Home De vooruitgang

De vooruitgang

  • Gepubliceerd op: 25 november 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Fleuriëtte van de Velde

Proefschriften, lezingen en studies kunnen ons beeld van het verleden ingrijpend veranderen. In Twee eeuwen varen en vechten 1550-1750. Het admiralengeslacht Evertsen geeft Doeke Roos een Zeeuws weerwoord op de ‘hollandocentrische benadering’ van de maritieme geschiedenis.


De Zeeuwen zijn in de maritieme geschiedschrijving van de Republiek nogal eens in een kwaad daglicht gesteld, meent Doeke Roos. ‘Zij stonden bekend als dwarsliggers, die meer belang hechtten aan de financieel aantrekkelijke kaapvaart dan aan het landsbelang.’ Dit negatieve beeld is volgens Roos onterecht. ‘Historici hebben de rivaliteit tussen de zeegewesten Holland en Zeeland altijd door een Hollandse bril bekeken. Zelden raadpleegden zij Zeeuwse archieven of zochten zij naar een verklaring voor het Zeeuwse gedrag. Hierdoor is een eenzijdig beeld ontstaan.’ 

In zijn proefschrift stelt Roos, voormalig zeeman en daarna jarenlang rijksloods in Vlissingen, dit beeld bij. Zo viel het met die dwarsliggerij volgens hem wel mee. ‘De Republiek vormde vooral in naam een eenheid. In praktijk waren de provincies soevereine staten die het eigen belang boven het belang van de Republiek stelden.’ 

Voor de Zeeuwen had het veiligstellen van hun eigen grenzen de hoogste prioriteit. Daarna pas richtten zij zich op vlootzaken van de Republiek. Roos: ‘En dat is niet zo gek als je bedenkt dat Zeeland als buffergewest voortdurend aan de directe dreiging van de Spaanse, en later Engelse vijand blootstond.’ Maar in Holland, waar de vijand ver weg was, had men daar volgens Roos geen begrip voor. Verzoeken van de Zeeuwen om maritieme of financiële bijstand bleven veelal onbeantwoord. 

Dat de Zeeuwen, en vooral de Vlissingers, enthousiaste kaapvaarders waren, zal Roos niet ontkennen. ‘De Spanjaarden noemden kaapvaarders Pitselingos, een verbastering van Vlissingers.’ Roos wijst er echter op dat de kaapvaart, die zich formeel richtte op vijandelijke koopvaarders, een volwaardige oorlogstaak was: ‘De Zeeuwen deden er afbreuk mee aan de economische macht van de vijand.’ 

 Verwijten dat de Zeeuwen weinig bijdroegen aan de vloot van de Republiek wijst Roos van de hand. ‘De Zeeuwse ligging nabij het vijandelijk grensgebied vereiste de onafgebroken inzet van vele kleine oorlogsschepen. Wie spreekt over de geringe Zeeuwse inbreng in de vloot van de Republiek, houdt geen rekening met deze omvangrijke Zeeuwse binnenvloot.’  

Kamikaze
Rode draad in Roos’ beschrijving van de Zeeuwse zeegeschiedenis en de spanning tussen de twee zeegewesten vormt het Vlissingse admiralengeslacht Evertsen. Vijf generaties zijn betrokken geweest bij vele historische gebeurtenissen in de Gouden Eeuw. Stamvader Evert Hendrikse startte een familietraditie van ‘varen en vechten’. Geboren rond 1540 maakte hij de Opstand tegen de Spaanse overheersers mee. Hij wist te voorkomen dat de hertog van Parma in 1588 met zijn troepen van Vlaanderen naar Zeeland overstak. Hij hield zich ook intensief bezig met de kaapvaart van vijandelijke schepen, zodat hij in 1601 als een rijk man stierf. 

Zijn kleinzonen, Johan Evertsen (1600-1666) en zijn broer Cornelis (1610-1666) waren actief tijdens de Engelse Oorlogen. Johan bracht het als eerste Evertsen tot luitenant-admiraal van Zeeland, de hoogste functie binnen de provinciale marine. Tussen 1650 en 1720 bekleedden de Evertsens deze functie 54 jaar lang. Roos: ‘Bij alle belangrijke zeeslagen tussen 1550 en 1750 was het geslacht Evertsen betrokken. Aan de Slag bij Lowestoft (1665) deden maar liefst vijf Evertsens mee.’ 

Ondanks hun indrukwekkende staat van dienst zijn de Evertsens nooit doorgedrongen tot de top van nationale marine. Volgens Roos had dit een politieke reden. ‘De Evertsen waren oranjegezind. De staatsgezinde Hollandse regenten moesten daar niet veel van hebben, bang als ze waren hun privileges kwijt te raken aan een sterk heerser. De Hollanders weigerden een Oranjegezinde Zeeuw aan te stellen als leider van de vloot van de Republiek.’ Michiel de Ruyter, de beroemde stadgenoot van de gebroeders Evertsen, vormt hierop een uitzondering. Volgens Roos komt dat doordat hij niet bekendstond om zijn prinsgezindheid. 

In Roos’ onderzoek naar de varende Evertsens komen ook hun collega’s in beeld. Onder hen Witte de With, die in 1637 werd aangesteld als vice-admiraal van Holland. Roos uit in zijn proefschrift felle kritiek op wat hij noemt de verheerlijking van Witte de With. ‘De Evertsens vonden dat ”mannelijcke dapperheid” gepaard diende te gaan met ”couragieuze voorsigtigheid”. Maar Witte de With nam het met die voorzichtigheid niet zo nauw. Met zijn roekeloze gedrag joeg hij officieren en bootsvolk tegen zich in het harnas. Hij was een kamikaze, die bovendien op zijn eigen mensen schoot. De benaming ”zeeheld” verdient hij niet. De Koninklijke Marine zou er goed aan doen in de toekomst geen schepen meer naar deze man te vernoemen!’ 

Voor Roos zijn de echte zeehelden de onbekende mannen die op de donkere tussendekken de kanonnen bedienden. ‘Hun verhalen zijn nooit opgeschreven. Over hun heldendom wordt daarom niet gesproken. Aan dit bootsvolk heb ik mijn boek opgedragen.’ 

Twee eeuwen varen en vechten 1550-1750. Het admiralengeslacht Evertsen door Doeke Roos. 495 p. Uitgegeven in eigen beheer (tel. 0118-467869), euro 27,50.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.