toplaag niet eens kunnen bestaan. Zij waren degenen die stevige pijlers onder de elite zetten. Ze zorgden niet alleen voor financiële inbreng, maar ook voor het sociale gezicht van hun gezinnen en voor de samenhang binnen de elite; zij hielden de groep bij elkaar.
Het duurde even voordat ik dit idee voor promotieonderzoek aan de man of vrouw had gebracht. Bij Vrouwengeschiedenis reageerde men niet erg enthousiast, en bij sociaal-economisch historici kon ik in eerste instantie ook niet echt terecht. De laatsten dachten dat de ondernemersvrouwen hoogstens financieel iets bijdroegen. Uiteindelijk kwam ik in contact met de historicus Maarten Prak, die zelf promoveerde op eliteonderzoek.
Mijn onderzoek combineert vrouwengeschiedenis met elitegeschiedenis en gaat expliciet over mannen én vrouwen in de Enschedese bovenlaag. In eerste instantie baseerde ik mijn onderzoek op gesprekken met fabrikanten, fabrikantenvrouwen, hun nakomelingen en personeel. Maar deze gesprekken alleen waren een beetje karig voor een uitgebreide geschiedschrijving, en besloegen uiteraard slechts de twintigste eeuw.
Toen kwam ik toevallig een fabrikantenzoon tegen die als jongen nog bij mij in de klas had gezeten. Hij verzamelde al jaren correspondentie van de Enschedese ondernemerselite. Hiermee kon ik de tijdspanne van mijn onderzoek fors uitbreiden, werd het beeld dynamischer en kon ik laten zien dat de elite van een open in een gesloten gemeenschap veranderde. De rol van vrouwen bij die verandering was evident: vrouwen bewerkstelligden allerlei gewoontes die later als tradities werden beschouwd. Daar had de gesloten gemeenschap weer baat bij.
Ik heb nog veel ongebruikt materiaal waarmee wellicht nog iets gedaan kan worden. Het is trouwens ook interessant om onderzoek te doen naar andere lokale elites. Denk bijvoorbeeld eens aan de vrouwen van jeneverstokers in Schiedam. Ongetwijfeld speelde de vrouwelijke helft ook in deze ondernemerselite een onmisbare rol.’
FAMILIEZOET. VROUWEN IN EEN ONDERNEMERSELITE, ENSCHEDE 1800-1940, door Tina Hammer-Stroeve. 256 p. Walburg Pers, ƒ69,50
Dit artikel is exclusief voor abonnees