Home De Vooruitgang

De Vooruitgang

  • Gepubliceerd op: 23 juni 2005
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Marieke Prins

Proefschriften, lezingen en studies kunnen ons beeld van het verleden ingrijpend veranderen. Marloes Schoonheim concludeert in haar proefschrift dat de biecht en het moederschapsideaal belangrijke redenen waren waarom Nederlandse katholieken nog tot ver in de twintigste eeuw grote gezinnen hadden.


‘Moeders, zorg dat u op uw sterfbed, met uw kinderen rondom u, niet hoeft te denken: hier hadden meer van mij kunnen staan,’ zei een pater in de eerste helft van de twintigste eeuw. Dit staat in een van de brieven die historicus Marloes Schoonheim (1976) gebruikte voor haar proefschrift Mixing Ovaries and Rosaries. Catholic Religion and Reproduction in the Netherlands, 1870-1970. Wereldwijd stimuleerden katholieke geestelijken gezinnen met veel kinderen, maar nergens bleven die zo lang zo groot als in Nederland.

Terwijl de geboortecijfers in West-Europa in de tweede helft van de negentiende eeuw daalden, gebeurde dat in de Nederlandse katholieke provincies Noord-Brabant en Limburg pas vanaf 1900. Gezinnen met meer dan tien kinderen bleven daar heel gewoon. Dankzij deze twee provincies waren de Nederlandse geboortecijfers hoger dan die van bijvoorbeeld België. Tot de jaren zestig; toen daalden de katholieke geboortecijfers ineens drastisch, zelfs tot onder die van de rest van Nederland.

Schoonheim onderzocht waarom de vruchtbaarheid van de Nederlandse katholieken in de periode tussen 1870 en 1970 zo groot was. De combinatie demografie en religie is lastig volgens Schoonheim. ‘Demografen waren lange tijd huiverig om in te gaan op het zo weinig concrete onderwerp godsdienst. Toch is dat wel nodig. In mijn onderzoek heb ik de invloed van het katholicisme op geboortecijfers op drie niveaus bekeken: nationaal, regionaal en individueel.’

Waarom waren de geboortecijfers in Nederland hoger dan bijvoorbeeld in Spanje, dat katholiek is en waar de industrialisatie ook laat was, net als in Nederland? De verzuiling was cruciaal, constateerde Schoonheim in haar onderzoek op landelijk niveau. ‘Katholieken zaten, net als leden van andere gezindten, opgesloten in hun eigen groep, met een katholieke bakker en katholieke verenigingen. Maar de katholieke zuil was, anders dan de versplinterde protestantse, ook nog eens onverdeeld conservatief en trouw aan de leer. Bovendien stimuleerde de overheid de bemoeienissen van de zuilen met de persoonlijke levenssfeer. En de regering, waarin altijd een confessionele partij zat, was erg vóór het bevorderen van de zedelijkheid.’

Coïtus interruptus
De grote invloed van de kerk manifesteerde zich uiteindelijk op individueel niveau. Om die te traceren maakte Schoonheim gebruik van de reacties op een oproep van journaliste Marga Kerklaan. In 1985 stelde zij lezers van de KRO-gids vragen als: ‘Had u een grote familie omdat u dat zelf wilde?’ En: ‘Hebben de strikte regels omtrent sexualiteit u de kerk uit gejaagd?’

‘Als je naar de biechtvader rende na de coïtus interruptus,’ antwoordde een lezeres, ‘dan zei hij: “Wees maar blij dat je niet overreden bent terwijl je de straat overstak, want dan had een zee van vuur je verzwolgen.”‘ Een 34-jarige vrouw met zeven kinderen, die dat wel genoeg vond, schrijft: ‘Mijn man ging altijd met de kinderen naar de zondagsmis. Ik de eerste jaren nog wel, maar ik dorst gewoon niet. Want ik dacht altijd: ik doe steeds meer heiligschennende doodszonden.’

Schoonheim maakt wel de kanttekening dat de brieven niet representatief zijn voor de ervaringen van alle katholieken. Moeders van grote gezinnen en vrouwen met extreme ervaringen zijn oververtegenwoordigd. ‘Maar juist daarom laten ze wel alle verschillende manieren van beïnvloeding zien.’

Vooral het belang van de biecht kan niet overschat worden, aldus Schoonheim. ‘Het was een van de meest effectieve middelen van geboortebevordering. Via de biecht kon de pastoor bijhouden wie zich aan de regels hield. De biecht ging bijna alleen over voortplantingszaken.’ Een vrouw die in 1943 trouwde, schreef: ‘Als je ging biechten – ik begrijp nu nog niet, dat wij ons zoveel lieten wijsmaken -, moest je dikwijls tegen zo’n pastoor zeggen hoe je het precies deed in bed.’ Kunstmatige manieren van geboortebeperking waren een doodzonde, net als coïtus interruptus. Voor periodieke of algemene onthouding kon een echtpaar in heel uitzonderlijke omstandigheden toestemming krijgen.

Voor wie echt niet meer kinderen wilde was er binnen de kerk één ontsnappingsroute: een soepeler biechtvader zoeken. Een man die voorzorgsmaatregelen had genomen omdat de dokter vond dat zijn vrouw geen kinderen meer moest krijgen, kreeg geen absolutie van zijn priester; de geestelijke schoof met een knal het schuifje dicht. De man vertrok toen onder aansporing van zijn woedende vrouw naar een klooster; de broeder daar reageerde laconieker. Maar alleen de brutalen hadden de moed hun eigen pastoor te verlaten.

Naïef
Volgens de kerk was het grootbrengen van kinderen en het besturen van het huishouden de lotsbestemming van vrouwen. Alleen zo zouden ze gelukkig kunnen worden. De briefschrijvers zagen anno 1985 nog steeds iets moois in dit ideaal. Enkelen schrijven over hun bewondering voor hun moeders én vaders. ‘Als ik terugdenk aan vroeger, dan doe ik dat met respect voor het grote vertrouwen dat onze ouders opbrachten. Ik kan me ergeren als er soms gedaan wordt alsof alles naïef was.’ En: ‘Onze ouders leefden geheel verantwoord, blijmoedig zichzelf wegcijferend voor een groot kindertal, waar zij heel rechtschapen, fijne mensen van gemaakt hebben.’ Schoonheim: ‘Verzuiling, moederschapsideaal en biecht – de druk was praktisch onontkoombaar. Het was een bijna perfect systeem.’

Uiteindelijk daalden ook in Brabant en Limburg de geboortecijfers. Wat bepaalde de overstap naar ‘modern reproductiegedrag’? Het onderzoek op regionaal niveau kon hier meer over zeggen. Een grotere mate van industrialisatie, een modernere landbouw, de aanwezigheid van inwoners van andere gezindten en een grotere mobiliteit bleken belangrijke factoren. Die variabelen kwamen overeen met een lager kindertal, én een lagere kiezerstrouw. Schoonheim: ‘Opvallend was dat lagere geboortecijfers precies samenvielen met afwijkend stemgedrag in de onderzochte gemeentes. In dorpen waar veel inwoners bij de Tweede-Kamerverkiezingen in 1933 stemden op een andere partij dan de Rooms-Katholieke Staatspartij, waren ook de gezinnen kleiner.’

Het aantal kinderen per katholiek gezin daalde in de jaren zestig en zeventig ineens drastisch. Tegelijkertijd ontstond binnen de Nederlandse katholieke kerk discussie over de conservatieve leer met zijn strikte seksuele moraal. Wellicht als reactie op de zware druk van voorheen werden de Nederlandse katholieken de meest rebelse ter wereld. ‘Ratzinger, nu paus Benedictus, heeft Nederland helemaal opgegeven,’ is Schoonheims inschatting.

Mixing Ovaries and Rosaries. Catholic Religion and Reproduction in the Netherlands, 1870-1970
door Marloes Schoonheim. 280 p. Aksant, 29,90

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.