Home De vooruitgang

De vooruitgang

  • Gepubliceerd op: 21 maart 2005
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Marianne Wilschut

Proefschriften, lezingen en studies kunnen ons beeld van het verleden ingrijpend veranderen. Geert Janssen toont in zijn proefschrift aan dat de maatschappelijke verhoudingen in de Republiek bepaald werden door vriendjespolitiek en cliëntelisme.

 
Hardwerkende calvinisten die wars waren van decadent gedrag en tolerant ten opzichte van andere bevolkingsgroepen. Dat is zo’n beetje het gangbare beeld van Nederlanders in de Gouden Eeuw. Uit de dagboeken en correspondentie van stadhouder Willem Frederik van Nassau (1613-1664) kreeg historicus Geert Janssen een heel andere indruk van de vroegmoderne Nederlandse samenleving. De politieke en sociale verhoudingen in de Republiek werden gedomineerd door cliëntelisme en vriendjespolitiek. 
           
De laatste zeven dagen van zijn leven hield Willem Frederik van Nassau via briefjes contact met zijn familie, personeel en regenten. De graaf moest zijn toevlucht nemen tot deze krabbeltjes, omdat hij niet meer kon praten nadat hij zich tijdens het schoonmaken van een van zijn pistolen door het hoofd had geschoten. Zijn laatste kattebelletjes zijn slechts een fractie van de stapel egodocumenten die de stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe naliet. Voor Janssen waren de brieven, dagboeken en almanakken van de directe voorvader van koningin Beatrix een ideale bron om onderzoek te doen naar de machtsverhoudingen in de zeventiende eeuw. 
           
Willem Frederik had namelijk de gewoonte om in almanakken aantekeningen te maken van de gesprekken die hij die dag had gevoerd. Als geheugensteuntje noteerde hij daarbij alle door hem verleende en ontvangen diensten. ‘Deze almanakken zijn een soort kasboeken,’ typeert Janssen de kladschriften. ‘Niet van financieel, maar van sociaal kapitaal.’ 
           
Omdat patroon-cliëntverhoudingen zelden worden vastgelegd in de vorm van contracten, zijn ze voor historici vaak lastig bloot te leggen. Dergelijke relaties zijn meestal gebaseerd op ongeschreven regels, impliciete verwachtingen of stilzwijgende afspraken. ‘Cliëntelisme is de kunst van het aan je binden en verplichten van mensen. Dergelijk gedrag zet je meestal niet op papier,’ zegt Janssen, die voor zijn promotieonderzoek ook sociologische studies over de Siciliaanse maffia raadpleegde. Willem Frederik vormde een uitzondering op die regel. 

Wit voetje
Nadat zijn oudere broer Hendrik Casimir op het slagveld was gesneuveld, werd Willem Frederik in 1640 onverwachts stadhouder van Friesland. Zijn achterneef Frederik Hendrik van Oranje, de stadhouder van Holland, aasde echter ook op deze provincie. De eerste jaren in functie waren voor Willem Frederik dan ook tropenjaren. Hij trachtte zijn machtspositie te versterken zonder zijn machtige verwanten in Den Haag voor het hoofd te stoten. 
           
Willem Frederik slaagde daar buitengewoon goed in. Tien jaar na zijn aantreden had hij een stevige poot aan de grond in Friesland en had hij ook het stadhouderschap van Groningen en Drenthe binnengesleept. Daarnaast wist hij de banden met de Oranjes aan te halen door Albertine Agnes, een van de dochters van Frederik Hendrik, in 1652 te strikken als bruid. 
           
Als stadhouder ontpopte Willem Frederik zich als een echte patroon. Omdat hij veel ambten te vergeven had, waaronder burgemeesterschappen en hoge posities in het provinciaal bestuur, kreeg hij talloze kandidaten over de vloer die natuurlijk graag een wit voetje wilden halen bij de graaf. Als de functie eenmaal vergeven was, zorgde Willem Frederik ervoor dat hij het contact met zijn cliënt warm hield voor het geval hij op zijn beurt een gunst nodig had, bijvoorbeeld door af en toe met hem te gaan eten. 
           
In 1652 opende Willem Frederik zijn dagboek met de constatering: ‘Als men mij iets aanbeveelt dat me wel aanstaat en ik ben geneigd om het te doen, moet ik het zo doen voorkomen alsof ik het juist niet graag doe of doen kan. Want als het dan toch gebeurt dan zullen diegenen die het mij aanbevolen hebben, daardoor des te meer aan mij verplicht en gebonden zijn, en kan ik hen op een ander moment des te beter gebruiken, als ik hun diensten nodig heb.’ 
           
Een sluwe gedachte van iemand die ongetwijfeld een hoge sociale intelligentie bezat. Maar om Willem Frederik een meester in het manipuleren van mensen te noemen gaat volgens Janssen te ver. ‘Dan zou je daar ook melding van moeten vinden in geschriften van tijdgenoten,’ zegt hij. ‘Maar ik ben in geen enkele beschrijving van Willem Frederik tegengekomen dat hij bijzonder welbespraakt was of iets dergelijks.’ 

De Baes
Het is waarschijnlijker dat de manier van doen van de graaf Van Nassau in die tijd de gewoonste zaak van de wereld was. En dat zal even schrikken zijn voor iedereen die dacht dat het er aan de Nederlandse hoven anders aan toeging dan in bijvoorbeeld Versailles. Volgens Janssen was zelfs de hele vroegmoderne Nederlandse samenleving doortrokken van patroon-cliëntverhoudingen. Het idee dat de Republiek een burgerlijke en daarmee een egalitaire samenleving was, klopt volgens hem dan ook niet. 
           
Behalve zijn almanakken hield Willem Frederik ook meer persoonlijke dagboeken bij. Hierin trachtte hij rekenschap af te leggen aan God. Zijn belevenissen probeerde hij een soort spirituele betekenis te geven en in de familietraditie te plaatsen. Familie was enorm belangrijk voor Willem Frederik. Hij bracht dan ook een groot deel van zijn tijd door aan het hof in Den Haag, waar hij op zijn beurt cliënt was van Frederik Hendrik en later Willem II. In zijn dagboeken refereerde hij aan beiden steevast als ‘De Baes’. 
           
In de geschiedschrijving wordt Willem Frederik nogal eens de schuld in de schoenen geschoven voor de mislukte poging van Willem II om het onberekenbare Amsterdam in te nemen. Diegenen die dat beweren hebben een verkeerd beeld van de verhoudingen aan het hof, vindt Janssen. ‘Willem Frederik stond duidelijk lager in de sociale rangorde en was helemaal niet in de positie om dit idee uit het hoofd van Willem II te praten.’ 

Dit najaar verschijnt bij Amsterdam University Press een handelseditie van het proefschrift ‘Creaturen van de Macht, cliëntelisme bij Willem Frederik van Nassau (1613-1664)’ door Geert Janssen. 

[

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.