Home DE VERDWIJNENDE HEMEL. OVER DE CULTUUR VAN EUROPA IN DE TWINTIGSTE EEUW

DE VERDWIJNENDE HEMEL. OVER DE CULTUUR VAN EUROPA IN DE TWINTIGSTE EEUW

  • Gepubliceerd op: 6 februari 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Wim Berkelaar

Het zal april 1981 zijn geweest. Na het mondeling tentamen Duits vroeg de docente wat en waar ik ging studeren. Na mijn antwoord (geschiedenis in Utrecht) zei ze: ‘Dan krijg je ongetwijfeld les van mijn broer’. Die broer was H.W. von der Dunk. Daar had ik toen nog nooit van gehoord, maar dat zou snel veranderen. Von der Dunk bleek een fenomeen, wiens hoorcolleges je ademloos volgde. Bij hem geen droge opsomming van gegevens die werden afgelezen van papier, maar een twee uur durend betoog uit het hoofd dat veel weg had van een conference.

        De man met het kleine postuur dwong met zijn eruditie respect af bij studenten en had talentvolle en loyale medewerkers (Jan Bank, Maarten van Rossem) om zich heen verzameld. Maar hij werd in Utrecht ook geminacht, vooral door de sociaal historici. Zij vonden Von der Dunk vooral een praatjesmaker die nog nooit een archief van binnen had gezien. Daar hadden de critici een punt: afgezien van zijn proefschrift Der Deutsche Vormärz und Belgien 1830- 1848 (1966) was geen van zijn publicaties gebaseerd op primaire bronnenstudie. Von der Dunk was meer het type historicus dat het werk van anderen samenvatte en aan een groot publiek presenteerde in een wat gezwollen maar altijd leesbare stijl.
        Geslaagde voorbeelden van zulke studies zijn Conservatisme (1976) en Voorbij de verboden drempel. De shoah in ons geschiedbeeld (1990). De kwalificatie ‘eenvoudig popularisator’ zou Von der Dunk echter te kort doen, want daarvoor is hij te eigenzinnig. Zonder enig ontzag voor gevestigde reputaties velde hij zijn oordelen over gevierde vakgenoten. Bekend is zijn snoeiharde recensie van Pressers standaardwerk Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 1940-1945 die door het Tijdschrift voor Geschiedenis werd geweigerd.
        Zelfvertrouwen, eigenzinnigheid en gebrek aan ontzag voor gevestigde reputaties kenmerkten ook de Utrechtse hoogleraar P. Geyl (1887-1966). Geen wonder dat Von der Dunk zijn leerling werd. Ze hadden nog meer gemeen: een hang naar journalistiek en een onnederlandse kijk op de van zelfgenoegzaamheid barstende vaderlandse geschiedenis. De Duitse Nederlander Von der Dunk en de anglofiel Geyl hebben die zelfgenoegzaamheid altijd met genoegen bekritiseerd.
        Tussen de twee verwante zielen bestaat echter ook een opmerkelijk verschil: waar Geyl zijn belangrijkste werk (Geschiedenis van de Nederlandse stam) in het begin van zijn loopbaan schreef, markeert het hoofdwerk van Von der Dunk het einde van zijn carrière. Zijn zojuist verschenen magnum opus De verdwijnende hemel. Over de cultuur van Europa in de twintigste eeuw is zijn saluut aan historisch Nederland.

Sex Pistols
Von der Dunk heeft nadrukkelijk een cultuurgeschiedenis van Europa willen schrijven. Maar wat is cultuur? Is dat de muziek van componisten als Bach of ook van punkgroepen als de Sex Pistols? Von der Dunk maakt in zijn verantwoording duidelijk cultuur breed op te vatten: naast klassieke muziek komt ook popmuziek aan bod. Maar hij doet dat niet van harte. Als typisch Duitse Bildungsburger hecht Von der Dunk aan ‘hogere’ cultuur en beziet met lede ogen de onmiskenbare vervlakking die zich momenteel voltrekt. Hij is dan ook het best op dreef als hij schrijft over de tijd waarmee hij zich verwant voelt: de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw.
        Von der Dunk opent met een lange terugblik op de negentiende eeuw. Daarbij valt onmiddellijk op dat hij nooit een sociaalhistoricus is geweest zoals zijn generatiegenoten Theo van Tijn en Ger Harmsen. Zijn beschrijvingen van het arbeidersbestaan aan het einde van de negentiende eeuw zijn plichtmatig en weinig overtuigend. In contrast daarmee staat zijn bloemrijke beschrijving van de adel en monarchie, waarvan Europa in 1914 nog was vergeven. Von der Dunk beschrijft hoe adel en monarchie de schone schijn nog wisten op te houden, maar hun gezag met het jaar zagen afbrokkelen.
        Het best op dreef is hij als hij de twee grote geestesstromingen aan de vooravond van de twintigste eeuw, Verlichting en Romantiek, behandelt. Von der Dunk toont aan dat de aanvankelijk gescheiden tradities eind negentiende eeuw hand in hand gaan: het vooruitgangsoptimisme, dat wordt gevoed door de snelle ontwikkelingen in de (natuur)wetenschap, wordt begeleid door een groot pessimisme. De industrialisatie riep afkeer van en angst voor de massa op.
        Von der Dunk beschouwt Verlichting en Romantiek niet slechts als hoge cultuur, maar behandelt ze consequent in samenhang met de maatschappelijke ontwikkelingen van die tijd. Zo weet zijn cultuurgeschiedenis de zo steriele esthetiek te vermijden die boeken van kunsthistorici vaak kenmerkt. Toch heeft dat ook een nadeel: als hij bij de twintigste eeuw is aangekomen, krijgen de politieke beschouwingen de overhand.
        Dat is niet onbegrijpelijk: communisme, fascisme en (nationaal-) socialisme zijn natuurlijk politieke bewegingen die immense invloed hadden op de cultuur van die dagen, temeer daar deze stromingen tevens culturele fenomenen van de eerste orde waren. Maar waarom heeft Von der Dunk de militaire verwikkelingen van de Eerste en Tweede Wereldoorlog nog eens uitgebreid beschreven? Hier wreekt zich dat er, afgezien van Meulenhoff-redacteur Wil Hansen, geen meelezers lijken te zijn geweest. Die hadden Von der Dunk er op kunnen wijzen dat die beschrijvingen geen doel dienen. Hij had zich beter kunnen beperken tot een interpretatie van de betekenis van beide oorlogen voor de twintigste eeuw.

Neurenberg
Eigenlijk geldt dit bezwaar het hele boek. Het is alsof Von der Dunk geen keuze heeft kunnen maken tussen het schrijven van een handboek en een persoonlijk getinte geschiedschrijving van de twintigste eeuw. Nu valt het boek tussen wal en schip: als handboek is het ongeschikt omdat het te persoonlijk van toon is, maar de persoonlijke visie van Von der Dunk raakt weer ondergesneeuwd door zijn drang naar volledigheid. Hij heeft zoveel willen bespreken (ook onderwerpen waarmee hij eigenlijk niets heeft) dat hij soms flink de mist ingaat.
        Essayist Rob Hartmans heeft in De Groene Amsterdammer al enkele krasse blunders opgesomd. Zo wees hij op de reacties van gereformeerden op de theologie van de protestantse theoloog Karl Barth. De Zwitserse theoloog zou volgens Von der Dunk veel bijval hebben gekregen van Nederlandse gereformeerden met zijn vernieuwing van de theologie. Het was echter precies andersom: de gereformeerden beschouwden Barth als een gevaarlijke nieuwlichter. Vermoedelijk heeft Von der Dunk hier onbekommerd gereformeerden en hervormden door elkaar gehusseld; de hervormden waren wel van Barth gecharmeerd in het interbellum.
        Had hij zich maar beperkt tot een beknoptere, scherpere interpretatie van de twintigste eeuw. Dan zouden zijn prachtige passages en scherpe oordelen veel beter uit de verf zijn gekomen. Zoals zijn oordeel over het proces van Neurenberg, waar in 1946 de belangrijkste kopstukken van Nazi-Duitsland werden berecht door de overwinnaars Engeland, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Von der Dunk plaatst enkele fundamentele kanttekeningen bij dit proces. Neurenberg was geen internationaal gerechtshof, waarin de hele internationale gemeenschap was vertegenwoordigd. Het gerechtshof bestond slechts uit de overwinnaars: Engeland, Frankrijk, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. De Sovjet- Unie had daarbij geen sterke papieren: het communistische regime had in 1939 immers besloten tot een geheime deling van Polen, waardoor Hitler de vrije hand kreeg zijn vurig gewenste oorlog te beginnen. Maar ook het Westen, dat de Anschluss van Oostenrijk en de bezetting van Tsjecho-Slowakije zonder slag of stoot toeliet, was niet onbesproken.         
        Natuurlijk is Von der Dunk genuanceerd genoeg om in te zien dat ‘Neurenberg’ beantwoordde aan een ‘rechtsgevoel’ dat schreeuwde om veroordeling van de nazi’s, maar die kanttekeningen staan er toch maar. Zo had je meer Von der Dunk en minder handboek willen lezen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.