De wederopbouw van de economie ging in Nederland boven het rechtsherstel van Nederlanders – met name Joden – die tijdens de oorlog al hun rechten en bezittingen hadden verloren. Schrijnende beslissingen waren daardoor schering en inslag, schrijft rechtsfilosoof en -historicus Wouter Veraart. Omdat De Gaulle de fouten van het collaborerende Vichy-regime wilde rechtzetten, was dat in Frankrijk heel anders.
door Pieter Wybenga
De kampen Vught en Westerbork werden in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers gefinancierd met geroofd Joods geld. Na de bevrijding weigerde toenmalig minister van Financiën Pieter Lieftinck om deze kosten te vergoeden. Tevergeefs klopten de oorspronkelijke eigenaren van het geld bij de Nederlandse staat aan voor een schadevergoeding.
Veel Nederlandse burgers, voornamelijk Joden, waren tijdens de Tweede Wereldoorlog het slachtoffer van ontrechting: ze verloren alle rechten die een menswaardig bestaan garandeerden en hun bezittingen werden hun ontnomen. Na de bevrijding kwam het rechtsherstel op gang: het grootschalige proces dat dit immateriële en materiële onrecht ongedaan moest maken. Maar, zo stelt rechtsfilosoof en rechtshistoricus Wouter Veraart in zijn proefschrift, een merkwaardige visie op het rechtsherstel in Nederland heeft ervoor gezorgd dat schrijnende beslissingen, zoals de weigering van Lieftinck om de kosten van de genoemde concentratiekampen te vergoeden, schering en inslag waren.
Rechtsherstel werd gezien als slechts een van de vele maatregelen die nodig waren voor de economische wederopbouw. En Lieftinck vreesde dat alle schadevergoedingen die bij het herstel kwamen kijken die wederopbouw zouden schaden. De opkrabbelende economie kreeg voorrang boven rechtsherstel van de Joden. Volgens Veraart had dat juist andersom moeten zijn.
‘Bij ontrechting worden mensen uit de rechtsorde verwijderd, ze zijn dan geen burgers meer,’ vertelt Veraart. ‘Het eerste wat na de bevrijding had moeten gebeuren was dit kwalijke proces terugdraaien. Rechtsherstel is een vereiste voor de terugkeer naar een democratische rechtstaat.’ Doordat dit inzicht ontbrak, moesten de Joden elke keer een harde strijd aangaan om hun rechten en goederen te herwinnen.
Veraart vergelijkt de Nederlandse aanpak in zijn proefschrift met het naoorlogse rechtsherstel in Frankrijk. ‘En dat legt precies de zere plekken van de Nederlandse aanpak bloot.’ In Frankrijk werd rechtsherstel wél beschouwd als een vereiste voor de terugkeer naar de democratische rechtsstaat en kreeg het daarom voorrang. Dit werd door de Franse regering vastgelegd in strakke regels, waaraan de rechter zich diende te houden. Veel slachtoffers van ontrechting konden daarom rekenen op een snelle en bevredigende afhandeling. Ze hoefden niet te vrezen voor een felle belangenstrijd met de staat of met de nieuwe bezitters van de bezittingen die hun ontnomen waren.
Volgens de architect van het Nederlandse rechtsherstel, de jurist J. Eggens, moest de procedure echter in handen komen van een aantal bekwame mannen met grote beoordelingsvrijheid. Deze heren moesten in elke zaak, zonder dat er duidelijke regels bestonden die de Joden verzekerden van rechtsherstel, naar eigen inzicht een oordeel vellen en de belangen tegen elkaar afwegen.
Het gevolg, volgens Veraart: ‘De Joden moesten voor elk verloren recht en goed soebatten om het weer terug te krijgen. Vaak nam men genoegen met minder: een schikking of compromis, waarbij water bij de wijn werd gedaan. Ik ben van mening dat je dat niet kunt vragen van mensen wie op een dergelijke inhumane wijze hun rechten zijn ontnomen.’
Het verschil in visie en aanpak van het rechtsherstelproces in Nederland en Frankrijk heeft volgens Veraart een belangrijke historische oorzaak. De Nederlandse regering weigerde de verantwoordelijkheid te nemen voor het onrecht dat de bezetter had aangericht. Charles de Gaulle, leider van de vrije Fransen, was er juist alles aan gelegen om de activiteiten van het collaborerende Vichy-regime ongedaan te maken.
Veraart: ‘De Gaulle moest zich bewijzen als democratisch leider. Hij was de tegenpool van Vichy.’ Wilde Frankrijk terugkeren naar een democratische republiek, dan moesten de slachtoffers in hun rechten worden hersteld. Veraart noemt ook het verschil in ervaring met de problematiek tussen Nederland en Frankrijk. ‘De Fransen waren gepokt en gemazeld. In hun eerder bevrijde kolonie Algerije hadden ze al gezien hoe rechtsherstel níét moest verlopen.’
Is de Nederlandse aanpak dan op alle fronten fout geweest? ‘Ach, uiteindelijk is het op materieel vlak voor vele slachtoffers van ontrechting toch nog redelijk goed gekomen,’ zegt Veraart. ‘Dit is echter voornamelijk te danken aan één enkele Joodse advocaat: Heiman Sanders.’ Sanders heeft zich na de bevrijding op bijna alle terreinen van rechtsherstel met succes sterk gemaakt voor de Joden. Ook hij was de mening toegedaan dat rechtsherstel de enige weg terug was naar een samenleving waarin iedereen gelijk is.
Wouter Veraart, Ontrechting en rechtsherstel in Nederland en Frankrijk in de jaren van bezetting en wederopbouw. 630 p. Kluwer, euro 49,50
Dit artikel is exclusief voor abonnees