Het zakenblad Quote maakt elk jaar een lijst van de 500 rijkste Nederlanders. Historisch Nieuwsblad ging op zoek naar de rijkste Nederlanders uit het verleden.
Per eeuw (de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw) zijn de allerrijksten uitgekozen. Het resultaat: de top-tien hieronder. De twintigste eeuw, met superrijken als Jacob Theodoor Cremer (tabaksplantages in Indië), Daniel George van Beuningen (Steenkolenhandelsvereniging), Henri Deterding (Shell) en Anton Philips is een apart onderzoek waard.
Alle bedragen zijn omgerekend naar de huidige waarde. Op de lijst van Quote komt een tiental miljardairs voor. Onze lijst kent er geen enkele. Houden we er echter rekening mee dat we nu met z’n allen tien keer rijker zijn dan de Nederlandse bevolking in 1800 (en zelfs 18 keer rijker dan de bevolking in 1600), dan slaan de rijken uit het verleden geen slecht figuur vergeleken met de allerrijksten van Quote.
10. Dirck van Os (1560-1615) – Koopman
€ 2.824.389
Komt na de inname van Antwerpen door de Spanjaarden via Middelburg in 1588 aan in Amsterdam. Dirck verkoopt graan, leer, traan, zout en edelstenen. Hij drijft handel op Rusland, Frankrijk, Duitsland en Italië, en is financier van de drooglegging van de Beemster. Maakt fortuin met de Oost-Indische handel; in 1602 is zijn kantoor de plek waar Amsterdammers hun inschrijvingen in de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) laten registreren. Zelf investeert Dirck, samen met zijn broer Hendrick, maar liefst euro 648.809 in de VOC. Acht jaar later zijn die aandelen euro 1.326.780 waard.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
9. Jacob Poppen (1576-1624) – Koopman en burgemeester van Amsterdam
€ 10.119.822
Zijn vader Jan Poppen trekt vanuit het Noord-Duitse Holstein naar Amsterdam. Jan is van ‘geringe stand’, want slechts bediende van Hans Simonsz de Oude, een welgesteld korenkoper. Er wordt wel gezegd dat zijn achternaam een verbastering is van ‘Poep’ – een scheldnaam voor Duitsers. Door zijn (tweede) huwelijk met Lijsbeth Pietersdochter wordt hij zwager van zijn patroon en verbetert zijn positie flink.
In 1579 staat Jan te boek als ‘coopman’. Hij is initiatiefnemer van de directe vaart op Oost-Indië en behoort tot de eerste bewindhebbers van de VOC. Hij laat een schitterend huis – de Gulden Steur – bouwen op de Kloveniersburgwal en wordt begraven in het Hoge Koor van de Oude Kerk, wat slechts voor de zeer welgestelden is weggelegd.
Zoon Jacob is niet alleen koopman, maar bekleedt ook tal van publieke functies. In 1621, 1622 en 1624 is hij burgemeester van Amsterdam. Hij verwerft een prachtige buitenplaats in de Beemster.
8. Pieter de la Court van der Voort (1664-1739) – Lakenfabrikant en belegger
€ 10.251.840
Kleinzoon van een Waal die zich in 1613 in Leiden vestigt en zich weet op te werken tot een belangrijk textielondernemer. Als het in 1728 slecht gaat met de lakennering, doekt Pieter zijn fabriek op. Ook uit de textielhandel trekt hij zich terug. Hij treedt toe tot de rangen van de renteniers. Zijn uitgangspunt: spreid risico’s en wantrouw beloften van grote winsten of renten. Engelse effecten zijn bij hem favoriet.
Hij beleeft heftige ruzies met zijn veel minder rijke schoonzoon om geld, tot vermaak van de upper ten van Leiden. En hij verzamelt schilderijen. Op de eerste verdieping van zijn huis aan het Rapenburg zijn drie kamers gereserveerd voor zijn verzameling, waaronder een vrouwenportret van Rembrandt, gekocht voor slechts € 500. Pieter schrijft een boek over tuinaanleg en kweekt de eerste rijpe ananas in Nederland.
7. Nanning van Foreest (1682-1745) – Belegger en burgemeester van Hoorn
€ 10.420.017
‘De familie van Foreest is van den oudsten en grootsten Hollandschen adel en thans zo zeer als ooit in rang en vermogen,’ noteert schrijfster Betje Wolff in 1774. Dat jaar trouwt Nanning van Foreests dochter Agatha met een huisknecht, waarmee zij een geweldig schandaal in Hoornse regentenkringen veroorzaakt. Vader Nanning heeft het niet meer hoeven meemaken. Hij is in 1745 overleden.
Nanning bewoont het allerduurste huis van Hoorn. Hij wordt er in 1724 voor het eerst burgemeester dankzij zijn populariteit onder de burgerij. Hij is bewindhebber van de VOC en van de West-Indische Compagnie (WIC). Nanning is een verdienstelijk speculant; hij verkoopt in 1720 zijn WIC-effecten met een winst van 150 procent.
6. Cornelis De Jonge van Ellemeet (1646-1721) – Ontvanger-generaal van de Republiek der Verenigde Nederlanden
€ 21.201.851
Afstammeling van Zeeuwse regenten die groot worden in de lakenhandel. Cornelis verdient als ontvanger-generaal soms wel euro 200.000 per jaar. Dat vult hij aan met speculatieve beleggingen in effecten en landerijen. Hij laat een prachtig huis bouwen op de Boompjes in Rotterdam; op de binnenplaats een blauw-arduinen gevelplaat waarop al zijn indrukwekkende titels staan uitgemeten. Woont samen met vrouw en diverse vriendinnen. Het verhaal gaat dat hij zijn vrouwen voor het slapengaan zijn neusdoek toewerpt. De vangster mag mee naar bed.
5. Jeronimus de Haze (1651-1725) – Belegger en burgemeester van Amsterdam
€ 26.726.704
Zijn vader Georgio is een zeer voornaam koopman op Italië en de Levant. Jeronimus is bewindhebber van de VOC en de WIC. In de periode 1695-1717 bekleedt hij dertienmaal het burgemeestersambt van Amsterdam. Het grootste deel van zijn vermogen is belegd in Engelse fondsen. Ook heeft hij aandelen VOC en WIC. Woont op de Herengracht in een huis met stal en koetshuis, dat bij zijn overlijden bijna een miljoen euro waard is.
4. Johanna Borski (1764-1846) – Bankierster
€ 50.347.956
Wordt wel ‘de financier van Nederland’ genoemd. Ze is korte tijd de grootste aandeelhouder van De Nederlandsche Bank. Johanna behoedt de Nederlandse staat voor een nationaal bankroet en voorkomt een faillissement van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, een voorloper van ABN Amro. Ze trouwt in 1790 met Willem Borski. Die werkt zich binnen een tiental jaren op van makelaar in graan en rijst tot een machtig commissionair in effecten, de vaste onderaannemer en raadsman van het handels- en bankiershuis Hope & Co bij grote beurstransacties.
Willem, die ooit gezegd schijnt te hebben: ‘Het eerste miljoen is het moeilijkst’, overlijdt plotseling in 1814. Johanna zet het bedrijf voort als de firma weduwe W. Borski. Ze woont op de Keizersgracht, en wie met haar zaken wil doen moet daar langsgaan. Op oudere leeftijd installeert ze zich boven om het traplopen te vermijden. Het verhaal gaat dat een makelaar die de trap niet meer op kan zich in een turfmand omhoog laat hijsen om met de weduwe te onderhandelen. Het grootste deel van het jaar woont Johanna op het schitterende landgoed Elswout in de Kennemerduinen.
3. Willem Scholten (1819-1892) – Industrieel
€ 51.474.464
Grondlegger van de eerste Nederlandse industriële multinational. Bij zijn dood is Scholten eigenaar van 24 fabrieken van aardappelzetmeel, strokarton, suiker en turfstrooisel in Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Polen en Rusland, grootgrondbezitter in de Groningse en Drentse veenkoloniën en grootaandeelhouder van de Holland-Amerika Lijn. Opleiding: niet meer dan een paar jaar lagere school.
Hij trouwt in 1847 met Klaziena Sluis, dochter van een rijke Groningse graanhandelaar. Zij werpt zich op als kassier en hoofdadministratrice van zijn bedrijven. Over die bedrijven oordeelt het socialistische blad Recht voor Allen: ‘Het lijkt daar wel een kerkhof, waar de dooden uit hunne graven zijn opgestaan en er omheen wandelen.’ Scholten bouwt aan de Grote Markt in Groningen het kapitale Scholtenhuis, waar hij met vrouw en kind gaat wonen.
2. Willem Borski II (1799-1881) – Bankier
€ 192.329.342
‘In het midden der negentiende eeuw bestaat het rijkste gezin van Nederland uit vijf leden,’ schrijft een tijdgenoot. Hij doelt op Willem Borski II, diens vrouw en drie kinderen. Willem Borski II is een zoon van Johanna en Willem Borski (zie 4).
Willem verblijft in zijn jeugd lange tijd in Engeland, waar hij invloedrijke mensen leert kennen. Hij is in Nederland nauw betrokken bij de aanleg van het spoorwegennet. Staat bekend als gierig. Op verzoeken van zijn vrouw antwoordt hij altijd: ‘Ik geef liever aan weduwen en wezen.’ Gezellig is hij bepaald niet: ”s Avonds wordt er op Elswout steeds een sigaar gerookt in de kamer van Willem Borski II. Zijn redeneeringen komen altijd hierop neer, dat alle menschen stommeriken zijn behalve hij. Men moet om 20.30 naar bed.’
1. Koning Willem I (1772-1843) – Koning en koopman
€ 261.322.412
Speculaties over het enorme vermogen van de Oranjes zijn al heel oud. Bij het overlijden van Willem I gaan geruchten dat hij 1,5 miljard euro heeft nagelaten. De geruchten zijn niet waar. Zijn vermogen bedraagt ruim 250 miljoen euro. Daarmee is hij toch nog de allerrijkste Nederlander van de negentiende eeuw. Zijn rijkdom heeft hij allereerst te danken aan het kabinet dat hem in 1815 een belastingvrij inkomen van jaarlijks bijna 15 miljoen euro toekent ‘om den luister van het koningschap op te houden’. Dit inkomen toucheert hij vijfentwintig jaar lang! De koning-koopman vermeerdert zijn rijkdom door tal van investeringen in ondernemingen, kanalen, wegen en inpolderingen. ‘Het opstellen van financiële staatjes was zijn fort,’ concludeert een historicus.