Home De Stelling

De Stelling

  • Gepubliceerd op: 24 juni 2013
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Anton van Hooff, Ruth van Oldenziel, James Kennedy
  • 4 minuten leestijd

Anton van Hooff:

‘Succes is een te groot woord, want je kunt altijd kanttekeningen plaatsen bij de effectiviteit van een dergelijk instituut. Zo is niet iedere schuldige gestraft en kun je over sommige vonnissen je bedenkingen hebben. En er spelen natuurlijk altijd politieke overwegingen op de achtergrond mee. Maar over het algemeen zijn de twintig jaar dat het tribunaal nu actief is bevredigend verlopen.

Voor het eerst zijn politiek leiders op grond van bestaande, internationale rechtsnormen opgepakt voor misdaden die onder hun verantwoordelijkheid zijn uitgevoerd. Dat is een enorme stap voorwaarts voor de internationale rechtsorde. Aan de processen van Neurenberg en Tokyo uit de jaren veertig kleeft toch het akelige gevoel van Siegerjustiz. De verliezers werden gepakt, en de normen waarop ze werden veroordeeld werden pas achteraf vastgesteld.

Met het Joegoslavië-tribunaal zijn de internationale rechtsnormen eindelijk geïnstitutionaliseerd. Natuurlijk gaat het nog steeds om de relatief “kleine vissen”, zoals de Servische leider Milosevic. De allergrootste oorlogsmisdadigers, bijvoorbeeld Bush en Blair, worden nog steeds niet gepakt. Maar in de afgelopen decennia is wel grote vooruitgang geboekt in het internationale rechtsbewustzijn. Het idee dat politiek leiders per definitie vrijuit gaan bij misdaden tegen de menselijkheid – ook als het Europeanen betreft – heeft door dit tribunaal een enorme knauw gekregen.’


Ruth Oldenziel:

‘Ik beschouw het Joegoslavië-tribunaal als een verlate, maar succesvolle voortzetting van de processen van Neurenberg. Neurenberg was oorspronkelijk bedoeld als geallieerde veroordeling van de Duitse staat voor het veroorzaken van de Tweede Wereldoorlog. Maar tijdens de processen kwam de focus steeds meer te liggen op de individuele verantwoordelijkheid van de verdachten. Dat was een juridische revolutie. Een staat kon nu indirect, via haar representanten, worden berecht voor misdaden tegen de menselijkheid. En dus ook voor misdaden tegen de eigen burgers.

Het duurde bijna een halve eeuw voordat aan Neurenberg een vervolg kon worden gegeven. Het uitbreken van de Koude Oorlog maakte het onmogelijk om staten via de inmiddels sterk gepolariseerde Veiligheidsraad ter verantwoording te roepen.

Pas in 1993 kon de draad van Neurenberg weer worden opgepakt. Zowel de Amerika als postcommunistisch Rusland zat in zijn maag met de oorlog in voormalig Joegoslavië. De politiek hoopte dat een tribunaal vrede en veiligheid zou brengen. Daarvoor is een rechtbank een oneigenlijk instrument. Maar op het gebied van het internationaal recht is er geweldig werk verzet. De mensenrechten hebben door dit tribunaal concrete betekenis gekregen binnen soevereine staten, bijvoorbeeld in de vorm van uitleveringsverdragen. Bovendien ligt er nu een enorm feitendossier, waarmee de gebeurtenissen zijn gedocumenteerd.’


James Kennedy:

‘Het is natuurlijk geen succes geworden in de zin van dat “het recht heeft gezegevierd”. Bij de oorlogsmisdaden in voormalig Joegoslavië zijn duizenden burgers en militairen betrokken geweest. Daarvan is maar een klein aantal in Den Haag veroordeeld.

Maar als je een vergelijking trekt met de tribunalen uit het verleden, kun je wel van een relatief succes spreken. Dan heb ik het niet alleen over de militaire tribunalen van Tokyo en Neurenberg, maar ook over die in naoorlogs Indië. Daar werden Japanners voor de zogenoemde Indische Temporaire Krijgsraden berecht voor hun gedragingen in de interneringskampen gedurende de Japanse bezetting.

Het Joegoslavië-tribunaal vormt op drie punten een grote verbetering. Ten eerste is de legitimiteit groter, omdat hier veel minder dan bij genoemde tribunalen sprake is van een overwinnaar die eenzijdig bepaalt welke straf de verliezer opgelegd krijgt. Ten tweede hebben de verdachten in Den Haag veel meer rechten, met name waar het een goede verdediging betreft. Ten derde kan in Den Haag geen doodstraf worden uitgesproken.

Door de Indische Temporaire Krijgsraden werd de helft van de beschuldigde Japanners – 226 in totaal – ter dood veroordeeld. Wat dat betreft is het interessant op te merken dat geen land na de oorlog zoveel wraakexecuties uitvoerde als Nederland.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.